ECLI:NL:RBAMS:2016:7789

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2016
Publicatiedatum
28 november 2016
Zaaknummer
13/997037-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan opzetheling en vrijspraak van criminele organisatie en wapenbezit

Op 28 november 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in Marokko in 1987, met parketnummer 13/997037-15. De zaak betreft het onderzoek Koper, waarin de verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan opzetheling van twee gestolen auto’s, deelname aan een criminele organisatie, en het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank heeft op basis van het bewijs geoordeeld dat de verdachte niet kan worden veroordeeld voor de meeste tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de feiten 2 primair, 3, 4 en 5, omdat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen of opzet. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte medeplichtig was aan de opzetheling van de auto’s, omdat hij garageboxen had gehuurd voor een vriend die geen identiteitsbewijs had, en daarmee de kans had aanvaard dat deze boxen gebruikt zouden worden voor de opslag van gestolen goederen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de inbeslaggenomen kentekenplaten verbeurd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997037-15 (Promis)
Datum uitspraak: 28 november 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [GBA-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 september 2016, 23 september 2016, 26 september 2016, 29 september 2016, 30 september 2016, 3 oktober 2016, 4 oktober 2016, 10 oktober 2016 en 21 november 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. J. Plooij en H.J. Mous (hierna gezamenlijk: de officier van justitie), en van wat de raadsman van verdachte, mr. K. Kasem, naar voren heeft gebracht.
Het onderzoek Koper richt zich op de volgende verdachten: [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging ter terechtzitting van 9 september 2016 - kort gezegd - het volgende tenlastegelegd:
(feit 1 is komen te vervallen)
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzetheling van twee auto’s in de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 te Maurik;
subsidiair:
medeplichtigheid aan medeplegen van opzetheling van twee auto’s in de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 te Maurik door in voornoemde periode twee gehuurde garageboxen en de sleutels daarvan ter beschikking te stellen aan anderen;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van het op 15 juli 2015 te Tiel voorhanden hebben van een patroonhouder en 8 kogelpatronen;
ten aanzien van feit 4:
deelname aan een organisatie in de periode van 1 februari 2015 tot en met 15 juli 2015 te Maurik en/of Tiel en/of (elders) in Nederland, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder opzetheling, witwassen, handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, voorbereiding van moord, diefstal met geweld, afpersing en/of opzettelijke brandstichting;
ten aanzien van feit 5:
medeplegen van het voorhanden hebben van een groot aantal wapens, munitie, patroonmagazijnen, handgranaten en geluiddempers in de periode van 1 maart 2015 tot en met 15 juli 2015 te Nieuwegein;
subsidiair:
medeplichtigheid aan medeplegen van het voorhanden hebben van een groot aantal wapens, munitie, patroonmagazijnen, handgranaten en geluiddempers in de periode van 1 maart 2015 tot en met 15 juli 2015 te Nieuwegein door in de periode van 20 februari 2015 tot en met 15 juli 2015 daartoe een door hem gehuurde opslagruimte en de daarbij behorende toegangscode ter beschikking te stellen.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
In het onderzoek Koper zijn in Maurik twee gestolen snelle auto’s aangetroffen: een Audi S5 en een Audi RS6, beide voorzien van valse kentekenplaten. In de Audi RS6 lagen twee petflessen met benzine. Verder is in Nieuwegein in [naam opslagplaats] een groot aantal vuurwapens - waaronder automatische - aangetroffen, alsmede handgranaten, patroonhouders, geluiddempers, slagpijpjes, ontstekers, veel munitie, kogelwerende vesten en handschoenen. Bij doorzoekingen in Utrecht en omstreken zijn verder bakensets en SD-kaartjes met filmbeelden van heimelijk gefilmde personen (onder wie de later doodgeschoten getuigen [getuige 1] en [getuige 2] ) en telefoons, waaronder zogenaamde PGP-telefoons, aangetroffen.
