ECLI:NL:RBAMS:2016:7711

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
13/650204-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruik van braak en verbreking

Op 16 november 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen en pogingen tot diefstal. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van geldbedragen en goederen uit verschillende bedrijfspanden, waarbij gebruik werd gemaakt van braak en verbreking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting zijn camerabeelden bekeken die tijdens de inbraken zijn gemaakt, en de herkenning van de verdachte door verbalisanten werd als cruciaal beschouwd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet alle herkenningen betrouwbaar waren, vooral vanwege de kwaliteit van de beelden en de omstandigheden waaronder de herkenningen plaatsvonden. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar hem wel schuldig bevonden aan meerdere diefstallen en pogingen tot diefstal. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 26 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en heeft de verbeurdverklaring van bepaalde in beslag genomen voorwerpen bevolen. De benadeelde partij, [naam bedrijf B.V. 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/650204-16
Datum uitspraak: 16 november 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [woonplaats]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentie adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
1.
Hij op of omstreeks 21 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een)kanto(o)r(en) van de/het bedrij(f)(ven) [naam bedrijf B.V. 1] (gevestigd [adres 2] ) en/of [naam bedrijf B.V. 2] (gevestigd [adres 3] )heeft weggenomen
- een of meerdere VVV bonnen en/of
- een of meerdere geldbedragen en/of
- andere goederen en/of gelden van hun gading,
In elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
- ( medewerkers van) [naam bedrijf B.V. 1] en/of
- ( medewerkers van) [naam bedrijf B.V. 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
en/of
hij op of omstreeks 21 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening in/uit een kantoor/kantoren van het bedrijf [naam bedrijf B.V. 2] . (gevestigd [adres 3] ) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf B.V. 2] ., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot voornoemd perceel te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en gelen van hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, naar voornoemd pand is/zijn gegaan en/of vervolgens de centrale toegangsdeur en/of een of meer andere deuren heeft/hebben geforceerd en/of vervolgens in een of meer kantoorruimtes laden en/of kasten heeft/hebben opengebroken en/of doorzocht.
2.
Hij op of omstreeks 8 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 1624,90 euro en/of een of meer ABN-AMRO bankpas(sen) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] en/of Fa. [naam bedrijf B.V. 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 oktober 2015 tot 9 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een of meerdere geldbedragen (totale waarde 19.000 euro)in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Fa. [naam bedrijf B.V. 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeftverschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
4.
Hij op of omstreeks 6 oktober 2015 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 1500 euro en/of andere gelden/goederen van hun gading in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Fa [naam bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
Hij op of omstreeks 8 oktober 2015 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere geldbedragen in buitenlandse valuta en/of andere gelden/goederen van hun gading in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Fa. [naam bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
Hij op of omstreeks 6 oktober 2015 te Aalsmeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand van Fa. [naam bedrijf 2] (perceel [adres 4] ) weg te nemen geld en of goederen van hun gading,geheel of ten dele toebehorende aan Fa. [naam bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd perceel te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en gelden van hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
Hij op of omstreeks 22 februari 2016 te Maasdijk, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand van Fa. [naam bedrijf 3] (perceel [adres 5] ) weg te nemen geld en of goederen van hun gading,geheel of ten dele toebehorende aan Fa. [naam bedrijf 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd perceel te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en gelden van hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, naar voornoemd pand is/zijn toegegaan en/of de voordeur van het pand heeft/hebben geforceerd en/of dat pand heeft/hebben betreden en/of de bureaulades, althans het kantoor van het bedrijf heeft/hebben doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
8.
hij op of omstreeks 22 februari 2016 te Maasdijk, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand van Fa. [naam bedrijf 4] (perceel [adres 6] ) weg te nemen geld en of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd perceel te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en gelden van hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel en/of braak en/of verbreking, naar voornoemd pand is/zijn toegegaan en/of het slot van de toegangsdeur heeft/hebben geflipperd en/of een of meer deuren van het bedrijfspand en lades en/of kasten in het pand heeft/hebben opengebroken en/of geforceerd en/of doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
9.
