ECLI:NL:RBAMS:2016:7757

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2016
Publicatiedatum
28 november 2016
Zaaknummer
DX EXPL 16-3
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging effectenleaseovereenkomst met minderjarige en terugbetalingsverplichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een minderjarige eiser en Dexia Nederland B.V. De eiser, vertegenwoordigd door zijn wettelijke vertegenwoordiger, heeft de vernietiging ingeroepen van een effectenleaseovereenkomst die was afgesloten toen hij minderjarig was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de lease-overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd op basis van artikel 1:347 BW, omdat de wettelijke vertegenwoordiger geen toestemming van de kantonrechter had verkregen voor het aangaan van de overeenkomst, zoals vereist door artikel 1:345 BW. Dexia voerde aan dat de terugbetalingsverplichting was verjaard, maar de kantonrechter verwierp dit argument en oordeelde dat de verjaringstermijn pas begint te lopen op het moment dat de minderjarige in staat is om een rechtsvordering in te stellen. De kantonrechter heeft Dexia veroordeeld tot terugbetaling van € 1.248,48, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de vordering tot het ongedaan maken van de BKR-registratie afgewezen wegens gebrek aan belang. Dexia is ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht
zaak- en rolnummer: 4870423 DX EXPL 16-3
vonnis van: 10 november 2016
f.no.: 466
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
nader te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
t e g e n
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: mr. T.R. van Ginkel.
De procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 19 februari 2016 van [eiser] , met producties;
  • de conclusie van antwoord van Dexia.
Bij tussenvonnis van 19 mei 2016 is bepaald dat schriftelijk zou worden voortgeprocedeerd. Ter uitvoering daarvan zijn vervolgens nog ingediend:
  • de conclusie van repliek van [eiser] , met producties.
  • de conclusie van dupliek van Dexia.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing

1.De feiten

1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
2.1.
Dexia Bank Nederland N.V., de vennootschap die aanvankelijk procespartij was, is na een fusie met haar aandeelhoudster verdwenen als rechtspersoon. Dexia is haar rechtsopvolgster onder algemene titel. Dexia is tevens de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio-Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
2.2.
Door een wettelijke vertegenwoordiger van [eiser] , is de volgende lease-overeenkomst (hierna: de lease-overeenkomst) ondertekend waarop de toen minderjarige zoon [eiser] (geboren: [geboortedatum] ) als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Leasesom
Looptijd
[contractnummer]
05-04-2000
Korting Kado
ƒ 22.605,22
120 mnd
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de lease-overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
15-01-2004
- € 4.129,58
afgeboekt
2.4.
De ouder/wettelijke vertegenwoordiger van [eiser] had voorafgaand aan de totstandkoming van de lease-overeenkomst geen toestemming van de kantonrechter gevraagd en verkregen, als bedoeld in artikel 1:345 BW.
2.5.
Ter zake van de lease-overeenkomst is in totaal € 1.514,24 aan termijnen aan Dexia betaald. Er is een bedrag van € 265,76 aan dividenden door Dexia uitgekeerd.
2.6.
Bij brief van 5 april 2006 (van de wettelijke vertegenwoordiger van [eiser] ) is namens [eiser] (onder meer) de nietigheid van deze lease-overeenkomst ingeroepen als bedoeld in artikel 1:347 BW, althans vernietiging in rechte aangekondigd.
2.7.
Bij brief van 30 september 2012 heeft [eiser] de nietigheid van de lease-overeenkomsten ingeroepen als bedoeld in artikel 1:347 BW.

3.Vorderingen [eiser]

3.1.
vordert (kort samengevat) dat bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard primair dat de lease-overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd (althans deze te vernietigen). Voorts vordert [eiser] om Dexia te veroordelen tot (terug)betaling van al hetgeen door en ten behoeve van [eiser] krachtens die lease-overeenkomst aan Dexia is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag van algehele terugbetaling. Voorts vordert [eiser] (voorwaardelijk) dat de kantonrechter Dexia beveelt om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [eiser] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering, ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom. Tenslotte vordert [eiser] om Dexia te veroordelen in de buitengerechtelijke- en proceskosten.

4.Standpunten [eiser]

4.1.
stelt dat er in het onderhavige geval sprake was van een geldlening en dat zijn wettelijke vertegenwoordiger toestemming behoefde van de kantonrechter als bedoeld in artikel 1:345 BW voor het aangaan van die lease-overeenkomst. Omdat zijn wettelijke vertegenwoordiger deze toestemming niet heeft gekregen, heeft hij - dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger namens hem - de lease-overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen op grond van artikel 1:347 BW. [eiser] betwist dat er sprake is van verjaring. Volgens [eiser] is artikel 3:52 lid 1 onder d BW van toepassing.
4.2.
Volgens [eiser] dient Dexia alle uit hoofde van de lease-overeenkomst betaalde bedragen terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande de dag van betaling.
4.3.
[eiser] maakt aanspraak op betaling van buiten- en gerechtelijke kosten.