Tijdens het onderzoek is onder meer gebleken dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] hebben geschoten met (automatische) vuurwapens op een afgelegen plek - door de officier van justitie aangeduid als proefschieten. De gestolen auto’s werden voorzien van brandstof en een nieuwe accu (rijklaar maken). Er is een peilbaken geplaatst onder een huurauto, in gebruik bij getuige [getuige 3] . In diverse afgeluisterde gesprekken wordt gesproken over schieten en ijzers (de rechtbank begrijpt: vuurwapens), waarbij onder andere wordt gezegd: “hitman at your service”, “hun komen en doen dang dang, kom pang…pfft split. Hup deze in de fik, hup ijzer, doe je de volgende, pang split” “2 vesten (…) 2 PG tjes (…) Het gaat om ijzers, als ie tegen ons zegt ga die kant snel dingen klaarleggen, bam binnen tien minuten hebben we die dinges klaar.” [getuige 3] heeft verklaard – zakelijk weergegeven – dat niet naar hem, maar naar [persoon] werd gezocht, kennelijk met het doel hem te vermoorden.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Verdachte dient van het onder 2 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken nu er onvoldoende bewijs is voor medeplegen. Wel blijkt uit het dossier dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan opzetheling. Hij heeft immers twee garageboxen gehuurd in Maurik voor een vriend die geen beschikking had over een identiteitsbewijs. De naam van de vriend wil verdachte niet noemen waardoor hij zijn verklaring bewust oncontroleerbaar maakt en bovendien is deze verklaring onaannemelijk. Uit niets blijkt immers van enigerlei betrokkenheid van de betreffende vriend bij de huur. Verdachte heeft de huurpenningen steeds contant vooruit betaald. Door aldus te handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat de garageboxen zouden worden gebruikt voor de opslag van verboden waar en daarmee heeft hij voorwaardelijk opzet gehad op het voorhanden hebben van twee gestolen auto’s. Hij heeft een onmisbare bijdrage geleverd aan de opzetheling want zonder de boxen konden de auto’s niet zo lang worden verborgen. Verdachte heeft bewust omstandigheden gecreëerd waarin strafbare feiten konden worden gepleegd met de opslagruimtes en de daarin geplaatste voertuigen.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 3 nu uit het dossier niet het bewijs volgt dat verdachte degene is geweest die de patroonhouder met munitie voorhanden heeft gehad. Hij is niet de enige bewoner van het huis en verdachte heeft ontkend te weten van wie de patroonhouder is.
Verdachte dient voorts te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van het wapenarsenaal zoals onder feit 5 (primair en subsidiair) is tenlastegelegd. In het dossier ontbreekt het bewijs dat verdachte een meer of mindere mate van bewustheid had van de aanwezigheid van de wapens die in de door hem gehuurde opslagruimte aanwezig waren.
Dit laat echter onverlet dat zijn gedragingen wel kunnen worden gezien als deelnemings-handelingen ter ondersteuning van het oogmerk van de criminele organisatie, zoals onder 4 is tenlastegelegd, zodat dit feit kan worden bewezen. Hij faciliteerde de criminele organisatie door een auto op zijn naam te hebben waarvan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 8] gebruik konden maken en door garageboxen en een opslagruimte te huren opdat andere leden daarin gestolen auto’s en wapens konden opslaan. Dat verdachte niet voorkomt in de onderlinge communicatie doet niet af aan zijn deelneming die het karakter had van hand- en spandiensten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte dient van feit 2, zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, te worden vrijgesproken. Er is geen bewijs voor een bewuste en nauwe samenwerking en evenmin was sprake van strafbare medeplichtigheid. Uit de inhoud van het dossier blijkt niet dat hij op enige wijze opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, dat de boxen zouden worden gebruikt voor het plaatsen van gestolen auto’s. Verdachte heeft de boxen ver voordat de gestolen auto’s daarin werden geplaatst, gehuurd, hij is nooit bij de boxen geweest en komt ook niet over de tap naar voren.
Zoals de officier van justitie heeft gerekwireerd, dient verdachte voorts van feit 3 te worden vrijgesproken nu niet blijkt dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de patroonhouder met munitie die in de woning is aangetroffen.