Hij op of omstreeks 18 januari 2016 te Maasdijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere geldbedragen (totale waarde 11620,75 euro) en /of andere gelden/goederen van hun gading in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Fa. [naam bedrijf 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
10.
Hij op of omstreeks 22 januari 2016te Wateringen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere bankpasjes en/of een of meerdere geldbedragen (in buitenlandse valuta) en /of andere gelden/goederen van hun gading in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Fa. [naam bedrijf 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
11.
Hij op of omstreeks 12 september 2015 te Wateringen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kluis met inhoud en/of een geldbedrag van 8000 euro en/of andere gelden/goederen van hun gading in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Fa. [naam bedrijf 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
12.
Hij op of omstreeks 19 januari 2016te Maasdijk, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand van Fa. [naam bedrijf 7] (perceel [adres 7] ) weg te nemen geld en of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan Fa. [naam bedrijf 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd perceel te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en gelden van hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel, naar voornoemd pand is/zijn toegegaan en/of de buitendeur van het bedrijfspand heeft/hebben geflipperd en/of een of meer deuren van het pand geforceerd en/of opengebroken en/of meerdere malen het pand heeft/hebben betreden en/of doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van diefstal bij [naam bedrijf B.V. 1] . (hierna: [naam bedrijf B.V. 1] ), de onder 1 ten laste gelegde poging tot diefstal bij [naam bedrijf B.V. 2] . (hierna: [naam bedrijf B.V. 2] ), tezamen en in vereniging met anderen gepleegd, en het onder 2 tot en met 12 ten laste gelegde.
4.2.
Standpunt verdediging
4.2.1.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van de diefstal bij [naam bedrijf B.V. 2] en de poging tot diefstal bij [naam bedrijf B.V. 2] . Voor wat betreft het ten laste gelegde medeplegen van de diefstal bij [naam bedrijf B.V. 1] heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.2.
Ten aanzien van het onder 2 tot en met 12 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 tot en met 12 ten laste gelegde en daartoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. De verdediging heeft niet van alle inbraken af te spelen camerabeelden van het Openbaar Ministerie ontvangen, zodat het voor de verdediging niet mogelijk is geweest van alle inbraken beelden te bekijken en te bespreken. De beelden die wel door de verdediging bekeken konden worden, zijn niet van voldoende kwaliteit om verbalisanten in staat te stellen iemand daarvan te herkennen. Verbalisanten stellen verdachte te herkennen aan gezichtskenmerken, die niet op de beelden zijn waar te nemen. Verschillende verbalisanten herkennen verdachte van andere beelden van verdachte en hebben verdachte nooit of alleen lang geleden in levenden lijve gezien. Dergelijke herkenningen dienen met zeer grote behoedzaamheid tegemoet getreden te worden. Met betrekking tot de feiten 2 en 3 geldt dat volgens de beelden de inbrekers om 21:29 uur nog in het bedrijf aan de [adres 8] aanwezig waren. Dit valt niet te rijmen met het feit dat op de [straat 2] , op 18 minuten rijden van de [adres 8] , om 21:28 uur (rekening houdend met de afwijkende tijd van de camera op de pinautomaat van 13 minuten) voor het eerst is gepind met een pinpas, die bij die inbraak zou zijn buitgemaakt.
4.3.
Oordeel rechtbank
4.3.1.
Overwegingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
[naam bedrijf B.V. 2]
Met de officier van justitie en de raadsvrouw acht de rechtbank de ten laste gelegde diefstal bij [naam bedrijf B.V. 2] niet bewezen, nu niet blijkt dat op de betreffende datum enig goed bij [naam bedrijf B.V. 2] is weggenomen. Anders dan de officier van justitie en met de raadsvrouw acht de rechtbank de cumulatief/alternatief ten laste gelegde poging tot diefstal bij [naam bedrijf B.V. 2] evenmin bewezen, nu niet blijkt van betrokkenheid van verdachte daarbij. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van deze ten laste gelegde diefstal en poging daartoe.
