10. Het verzoek van [verzoekster] kan met toepassing van artikel 7:686a lid 4, onderdeel a BW ontvankelijk worden verklaard, omdat het oorspronkelijke verzoek is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. De arbeidsovereenkomst is immers geëindigd op 9 mei 2016 en het oorspronkelijke verzoek is ontvangen op 1 juli 2016. Dat nadien buiten die termijn van twee maanden een herziene versie is ingediend maakt dat niet anders.
10. Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of de opzegging door [bedrijf] moet worden vernietigd. Bij die beoordeling van het ontslag op staande voet geldt tot uitgangspunt dat het op de weg van [bedrijf] als werkgever ligt om de gronden die aan het ontslag ten grondslag liggen te stellen en bij betwisting daarvan te bewijzen, waarbij het bewijsrecht onverkort van toepassing is op deze verzoekschriftprocedure.
10. De meest verstrekkende stelling van [verzoekster] dat de camerabeelden niet mogen worden gebruikt, wordt verworpen. Daarbij heeft te gelden dat in het winkelreglement is bepaald dat [bedrijf] gebruik mocht maken van dergelijke beelden indien sprake was van een vermoeden van onregelmatigheden. Dat geen toestemming van de Autoriteit Persoonsgegevens is verkregen, staat aan het gebruik van die beelden in de onderhavige procedure niet in de weg. Dat er een ernstig vermoeden van onregelmatigheden bestond is door [bedrijf] afdoende toegelicht. Bovendien wordt nog opgemerkt dat ook indien wordt vastgesteld dat bewijsmateriaal onrechtmatig is verkregen, daarop niettemin in civiele zaken als de onderhavige acht mag worden geslagen. In beginsel wegen het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, alsmede het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, zwaarder dan het belang van de wederpartij van uitsluiting van bewijs. Slechts indien sprake is van bijkomende omstandigheden, is uitsluiting van dat bewijs gerechtvaardigd (HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942). [verzoekster] heeft niet gesteld dat [bedrijf] op een voor haar minder nadelige wijze het onderzoek had moeten verrichten. Verder zijn door [verzoekster] geen bijkomende omstandigheden aangevoerd die uitsluiting van de camerabeelden rechtvaardigen. Voor zover [verzoekster] in dit verband heeft betoogd dat [bedrijf] selectief heeft geselecteerd en er daardoor een onvolledig beeld is gegeven, heeft [bedrijf] deze lezing bestreden en is dit betoog door [verzoekster] op geen enkele wijze nader onderbouwd. 10. Naar het oordeel van de kantonrechter is de opzegging van de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen. Op basis van de erkenning van de zijde van [verzoekster] in combinatie met de overgelegde camerabeelden staat vast dat [verzoekster] in ieder geval op een drietal dagen in april 2016, geld van [bedrijf] , dat zij in het kader van haar dienstverband na sluiting van de winkel moest tellen, in haar zak respectievelijk tas heeft gestopt. Ook staat vast dat zij [bedrijf] hierover niet heeft geïnformeerd. Onder die omstandigheden ligt het op de weg van [verzoekster] om haar verweer te bewijzen dat zij zich dit geld weliswaar heeft toegeëigend, maar dat dit geld betrof dat zij eerder aan [bedrijf] had verstrekt in het kader van het aanvullen van een kastekort. Dit verweer van [verzoekster] moet in dit kader immers als een bevrijdend verweer worden aangemerkt waarvan de bewijslast bij [verzoekster] ligt. Daarbij komt ook nog dat, gelet op de inhoud van het verweer, een redelijke bewijslastverdeling dat ook meebrengt. Het is immers [verzoekster] die in de verborgenheid handelt, zodat zij ook het risico dient te dragen van de bewijslast van haar stellingen op dit punt.
10. In dat bewijs is [verzoekster] niet geslaagd. De door [verzoekster] overgelegde verklaringen bieden daar geen voldoende ondersteuning voor. Die verklaringen zijn in hoofdzaak verklaringen van [verzoekster] zelf waarin zij bevestiging zoekt van haar eigen betoog en telefoongesprekken met derden waaruit niet de conclusie valt te halen dat [verzoekster] op de dagen voorafgaand aan de toe-eigening van de gelden de door haar meegenomen bedragen aan de kas heeft toegevoegd. [verzoekster] heeft voor het overige een onvoldoende concreet bewijsaanbod gedaan dat de gelden die zij zich heeft toegeëigend zoals deze op de beelden zijn te zien door haar eerder aan [bedrijf] waren verstrekt. Het in algemene zin verwijzen naar collega’s die verklaren over situaties die zich in het algemeen hebben voorgedaan, maar geen directe relatie leggen met de op de op camera geconstateerde gedragingen van [verzoekster] , is onvoldoende. Daarbij verdient aantekening dat [verzoekster] ook geen verklaring heeft gegeven voor de omstandigheid dat het hier telkens om ronde bedragen is gegaan, nu [verzoekster] zich uitsluitend briefgeld heeft toegeëigend. Ook is niet duidelijk geworden hoe [verzoekster] heeft bijgehouden wanneer en welke bedragen zij eerst in de kassa heeft gestort om het kastekort aan te vullen. Evenmin heeft [verzoekster] aangeboden te bewijzen dat zij een gelijk bedrag in de kas heeft gestopt aan het bedrag dat zij in haar zak heeft gestopt. Daarmee staat in dit geding vast dat [verzoekster] zich geld van [bedrijf] heeft toegeëigend, hetgeen een dringende reden oplevert.
10. Het betoog van [verzoekster] dat het ontslag niet onverwijld aan haar is meegedeeld, wordt gepasseerd. De enkele omstandigheid dat gebruik is gemaakt van beelden uit april 2016, leidt niet tot dat oordeel, nu door [bedrijf] is toegelicht dat hij een groot aantal beelden heeft moeten bekijken en dat daarmee een lange periode gemoeid was om een totaaloverzicht te krijgen, hetgeen eerder getuigt van zorgvuldigheid aan de zijde van [bedrijf] , dan een gebrek aan voortvarendheid. Dat [bedrijf] vervolgens nog advies van derden heeft ingewonnen, kan hem evenmin worden tegengeworpen. Ook overigens zijn door [verzoekster] geen feiten of omstandigheden aangedragen die, in weerwil van de stelling van [bedrijf] dat direct nadat de gebeurtenissen hem volledig duidelijk zijn geworden op 6 mei 2016 na juridisch advies vervolgens op 9 mei 2016 tot ontslag is overgegaan, weerleggen.
10. Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is, zal het primaire verzoek van [verzoekster] om het ontslag te vernietigen, alsmede het meer subsidiaire verzoek om voor recht te verklaren dat het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven, worden afgewezen. Er is immers geen sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er ook geen grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW. Voor wedertewerkstelling alsmede doorbetaling van salaris na 9 mei 2016 ontbreekt de rechtsgrond.
10. [verzoekster] heeft verzocht om [bedrijf] te veroordelen een transitievergoeding te betalen. Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW is de transitievergoeding niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Dat betekent dat de transitievergoeding niet verschuldigd is en het verzoek van [verzoekster] zal worden afgewezen.
10. Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is, zal het verzoek van [verzoekster] om toekenning van die billijke vergoeding worden afgewezen.