Ook dient verdachte van feit 4, opzettelijke deelname aan de criminele organisatie, te worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte onvoorwaardelijk opzet had op het oogmerk van de criminele organisatie. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte een deelnemer was aan de organisatie. Tijdens observaties is verdachte niet waargenomen, hij wordt niet genoemd in tap- en OVC-gesprekken en hij komt evenmin voor in PGP-berichten. Het administratieboekje heeft ook geen betrekking op hem, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte een aandeel heeft gehad in gedragingen die de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie ondersteunen. Dat verdachte boxen heeft gehuurd en wellicht codes aan derden ter beschikking heeft gesteld, is hooguit naïef, maar dit maakt niet dat verdachte voornoemd aandeel heeft gehad. Het enkel verrichten van hand- en spandiensten levert bovendien, volgens de Hoge Raad, zonder de wetenschap van het oogmerk van de organisatie, geen deelneming op.
Tot slot dient verdachte, zoals ook door de officier van justitie is gerekwireerd, te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van de wapens die waren opgeslagen in de boxen in Nieuwegein, feit 5 (primair en subsidiair). Uit niets blijkt van enige machtsuitoefening of wetenschap bij verdachte van deze wapens en evenmin is voldaan aan de vereisten van medeplegen of medeplichtigheid nu hiervoor het opzet ontbreekt.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vrijspraak van het onder 2 primair, 3, 4 en 5 (primair en subsidiair) tenlastegelegde
De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat het onder 2 primair tenlastegelegde niet kan worden bewezen zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken. Uit de stukken blijkt niet dat van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking sprake was, dat van medeplegen van opzetheling kan worden gesproken.
Voorts is de rechtbank met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte een patroonhouder met munitie voorhanden heeft gehad. Verdachte zal aldus van feit 3 worden vrijgesproken.
Ook zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 4. Uit de stukken die zich in het dossier bevinden en het verhandelde ter zitting is onvoldoende gebleken dat hij opzettelijk, in onvoorwaardelijke zin, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Verdachte komt in het dossier slechts beperkt voor, en helemaal niet bij de gedragingen die aan de criminele organisatie worden toegeschreven. Zo is hij niet waargenomen tijdens observaties, komt hij niet voor in taps, OVC-gesprekken of PGP-berichten, en wordt hij niet vermeld in de administratie van de organisatie die in de woning van [medeverdachte 9] is aangetroffen. Het enkel huren van twee garageboxen en een opslagruimte voor een ander en het op zijn naam hebben staan van een auto die door anderen werd gebruikt, is onvoldoende om vast te stellen dat verdachte wist van het bestaan van een criminele organisatie, laat staan dat hij opzettelijk daaraan heeft deelgenomen.
Tot slot is de rechtbank met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat hetgeen onder feit 5 (primair en subsidiair) is tenlastegelegd, kort gezegd het voorhanden hebben van wapens en munitie, niet kan worden bewezen. Verdachte heeft voor een ander - wiens naam hij niet wil noemen - een opslagbox gehuurd. Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat verdachte op de hoogte was van de in Nieuwegein aangetroffen wapens, of dat hij de kans heeft aanvaard dat een wapenarsenaal zoals tenlastegelegd in die box zou worden opgeslagen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
4.4.2
Het oordeel over het onder 2 subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank acht bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan de opzetheling van de auto’s, zoals onder 2 subsidiair is tenlastegelegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Uit de stukken die zich in het dossier bevinden blijkt dat verdachte op 17 januari 2014 twee garageboxen heeft gehuurd in Maurik. Volgens verdachte heeft hij de boxen gehuurd voor een vriend die niet beschikte over een identiteitsbewijs. Verdachte wenst de naam van die vriend niet te noemen. Verdachte heeft de huur voor deze boxen, te weten € 1.920,- contant betaald. Dit geld zou hij kort daarvoor hebben ontvangen van de vriend. Vervolgens heeft verdachte in november 2014 de huur voor een half jaar verlengd en de huur wederom contant betaald. Ook dit geldbedrag heeft hij naar eigen zeggen contant ontvangen van de hiervoor bedoelde vriend. Verdachte heeft verklaard zelf niet bij de garageboxen te zijn geweest. Hij heeft aan de vriend verder niets gevraagd, maar heeft hem gewoon de sleutels van de boxen gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door te handelen zoals hij heeft gedaan, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de garageboxen zouden worden gebruikt voor de opslag van verboden waar. Kennelijk moest de werkelijke huurder buiten schot blijven bij het sluiten van het huurcontract en bij de betaling van de huurpenningen. Bovendien wil hij de naam van de werkelijke huurder niet noemen. Verdachte had dan ook moeten begrijpen dat in de garageboxen verboden goederen konden worden opgeslagen. Nu het om twee garageboxen gaat, die naar hun aard bestemd zijn om voertuigen in te stallen, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat daarin gestolen auto’s zouden worden neergezet.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 2 subsidiair,
[medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 8] in de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 te Maurik, personenauto's, te weten een Audi S5, met oorspronkelijk kenteken [kenteken 1] , en een Audi RS6, met oorspronkelijk kenteken [kenteken 2] , voorhanden hebben gehad, terwijl zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto's wisten, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof, tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door daartoe door hem gehuurde garageboxen aan de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] in Maurik en de voor deze garageboxen aan hem, verdachte, verstrekte sleutels ter beschikking te stellen.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en de maatregel

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem onder 2 subsidiair en 4 bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest. De inbeslaggenomen kentekenplaten dienen verbeurd te worden verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank acht anders dan het Openbaar Ministerie niet bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Daarom zal de rechtbank in belangrijke mate in voor verdachte gunstige zin van de eis afwijken.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan opzetheling door - kort gezegd - twee door hem gehuurde garageboxen met de daarbij behorende sleutels gedurende een aantal maanden ter beschikking te stellen aan anderen voor de opslag van twee gestolen auto’s. In elk van de door verdachte gehuurde garageboxen is een gestolen Audi aangetroffen. Verdachte heeft daarmee indirect het plegen van vermogensdelicten bevorderd.
Tijdens de inhoudelijke behandeling is verdachte om hem moverende redenen niet ter zitting verschenen. Het beeld dat de rechtbank van de persoon van verdachte heeft is daarmee grotendeels beperkt tot wat uit de stukken blijkt. Hij woont bij zijn ouders en jongere broer en zussen. Hij heeft voor zijn detentie in de onderhavige zaak enige tijd gewerkt als orderpicker bij TNT. Volgens zijn raadsman werkt hij daar inmiddels weer.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 9 september 2016 is verdachte in 2011 veroordeeld tot een geldboete wegens het niet voldoen aan een ambtelijk bevel.
Verdachte heeft zes maanden, van 15 juli 2015 tot 14 januari 2016, in voorlopige hechtenis gezeten.
De rechtbank heeft voor de straftoemeting acht geslagen op wat in de LOVS-oriëntatiepunten is genoemd als oriëntatiepunt voor diefstal van een auto (120 uur taakstraf voor een first offender, drie maanden gevangenisstraf bij recidive). Diefstal van een auto en opzetheling van een auto worden met hetzelfde strafmaximum bedreigd en liggen vaak min of meer in elkaars verlengde: zonder heler, geen steler. In deze zaak gaat het enerzijds om de strafverminderende deelnemingsvariant namelijk medeplichtigheid aan opzetheling, maar anderzijds dan wel gedurende een langere periode en gepleegd ten aanzien van twee auto’s wat strafverhogend is.
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
8.4.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen:
- Kentekenplaat RE002.01.01.002 [kenteken 3] ) vermoedelijk VALS
- Kentekenplaat RE002.01.01.003 [kenteken 3] ) vermoedelijk VALS
- Kentekenplaat UI001.01.01.001 ( [kenteken 4] ) vermoedelijk VALS
- Kentekenplaat UI001.01.01.002 ( [kenteken 4] ) vermoedelijk VALS
Onttrekking aan het verkeer
Nu met behulp van deze voorwerpen het onder feit 2 subsidiair bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 47, 48, 49 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan medeplegen van opzetheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
- Kentekenplaat RE002.01.01.002 [kenteken 3] ) vermoedelijk VALS
- Kentekenplaat RE002.01.01.003 [kenteken 3] ) vermoedelijk VALS
- Kentekenplaat UI001.01.01.001 ( [kenteken 4] ) vermoedelijk VALS
- Kentekenplaat UI001.01.01.002 ( [kenteken 4] ) vermoedelijk VALS
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. C.P.E Meewisse en M.E.B. Nyman, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman en mr. L.S. Janse van Mantgem griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 november 2016.