[naam bedrijf B.V. 1]
Verdachte en de medeverdachten zijn op 21 maart 2016 gezamenlijk op inbrekerspad gegaan. Daartoe hebben zij inbrekerswerktuigen meegenomen en zich de toegang verschaft tot het bedrijvengebouw waarin [naam bedrijf B.V. 1] op de zesde verdieping is gevestigd. Vervolgens hebben zij zich naar de zesde verdieping van het betreffende gebouw begeven en zich aldaar de toegang verschaft tot het kantoor van [naam bedrijf B.V. 1] . In dat kantoor zijn kasten en een kluisje opengebroken, waarna de in het kluisje aanwezige VVV bonnen en geld zijn meegenomen. Deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, maken dat verdachte en zijn mededaders zich, tezamen en in vereniging, schuldig hebben gemaakt aan de ten laste gelegde inbraak bij [naam bedrijf B.V. 1] .
4.3.2.
Algemene overwegingen ten aanzien van het onder 2 tot en met 12 ten laste gelegde
In de onderhavige zaak zijn beeldopnames gemaakt tijdens diverse ten laste gelegde bedrijfsinbraken. Bij de beoordeling van de – al dan niet – betrokkenheid van verdachte bij deze inbraken zijn de herkenningen door verbalisanten gedaan op basis van dit beeldmateriaal van cruciaal belang.
Bij de beoordeling van herkenningen staat steeds voorop dat daarbij behoedzaamheid betracht dient te worden. Voorts heeft de rechtbank bij de beoordeling de volgende uitgangspunten gehanteerd.
De herkenning van een persoon op bewegend beeld kan plaatsvinden, grof gezegd, op basis van diens gezicht, kleding en accessoires en/of postuur, houding en manier van bewegen. Hiervan heeft de gezichtsherkenning onmiskenbaar de hoogste diagnostische waarde. Het gezicht is immers uit zijn aard uniek en de meeste mensen zijn uitstekend in staat gezichten te herkennen. Op basis van uitsluitend kleding, houding en/of postuur kan in de zaken die thans aan de orde zijn naar het oordeel van de rechtbank geen voldoende betrouwbare herkenning plaatsvinden.
Wetenschappers als P. J. van Koppen en W.A. Wagenaar hebben ons geleerd, zoals ook door de raadsvrouw naar voren is gebracht, dat gezichten als één geheel, dat wil zeggen holistisch in het geheugen worden opgeslagen en wel in visuele vorm. Dit is ook de wijze waarop de herkenning van gezichten plaatsvindt, hetgeen onder meer tot gevolg heeft dat het heel lastig kan zijn een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent en goed kan herkennen. Ook heeft het vanwege de holistische herinnering aan gezichten weinig zin om aan een getuige te vragen waaraan hij precies het gezicht van de verdachte heeft herkend. [1] Dit zal niet meer kunnen opleveren dan een in woorden gegoten rationalisatie achteraf van een niet-rationeel proces. Om deze reden hecht de rechtbank bij haar beoordeling, anders dan de raadsvrouw, weinig belang aan de rationalisatie die de verbalisanten achteraf hebben gegeven van hun herkenning van het gezicht van verdachte.
De rechtbank heeft de volgende elementen in haar beoordeling betrokken. In de eerste plaats heeft zij beoordeeld aan de hand van het bekijken van de bewegende beelden en de stills daarvan in het dossier, of de beelden voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren, of er met andere woorden voldoende gezichtskenmerken te zien zijn om een herkenning mogelijk te maken. Daarmee nauw in verband staat een tweede beoordelingselement, namelijk hoe goed de herkenner de verdachte kent. Hoe beter men de verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat de visuele kennis waardevoller is als deze is ontstaan uit ontmoetingen in levenden lijve dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is. Tevens zijn de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang. Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht . Ten slotte heeft de rechtbank nog gekeken of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken. In het geval dat er andere bewijsmiddelen dan herkenningen in het dossier aanwezig zijn die de betrokkenheid van verdachte bij het ten last gelegde kunnen ondersteunen, zijn deze - uiteraard - in de beoordeling betrokken.
4.3.3.