5.Standpunten Dexia

5.1.
Dexia betwist de vorderingen van [eiser] . Daartoe voert zij onder meer aan dat het beroep op vernietigbaarheid bij brief van 5 april 2006 van de wettelijke vertegenwoordiger van [eiser] op grond van artikel 1:347 BW niet slaagt, omdat dit beroep ten tijde van het verzenden van de vernietigingsbrief was verjaard. De restitutievordering is verjaard en er is sprake van misbruik van recht. Dexia betwist dat er sprake is van andere gronden voor (ver)nietig(baar)heid.

6.Beoordeling

6.1.
Uit de lease-overeenkomst blijkt dat het gaat om een belegging door de minderjarige met een geleende som geld en dat hij aansprakelijk is voor betaling van de rente en de terugbetaling van de geleende hoofdsom. De lease-overeenkomst is derhalve afgesloten voor rekening en risico van de (toen) minderjarige [eiser] .
Met [eiser] wordt overwogen dat de omstandigheid dat de betalingen feitelijk door de wettelijke vertegenwoordiger zijn verricht, slechts inhoudt dat een betalingsverplichting van [eiser] - als contractant - is nagekomen. Die betalingen dienen te worden aangemerkt als komend voor rekening en risico van [eiser] .
6.2.
Artikel 1:345 lid 1 sub d BW is derhalve van toepassing zodat (namens) [eiser] een beroep op de vernietigingsgrond van artikel 1:347 BW toekwam.
6.3.
Vervolgens is aan de orde de vraag of het namens [eiser] op 5 april 2006 gedane beroep op de vernietigingsgrond van artikel 1:347 BW reeds was verjaard op het moment van ontvangst van de vernietigingsbrief. De verjaringstermijn voor dit beroep is in alle gevallen 3 jaar. In het onderhavige geval wordt niet uitsluitend een beroep gedaan op vernietiging wegens handelingsonbekwaamheid van de minderjarigen, maar wordt een beroep gedaan op vernietiging wegens een wettelijke beperking van de handelingsbevoegdheid van de wettelijke vertegenwoordiger van [eiser] in zijn hoedanigheid als bewindvoerend ouder. Er is derhalve sprake van een ‘andere vernietigingsgrond’ zoals bedoeld in artikel 3:52 lid 1 sub d BW.
6.4.
Het artikel 1:345 BW beoogt de minderjarige te beschermen tegen – kort samengevat – bepaalde voor hem nadelige rechtshandelingen die zijn wettelijke vertegenwoordiger in zijn naam heeft verricht. Tot de meerderjarigheid is de minderjarige voor een beroep op de vernietigbaarheid van rechtshandelingen in beginsel afhankelijk van de (een) wettelijk vertegenwoordiger. Het wettelijk stelsel brengt verder mee dat de bevoegdheid tot de vernietiging van de bewuste lease-overeenkomst eerst na het meerderjarig worden aan de (voormalig) minderjarige ten dienste is komen te staan en dat eerst op dat moment de verjaringstermijn van 3 jaar een aanvang neemt.
6.5.
Dexia heeft geen concrete feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de bevoegdheid tot vernietiging eerder dan drie jaar vóór de vernietigingsbrief aan de minderjarige zelf ten dienste heeft gestaan.
6.6.
Nu in het onderhavige geval de wettelijke vertegenwoordiger van [eiser] (op het moment dat [eiser] nog minderjarig was), maar in ieder geval voor het einde van een periode van drie jaar nadat [eiser] meerderjarig zou worden een beroep heeft gedaan op de onderhavige vernietigingsgrond, kan van verjaring geen sprake zijn. Zolang de minderjarige bevoegd is tot vernietiging zal de wettelijke vertegenwoordiger deze namens hem kunnen inroepen, daaraan kan – mede om redenen als hiervoor uiteengezet – de eigen wetenschap van de wettelijke vertegenwoordiger niet afdoen.
Een en ander betekent dat de lease-overeenkomst met nummer [contractnummer] door de vernietigingsbrief van 5 april 2006 rechtsgeldig is vernietigd.
6.7.
De stelling van Dexia dat [eiser] misbruik van recht maakt door opportunistisch gebruik te maken van de vernietigingsmogelijkheid (een eerder afgesloten winstgevende overeenkomst is niet vernietigd), en dat artikel 6:278 BW toegepast dient te worden, zal worden verworpen. Het stond de minderjarige vrij om per overeenkomst te beoordelen of
hij een beroep wilde doen op de beschermende bepalingen van artikel 1:345 BW.
De minderjarige is niet verplicht elke overeenkomst met Dexia te vernietigen. Immers, dit artikel beoogt de minderjarige te beschermen tegen voor hem nadelige rechtshandelingen die zijn wettelijke vertegenwoordiger in zijn naam heeft verricht. Daargelaten of in dit geval wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in gemeld artikel, verdragen de gevolgen van dat artikel zich niet met de door de wetgever beoogde bescherming van de minderjarige.
6.8.
