ECLI:NL:RBAMS:2016:7591

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2016
Publicatiedatum
21 november 2016
Zaaknummer
13/751666-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Nederlandse onderdaan aan België voor strafrechtelijke vervolging met betrekking tot cannabisplantage en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 november 2016 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een Nederlandse onderdaan aan België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betrof een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings te Turnhout op 28 juli 2016. De opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 1972, was verdacht van het plegen van strafbare feiten, waaronder de illegale teelt van cannabis en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist was en dat hij de Nederlandse nationaliteit had, wat van invloed is op de mogelijkheid van overlevering.

De rechtbank heeft de procesgang besproken, waarbij de vordering op 18 oktober 2016 werd behandeld. De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, was aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. B.K.M. Fritz. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd vanwege een volle agenda. De rechtbank heeft ook de inhoud van het EAB beoordeeld, inclusief een verstekvonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 1 april 2014, waarin een vrijheidsstraf van 24 maanden was opgelegd aan de opgeëiste persoon.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en er een garantie was gegeven dat de opgeëiste persoon na overlevering in Nederland zijn straf zou ondergaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering werd verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn genoemd. De uitspraak werd gedaan door mr. H.P. Kijlstra, voorzitter, en mrs. A.C. Enkelaar en M.J. Alink, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.T.P. van Munster.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751666-16
RK nummer: 16/5838
Datum uitspraak: 1 november 2016
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 augustus 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 juli 2016 door het Parket van de Procureur des Konings te Turnhout (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedatum] 1972,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 oktober 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. B.K.M. Fritz, advocaat te Haarlem.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er vanwege haar volle agenda niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een verstekvonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Turnhout van 1 april 2014, met kenmerk: 14/620, TU60.L5.5034/12.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 24 maanden. Deze vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Artikel 6, tweede lid, OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
De overlevering kan dan ook alleen worden toegestaan indien het vonnis bij verstek is gewezen en de opgeëiste persoon de mogelijkheid geboden wordt enig rechtsmiddel tegen het vonnis in te stellen teneinde in persoon ter terechtzitting te verschijnen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis, dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan onder het beding dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld (i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel d) van het EAB onder punt 3.4 het volgende verklaard:
De beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
-
de beslissing zal hem na de overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend; en
-
de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing; en
-
de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet (namelijk 15 dagen) of hoger beroep aan te tekenen (namelijk 30 dagen).
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze garantie aan de eisen van artikel 12 sub d OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de strafbare feiten aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW, onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
De raadsman heeft betoogd dat het feit dat ziet op de diefstal van elektriciteit niet onder dit lijstfeit kan worden geschaard en ook niet in onderdeel e2 van het EAB is vermeld. De overlevering dient aldus voor dit feit te worden geweigerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ofwel de diefstal van elektriciteit geschaard kan worden onder het aangekruiste lijstfeit, ofwel dat de dubbele strafbaarheid van dit feit kan worden getoetst. In beide situaties leidt dit ertoe dat de overlevering ook voor de diefstal van elektriciteit kan worden toegestaan.
Het is in beginsel aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om te beoordelen of een feit waarvoor overlevering wordt verzocht al dan niet onder voornoemde lijst valt en welk feit dient te worden aangekruist. Enkel in gevallen waarin sprake is van een evidente tegenstrijdigheid tussen de feitsomschrijving en de aangekruiste categorie zou dit tot de conclusie moeten leiden dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit niet in redelijkheid heeft aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Nu de diefstal van elektriciteit plaats vond om de cannabisplantage zoals aangetroffen op 18 december 2012 te Retie, van stroom te voorzien, is de rechtbank van oordeel dat van zo een evidente tegenstrijdigheid geen sprake is. Overigens overweegt de rechtbank dat diefstal van elektriciteit ook naar Nederlands recht strafbaar is. Het verweer wordt verworpen.
Volgens de in rubriek e) van het EAB vermelde gegevens is op de feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings heeft op 14 september 2016 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf, of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren.
De feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
diefstal
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 310 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 Opiumwet en 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Parket van de Procureur des Konings te Turnhout (België).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. A.C. Enkelaar en M.J. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 november 2016.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.