Verdere overwegingen ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de beelden van de inbraak bij [naam bedrijf B.V. 3] (betreffende het onder 2 ten laste gelegde) van onvoldoende kwaliteit om verdachte daarvan te kunnen herkennen. Dit geldt echter niet voor de beelden van het pinnen (betreffende het onder 3 ten laste gelegde). Herkenning van verdachte op basis van die laatstbedoelde beelden acht de rechtbank zelfs zeer goed mogelijk. De pinner komt met zijn gehele gelaat duidelijk en scherp in beeld. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de herkenning van verdachte als de pinner door verbalisant [verbalisant 4] , die verdachte op 13 februari 2016 – en daarmee ruim een maand voor zijn herkenning op 17 maart 2016 – nog in levenden lijve heeft gezien en bij die gelegenheid volgens zijn zeggen door verdachte is bedreigd. Ditzelfde geldt voor de herkenning van verdachte als de pinner door verbalisant [verbalisant 1] , die informatiespecialist is en vanuit die functie, zoals hij tijdens zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris nader heeft toegelicht, verdachte “al tig jaar kent” en veel beelden van hem voorbij heeft zien komen. Blijkens de camerabeelden van de inbraak hebben de daders op 8 oktober 2015 om 21:29 uur het pand aan de [adres 8] verlaten. Blijkens de bij de aangifte gaande bankrekeningafschriften (pagina B1008) is op 8 oktober 2015 om 21:47 uur voor het eerst gepind met een gestolen pinpas, bij een pinautomaat op het Wilhelminaplantsoen. Eerst nadien, op 9 oktober 2015 om 0:17 uur, is met de gestolen pinpas gepind bij de Postjeskade. Volgens Google Maps kan de route tussen de [adres 8] en het Wilhelminaplantsoen (zonder verkeer) in circa 17 minuten worden afgelegd. Hetgeen de raadsvrouw heeft gesteld over het tijdspad leidt gezien het voorgaande dan ook niet tot falsificatie van de herkenningen. Gelet op het korte tijdsverloop tussen de inbraak en het pinnen en de benodigde reistijd tussen de locatie van de inbraak en die van de pinautomaat, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de pinner ook de diefstal heeft medegepleegd, nu verdachte geen concrete en min of meer verifieerbare verklaring heeft gegeven over hoe hij (anders) aan de gestolen pinpas is gekomen.
4.3.4.
Verdere overwegingen ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Ter terechtzitting van 23 september 2016 heeft de rechtbank meegedeeld dat de aan de rechtbank en de verdediging ter beschikking gestelde beelden van de inbraak bij [naam bedrijf 1] technisch niet afspeelbaar zijn. Eerst de dag voor de terechtzitting van 2 november 2016 heeft de officier van justitie de rechtbank en de verdediging bericht dat afspeelbare beelden beschikbaar waren en konden worden afgehaald. Ter terechtzitting van 2 november 2016 is bepaald dat het aan het dossier toevoegen van de afspeelbare beelden op een dusdanig laat moment, mede gelet op de omstandigheid dat de afspeelbaarheid van de beelden vanaf het begin af aan en meermalen aan de orde is gekomen, in strijd is met de goede procesorde. Nu de afspeelbare beelden niet in het dossier zijn gevoegd, heeft (ook) de rechtbank niet kunnen vaststellen of de beelden van de inbraak bij [naam bedrijf 1] van voldoende kwaliteit zijn om verbalisanten in staat te stellen verdachte daarvan te herkennen. Bij gebrek aan bewijs zal verdachte dan ook van het ten laste gelegde medeplegen van die diefstal worden vrijgesproken.
4.3.5.
Verdere overwegingen ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Bij de beelden die door [naam bedrijf 2] beschikbaar zijn gesteld van de inbraak op 8 oktober 2015, zaten tevens beelden van 6 oktober 2015. In het proces-verbaal camerabeelden op bladzijde A 1014 is uiteengezet dat de voorste verdachte op de beelden van 6 oktober, die met de witte pet, sterk gelijkend is op de NN1 persoon op de beelden van 8 oktober. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de beelden van 6 oktober 2015 van voldoende kwaliteit om verbalisanten in staat te stellen verdachte daarvan te herkennen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de afzonderlijke herkenningen van verdachte op de betreffende beelden door verbalisant [verbalisant 2] , die verdachte op 10 maart 2016 – en daarmee vijf dagen voor de herkenning op 15 maart 2016 – nog aan een verkeerscontrole heeft onderworpen, en verbalisant [verbalisant 3] , die verdachte op 13 februari 2016 – en daarmee ruim een maand voor de herkenning op 15 maart 2016 – nog heeft aangehouden, en verbalisant [verbalisant 4] , die verdachte op 13 februari 2016 – en daarmee minder dan twee maanden voor de herkenning op 5 april 2016 – nog in levenden lijve heeft gezien en toen volgens zijn zeggen door verdachte is bedreigd. Daarbij vertoont de kleding van diegene, die door voornoemde verbalisanten als verdachte is herkend, sterke overeenkomsten met de kleding van één van de inbrekers op 8 oktober 2015 bij [naam bedrijf B.V. 3] en van verdachte bij het pinnen met de passen van [naam bedrijf B.V. 3] Gelet op het voorgaande merkt de rechtbank verdachte aan als één van de daders bij de inbraak bij [naam bedrijf 2] op 8 oktober 2015.
4.3.6.
Verdere overwegingen ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
Naar het oordeel van de rechtbank moet verdachte worden vrijgesproken van het onder 6 ten laste gelegde, nu noch op grond van de camerabeelden noch anderszins uit het dossier blijkt van handelingen op 6 oktober 2015 die duiden op een poging tot diefstal bij [naam bedrijf 2] op die datum. Hierbij overweegt de rechtbank dat niet kan worden uitgesloten dat het bedrijf op 6 oktober 2015 slechts is afgelegd ter voorbereiding van de diefstal op 8 oktober 2015.
4.3.7.
Verdere overwegingen ten aanzien van het onder 7 en 8 ten laste gelegde
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de beelden van de ten laste gelegde poging tot diefstal bij [naam bedrijf 3] op 22 februari 2016 van onvoldoende kwaliteit om enkel daarop herkenningen te kunnen baseren. De beelden zijn echter wel van voldoende kwaliteit om vast te kunnen stellen dat het gaat om dezelfde daders als die van de op diezelfde avond, vlak daarvoor gepleegde poging tot diefstal bij [naam bedrijf 4] . In het dossier bevindt zich ook een proces-verbaal van bevindingen (pagina C1054-C1057) waarin gemotiveerd wordt geconcludeerd dat het aannemelijk is dat de betreffende twee inbraken op 22 februari 2016 bij [naam bedrijf 4] (tussen 19:05 en 19:22 uur) en [naam bedrijf 3] (tussen 19:15 en 19:30 uur) door dezelfde drie daders zijn gepleegd. De beelden van de poging tot diefstal bij [naam bedrijf 4] zijn naar het oordeel van de rechtbank van voldoende kwaliteit om daarop herkenningen te baseren. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van de herkenning van verdachte als één van de daders van de poging tot inbraak bij [naam bedrijf 4] door verbalisant [verbalisant 4] , die verdachte op 13 februari 2016 – en daarmee minder dan twee maanden voor de herkenning op 5 april 2016 – nog heeft gezien en toen, volgens zijn zeggen, door verdachte is bedreigd. Ditzelfde geldt voor de juistheid van de herkenning door verbalisant [verbalisant 5] die verdachte op 22 maart 2016 – en daarmee drie dagen voor de door hem gedane herkenning op 25 maart 2016 – als verdachte heeft gehoord, waarbij hij een klein uur tegenover verdachte heeft gezeten. Gelet op het voorgaande merkt de rechtbank verdachte ook aan als één van de daders bij de poging tot inbraak bij [naam bedrijf 3] .
4.3.8.
Verdere overwegingen ten aanzien van het onder 9 ten laste gelegde
De rechtbank acht de beelden van de inbraak bij [naam bedrijf 5] op 18 januari 2016 van voldoende kwaliteit om daarop herkenningen te kunnen baseren. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de herkenning van verdachte als één van de daders daarvan door verbalisant [verbalisant 4] , die verdachte op 13 februari 2016 – en daarmee minder dan twee maanden voor de herkenning op 5 april 2016 – nog heeft gezien en toen, volgens zijn zeggen, door verdachte is bedreigd. Ditzelfde geldt voor de juistheid van de herkenning door verbalisant [verbalisant 1] , die informatiespecialist is en verdachte uit dien hoofde veelvuldig op beeld heeft gezien.