Dexia stelt zich verder op het standpunt dat de terugbetalingsverplichting is verjaard. Dexia verwijst daarbij naar artikel 3:309 BW. De Hoge Raad heeft in haar arrest van 3 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1052) overwogen dat voor de verjaringstermijn van artikel 3:309 BW moet worden aangenomen dat deze niet alleen in het teken staat van de rechtszekerheid, maar ook van de billijkheid en dat ook voor deze termijn de eis geldt dat deze, gelet op de strekking van de bepaling, pas begint te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot terugbetaling in te stellen. Nu eerst in deze procedure is overwogen dat de lease-overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd, is [eiser] eerst in staat de restitutie van de betaalde bedragen te vorderen. Deze terugbetalingsvordering is niet verjaard. Dit verweer van Dexia slaagt niet.
6.9.
Dat betekent dat alle betalingen aan Dexia op grond van deze lease-overeenkomst dienen te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [eiser] op grond van deze overeenkomst van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden.
6.10.
Op grond van de lease-overeenkomst is in totaal € 1.514,24 aan termijnen aan Dexia betaald minus de door haar ontvangen dividenden ad € 265,76, zodat per saldo een bedrag van € 1.248,48 dient te worden gerestitueerd. Weliswaar stelt [eiser] dat uit het door Dexia overgelegde financieel overzicht blijkt dat hij de restschuld heeft voldaan, maar dat blijkt daaruit juist niet (afgeboekt) en wordt ook door Dexia met klem betwist. Er wordt vanuit gegaan dat [eiser] zich in de lezing van dit overzicht heeft vergist en – nu ook ergen uit blijkt dat hij een dergelijk betaling heeft gedaan – wordt ervan uit gegaan dat deze restschuldbetaling niet is gedaan.
Wettelijke rente
7.1.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het in 6.10 bedoelde saldo van de door Dexia te restitueren betalingen vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de door [eiser] in zijn onder 2.6. bedoelde brief genoemde betalingstermijn verstreek, dan wel (bij gebreke daarvan) vanaf het moment waarop [eiser] uit een reactie van Dexia mocht afleiden dat Dexia tekort zou schieten in de nakoming van haar terugbetalingsverplichtingen of indien Dexia niet heeft gereageerd, vanaf een termijn van vier weken na de vernietigingsbrief, waarna er immers redelijkerwijs vanuit mocht worden gegaan dat Dexia niet in de vernietiging berustte.
In dit geval is sprake van de laatste situatie, zodat Dexia in deze zaak met de terugbetaling in verzuim is geraakt vanaf 4 mei 2006. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf dat moment. Indien het betalingen betreffen die nadien hebben plaatsgevonden, is daarover de wettelijke rente verschuldigd ingaande de dag van elke betaling.
BKR registratie
7.2.
Nu Dexia onweersproken heeft gesteld dat er ten aanzien van de lease-overeenkomst geen registratie (meer) bestaat wordt de vordering met betrekking tot de BKR-registratie afgewezen wegens gebrek aan belang.
Buitengerechtelijke kosten
7.3.
Voor zover buitengerechtelijke kosten zijn gevorderd worden deze afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Daaronder begrepen de door [eiser] gestelde onderzoekskosten en andere kosten voor rechtsbijstand. Hieruit valt niet te herleiden dat sprake is van werkzaamheden die als buitengerechtelijke incasso-inspanningen kunnen worden gekwalificeerd. Voor zover Dexia vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten.
Proceskosten
7.4.
Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser] .
Tot slot
7.5.
Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhoudingen.
Beslissing
De kantonrechter:
I. verklaart voor recht dat de lease-overeenkomst met nummer [contractnummer] rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd;
II. veroordeelt Dexia aan [eiser] te betalen € 1.248,48, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal van de voor 4 mei 2006 aan Dexia gedane betalingen verminderd met de wettelijke rente over het totaal van voor die datum van Dexia ontvangen uitkeringen, een en ander vanaf die datum tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke eventuele na 4 mei 2006 aan Dexia verrichte betaling, steeds vanaf het moment van betaling tot aan de dag der algehele voldoening, en verminderd met de wettelijke rente over elke na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen, steeds vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op:
- voor explootkosten
94,19
- voor verschuldigd griffierecht
223,00
- voor salaris van gemachtigde
300,00
in totaal
617,19
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
IV. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter