ECLI:NL:RBAMS:2016:7999

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
CV EXPL 14-24538
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Telefoonabonnement met toestel en de gevolgen van niet-bepaalde toestelprijs in de overeenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2016, betreft het een geschil over een telefoonabonnement waarbij de toestelprijs niet expliciet in de overeenkomst was vermeld. De eiseres, Gothia BV, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die niet verschenen was. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst tot gebruik van het mobiele telecommunicatienetwerk, waarbij de gedaagde partij maandelijks een abonnementsbedrag verschuldigd was. In een eerder tussenvonnis was de eiseres verzocht om bewijsstukken over te leggen die de kosten van een vergelijkbaar sim-only abonnement konden onderbouwen, maar deze informatie was niet verstrekt.

De kantonrechter oordeelde dat de prijs van de mobiele telefoon, volgens de wettelijke bepalingen van koop op afbetaling, in de overeenkomst moest zijn vastgesteld. Aangezien dit niet het geval was, was de gedaagde partij geen bedragen verschuldigd voor de afbetaling van de telefoon. De kosten voor het gebruik van telecommunicatiediensten waren wel verschuldigd tot het moment van ontbinding van de overeenkomst. De schadevergoeding die de gedaagde partij verschuldigd was, werd geschat op 50% van de resterende abonnementstermijnen na ontbinding.

Uiteindelijk concludeerde de kantonrechter dat het totaalbedrag dat de gedaagde partij aan abonnementskosten verschuldigd was, minder was dan het bedrag dat reeds was betaald. Daarom werd de vordering van de eiseres afgewezen en werd deze in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in overeenkomsten, vooral met betrekking tot de prijs van verstrekte toestellen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 3359173 CV EXPL 14-24538
vonnis van: 28 november 2016
fno.: 17

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Gothia BV

gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht
eiseres
nader te noemen: eisende partij
gemachtigde: Bosveld Gerechtsdeurwaarders en Incasso’s B.V.
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: gedaagde partij
niet verschenen

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 7 maart 2016 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft eisende partij een akte met bewijsstukken in het geding gebracht. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Eisende partij is bij voormeld tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om een toelichting te verschaffen en om bewijsstukken in het geding te brengen die die toelichting ondersteunen.
De onderhavige vordering is gegrond op een overeenkomst tot gebruik van het mobiele telecommunicatienetwerk van een telefoonprovider, waarbij aan de gedaagde partij een telefoon is verstrekt.
Op grond van de overeenkomst is gedaagde partij maandelijks een abonnementsbedrag verschuldigd. In het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1385, is geoordeeld dat in een geval als het onderhavige, een deel van die abonnementskosten betrekking hebben op het gebruik van het telecommunicatienetwerk (belcomponent) en een deel op de afbetaling van de mobiele telefoon.
Voor het deel dat betrekking heeft op de afbetaling van de telefoon zijn de wettelijke bepalingen van koop op afbetaling van toepassing. Ingevolge artikel 7A:1576 lid 2 BW dient in de overeenkomst de prijs van de mobiele telefoon te zijn bepaald. Aan die voorwaarde is voldaan indien de prijs uitdrukkelijk in de overeenkomst is vermeld. Indien dat niet het geval is, is de overeenkomst voor wat betreft het deel dat betrekking heeft op het ter beschikking stellen van de telefoon en de verplichting tot betaling van het abonnementsdeel dat ziet op afbetaling van de telefoon, niet van kracht geworden (zie HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:236.
In het onderhavige geval is de prijs van de telefoon niet in de overeenkomst bepaald, althans heeft eisende partij onvoldoende gesteld om vast te kunnen stellen dat de prijs bepaald is. Dit betekent dat gedaagde partij geen bedragen verschuldigd is geworden die betrekking hebben op afbetaling van de telefoon. Voor zover er voor dat deel wel abonnementstermijnen zijn betaald, is dat onverschuldigd.
De kosten voor het abonnementsdeel dat betrekking heeft op het gebruik van telecommunicatiediensten zijn wel verschuldigd, in beginsel tot het moment dat de overeenkomst is ontbonden. Indien de overeenkomst is ontbonden, is gedaagde partij als gevolg van de ontbinding een schadevergoeding verschuldigd die wordt geschat op 50% van de na ontbinding van de overeenkomst resterende abonnementstermijnen die betrekking hebben op het gebruik van telecommunicatiediensten (exclusief btw). Een hogere schadevergoeding staat niet in verhouding tot het nadeel dat eisende partij lijdt, temeer daar eisende partij van de ontbinding van de overeenkomst ook voordeel heeft, bijvoorbeeld omdat zij geen diensten meer hoeft te verstrekken.
Om op eenvoudige wijze te bepalen welk deel van de maandelijkse abonnementskosten betrekking hebben op afbetaling van de telefoon, wordt een vergelijking gemaakt met de kosten voor een sim-only abonnement die golden ten tijde van het aangaan van de overeenkomst voor een zelfde of vergelijkbare bundel als die in de overeenkomst is vermeld. Daaruit wordt de belcomponent afgeleid. Op deze wijze wordt aangesloten bij hetgeen partijen zouden zijn overeengekomen wanneer toen dezelfde overeenkomst zou zijn gesloten zonder de verstrekking van een toestel, waardoor de kosten voor (uitsluitend) de bundel zo objectief mogelijk worden vastgesteld. Dit kan alleen als eisende partij die kosten ook voldoende heeft onderbouwd, door middel van overlegging van bewijsstukken waaruit het toenmalige tarief voor een vergelijkbare sim-only bundel blijkt. Er wordt niet uitgegaan van de (eventueel) opgegeven waarde van de telefoon. Op grond van enkel die opgave kan immers niet worden vastgesteld of er nog andere kosten zijn begrepen in de maandelijkse bundel die betrekking hebben op afbetaling van de telefoon of dat er eventueel kortingen zijn verleend op de belcomponent die worden toegeschreven aan kosten voor afbetaling van de telefoon.
Om het totaal uit de overeenkomst verschuldigde bedrag vast te stellen, wordt de maandelijks verschuldigde termijn (belcomponent) vermenigvuldigd met het aantal maanden dat de overeenkomst heeft geduurd (dus tot de datum van ontbinding). Dit bedrag wordt, indien van toepassing, vermeerderd met het onder 6. bedoelde bedrag (schadevergoeding) en eventuele gebruikskosten. Om te beoordelen of er nog een betalingsverplichting bestaat, worden de bedragen die gedaagde partij heeft betaald, daarop in mindering gebracht.
Uit de door eisende partij gegeven toelichting en de overgelegde bewijsstukken, volgt dat het bedrag dat gedaagde partij aan abonnementskosten voor het gebruik van telecommunicatiediensten vóór de ontbinding van de overeenkomst verschuldigd was ten bedrage van in totaal € 676,21, vermeerderd met het bedrag aan schadevergoeding als bedoeld onder 6., zijnde € 88,98, minder is dan het bedrag dat gedaagde partij in verband met de overeenkomst reeds heeft betaald, zijnde € 815,85. De vordering wordt dan ook afgewezen.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisende partij in de proceskosten die aan de zijde van gedaagde partij tot op heden begroot worden op nihil.
Aldus gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.