4.3.9.
Verdere overwegingen ten aanzien van het onder 10 ten laste gelegde
Aangezien de beelden van de inbraak bij [naam bedrijf 6] op 22 januari 2016 niet in het dossier van verdachte zijn gevoegd, kan de rechtbank de kwaliteit daarvan niet beoordelen. Verdachte zal dan ook, bij gebrek aan bewijs, van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.10.
Verdere overwegingen ten aanzien van het onder 11 ten laste gelegde
De rechtbank acht de beelden van de inbraak bij [naam bedrijf 6] op 11 september 2015 van voldoende kwaliteit om daarop herkenningen te kunnen baseren. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de juistheid in twijfel te trekken van de herkenning van verdachte door verbalisanten [verbalisant 4] , die verdachte op 13 februari 2016 – en daarmee minder dan twee maanden voor de herkenning op 5 april 2016 – nog in levenden lijve heeft gezien en meegemaakt. Ditzelfde geldt voor de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant 5] , die verdachte op 22 maart 2016 – en daarmee drie dagen voor de op 25 maart 2016 gedane herkenning – nog in levenden lijve bewust heeft gezien. Daarbij komt dat ter terechtzitting door de officier van justitie een proces-verbaal is overgelegd (met nummer 2016060540 van 30 mei 2016 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] ) betreffende het uitlezen van de enkelband van verdachte. Uit dat proces-verbaal blijkt dat verdachte ten tijde van de inbraak op 11 september 2015 aanwezig is geweest op de locatie waar [naam bedrijf 6] is gevestigd.
4.3.11.
Verdere overwegingen ten aanzien van het onder 12 ten laste gelegde
Uit het hiervoor onder 4.3.8. overwogene blijkt dat de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte één van de daders is geweest die op 18 januari 2016 de inbraak bij [naam bedrijf 5] (perceel [adres 9] te Maasdijk) heeft gepleegd. Uit de camerabeelden in het dossier blijkt niet dat diegenen die op 18 januari 2016 bij [naam bedrijf 7] (perceel [adres 7] te Maasdijk) binnen zijn geweest ook degenen waren die op diezelfde datum bij [naam bedrijf 5] binnen zijn geweest. Aldus kan niet worden bewezen dat verdachte bij de inbraak bij [naam bedrijf 7] betrokken is geweest, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.3.12.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte
1.
op 21 maart 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kantoor van het bedrijf [naam bedrijf B.V. 1] (gevestigd [adres 2] ) heeft weggenomen VVV-bonnen en een geldbedrag, toebehorende aan (medewerkers van) [naam bedrijf B.V. 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
2.
op 8 oktober 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 1.624,90 euro en ABN-AMRO bankpassen, toebehorende aan Fa. [naam bedrijf B.V. 3] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking;
3.
omstreeks de periode van 8 oktober 2015 tot 9 oktober 2015 te Amsterdam, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen geldbedragen (totale waarde 19.000 euro), toebehorende aan Fa. [naam bedrijf B.V. 3] , waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
5.
op 8 oktober 2015 te Aalsmeer, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen in buitenlandse valuta en andere gelden, toebehorende aan Fa. [naam bedrijf 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking;
7.
op 22 februari 2016 te Maasdijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand van Fa. [naam bedrijf 3] (perceel [adres 5] ) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan Fa. [naam bedrijf 3] , en zich daarbij de toegang tot voornoemd perceel te verschaffen door middel van braak, naar voornoemd pand zijn toegegaan en de voordeur van het pand hebben geforceerd en dat pand hebben betreden en de bureaulades van het bedrijf hebben doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8.
op 22 februari 2016 te Maasdijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand van Fa. [naam bedrijf 4] (perceel [adres 6] ) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan Fa. [naam bedrijf 4] , en zich daarbij de toegang tot voornoemd perceel te verschaffen en die weg te nemen goederen en gelden van hun gading onder hun bereik te brengen door middel van verbreking, naar voornoemd pand zijn toegegaan en de toegangsdeur hebben geflipperd en een deur van het bedrijfspand en lades hebben opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9.
op 18 januari 2016 te Maasdijk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (totale waarde 11.620,75 euro), toebehorende aan Fa. [naam bedrijf 5] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking;
11.
omstreeks 12 september 2015 te Wateringen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kluis met inhoud en een geldbedrag van 8.000 euro, toebehorende aan Fa. [naam bedrijf 6] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en de maatregel

8.1.
Eis Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder 1 tot en met 12 bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Oordeel rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in een relatief korte periode samen met anderen een groot aantal bedrijfsinbraken gepleegd, waarmee hij veel schade en overlast voor die bedrijven heeft veroorzaakt. Daarbij zijn verschillende diefstallen op dezelfde avond gepleegd en waren bij verschillende diefstallen nog personen in het bedrijf aanwezig. Verdachte heeft er zelfs geen been in gezien om een inbraak te plegen, terwijl hij onder elektronisch toezicht stond. Verdachte was bij het plegen van deze feiten enkel uit op eigen financieel gewin. Voorts is verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 10 oktober 2016 eerder veroordeeld vanwege een groot aantal vermogensdelicten, waaronder bedrijfsinbraken, hetgeen hem er kennelijk niet van weerhouden heeft zich weer aan dergelijke feiten schuldig te maken. Gelet op dit alles acht de rechtbank de oplegging van een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen.

9.Beslag

De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de handschoenen en de schroevendraaier, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het onder 1 bewezen geachte is begaan. De overige onder verdachte inbeslaggenomen goederen dienen aan hem te worden teruggegeven.

10.Benadeelde partij

[persoon 2] vordert (de rechtbank begrijpt, mede op basis van het feit dat hij namens [naam bedrijf B.V. 1] aangifte heeft gedaan: namens de benadeelde partij [naam bedrijf B.V. 1] ) de vergoeding van € 2.000,- aan materiële schade. Deze vordering betreft een niet onderbouwde schatting en het is onbekend welk deel van de opgevoerde schade gedekt wordt door de verzekering, alwaar de schade blijkens de informatie van [persoon 2] is gemeld.
Nu niet kan worden vastgesteld hoeveel schade door de benadeelde partij is geleden die niet op andere wijze vergoed is/zal worden, zal de(gebruik passage indien geheel of gedeeltelijk niet van eenvoudige aard) benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

11.Voorlopige hechtenis

Bij beschikking 19 oktober 2016 is de voorlopige hechtenis in onderhavige strafzaak door het Gerechtshof Amsterdam geschorst teneinde verdachte in de gelegenheid te stellen de bij arrest van 28 november 2014 in de zaak met parketnummer 23/004343-13 opgelegde vrijheidsstraf te ondergaan.
Nu verdachte bij dit vonnis een gevangenisstraf van aanzienlijke duur wordt opgelegd, ziet de rechtbank geen aanleiding het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen en wijst het daartoe gedane verzoek dan ook af.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

Verklaart niet bewezen de onder 1 ten laste gelegde diefstal bij [naam bedrijf B.V. 2] , de onder 1 cumulatief/alternatief ten laste gelegde poging tot diefstal bij [naam bedrijf B.V. 2] en het onder 4, 6, 10 en 12 ten laste gelegde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3.12. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
2, 5 en 9.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking, meermalen gepleegd;
3.
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
7.
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
8.
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
11.
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
26 maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
2 2.00 STK Handschoen Kl:zwart
PU-FLEX
5157953
3 1.00 STK Schroevedraaier Kl:rood
PB SWISS TOOLS
5157950
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Zaktelefoon Kl:grijs
SAMSUNG
5157958
4 7.00 STK Munt
-
5158412; 7 Zwitserse munten/incourant
5 1.00 STK Zaktelefoon
APPLE IPHONE 5C
5157957
6 1.00 STK Horloge
ROLEX
Zilv/goudkl.band; bruine plaat 5158455
Verklaart de benadeelde partij [naam bedrijf B.V. 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. W.A.J.P. van den Reek en L.R. Wisse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2016.

Voetnoten

1.P.J. van Koppen en W.A. Wagenaar, Reizen met mijn rechter, Psychologie van het recht, Kluwer 2010, pagina 272.