ECLI:NL:RBAMS:2016:7579

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2016
Publicatiedatum
21 november 2016
Zaaknummer
C/13/606109 / FA RK 16-2394
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en gerechtelijke vaststelling van ouderschap met betrekking tot biologische afstamming

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 november 2016 uitspraak gedaan over de verzoeken van [verzoeker] tot vernietiging van de erkenning door [verweerder sub 1] en tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap met betrekking tot [verweerder sub 2]. [Verzoeker] heeft aangevoerd dat hij niet de biologische zoon is van [verweerder sub 1], maar van [verweerder sub 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] op [geboortedatum] te Amsterdam is geboren en dat hij door [verweerder sub 1] is erkend ter gelegenheid van het huwelijk met zijn moeder. Na het overlijden van [verweerder sub 1] heeft [verzoeker] ontdekt dat [verweerder sub 2] zijn biologische vader is, wat bevestigd werd door een DNA-rapport. De rechtbank heeft geoordeeld dat de termijn voor het indienen van het verzoek tot vernietiging van de erkenning in dit geval een ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven van [verzoeker] zou zijn, en heeft daarom het verzoek ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling van het verzoek tot vernietiging van de erkenning uitgevoerd. Gezien het DNA-rapport en de verklaringen van familieleden, heeft de rechtbank geoordeeld dat [verweerder sub 1] niet de biologische vader is van [verzoeker] en dat het verzoek tot vernietiging van de erkenning gegrond is. Tevens heeft de rechtbank het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap toegewezen, onder de voorwaarde dat de beslissing tot vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan. [Verzoeker] heeft verklaard de geslachtsnaam van [verweerder sub 2] te willen dragen. De rechtbank heeft de griffier opgedragen om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/606109 / FA RK 16-2394 (MN/DB/HHo/HHe)
Beschikking van 23 november 2016 betreffende vernietiging van de erkenning alsmede betreffende gerechtelijke vaststelling van het ouderschap
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen [verzoeker] ,
advocaat mr. D.J.I. Kroezen te Amsterdam.
inzake het verzoek betreffende vernietiging van de erkenning
tegen
[verweerder sub 1] ,
overleden te Amsterdam op [datum] ,
laatstelijk wonende te Amsterdam,
verwerende partij sub 1,
hierna te noemen [verweerder sub 1] ,
en inzake het verzoek betreffende gerechtelijke vaststelling van het ouderschap
tegen
[verweerder sub 2] ,
overleden te Zaanstad op [datum] ,
verwerende partij sub 2,
hierna te noemen [verweerder sub 2] .
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende sub 1] ,
overleden te Amsterdam op [datum] ,
laatstelijk wonende te Amsterdam,
hierna te noemen de moeder,

2 [belanghebbende sub 2] ,dochter van [verweerder sub 2] voornoemd,hierna te noemen: [belanghebbende sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,

en

3 het openbaar ministeriete Amsterdam.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het op 1 april 2016 ter griffie ingediende verzoekschrift;
  • de schriftelijke conclusie van het openbaar ministerie van 9 mei 2016;
  • het F9-formulier van mr. Kroezen van 24 mei 2016;
  • de brief van het openbaar ministerie van 29 augustus 2016.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 25 oktober 2016.
Gehoord zijn: mr. Kroezen, [verzoeker] , zijn echtgenote en hun kinderen.
Mr. Kroezen heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
[belanghebbende sub 2] voornoemd is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Het openbaar ministerie heeft bij brief meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

2.De vaststaande feiten

Op [geboortedatum] te Amsterdam is [verzoeker] uit de moeder geboren.
Op [datum] zijn de moeder en [verweerder sub 1] met elkaar gehuwd.
Ter gelegenheid van dit huwelijk is [verzoeker] door [verweerder sub 1] erkend.
Bij Koninklijk Besluit van 24 april 1964 is de geslachtsnaam van [verweerder sub 1] en zijn minderjarige kinderen gewijzigd in ‘ [verweerder sub 1] ’.
Het huwelijk van de moeder en [verweerder sub 1] is ontbonden op [datum] door het overlijden van [verweerder sub 1] .
De moeder is overleden te Amsterdam op [datum] .
Alle betrokkenen hebben, althans hadden bij leven de Nederlandse nationaliteit.

3.De verzoeken

[verzoeker] verzoekt de door [verweerder sub 1] op [datum] gedane erkenning te vernietigen en hij verzoekt aansluitend dat de rechtbank zal vaststellen dat [verweerder sub 2] zijn vader is.
[verzoeker] verklaart dat hij de geslachtsnaam van [verweerder sub 2] zal dragen. Hij verzoekt – naar de rechtbank begrijpt in de beschikking melding te maken van deze verklaring.
[verzoeker] stelt dat [verweerder sub 2] , geboren te Batavia op [datum] , overleden te Zaanstad op [datum] , hem heeft verwekt. [verweerder sub 1] is derhalve niet zijn biologische vader.
De moeder is geboren uit [grootmoeder] (hierna mede: de grootmoeder).
Ten tijde van de geboorte van [verzoeker] was de grootmoeder gehuwd met [verweerder sub 2] . Uit hun huwelijk is op [geboortedatum] te Amsterdam geboren [belanghebbende sub 2] (hierna: [belanghebbende sub 2] ). [verweerder sub 2] was de stiefvader van de moeder. De moeder woonde bij hem en de grootmoeder in ten tijde van de conceptie en de geboorte van [verzoeker] .
De moeder is later gaan samenwonen met [verweerder sub 1] , die zijn geslachtsnaam later gewijzigd heeft in [verweerder sub 1] . Ter gelegenheid van het huwelijk tussen de moeder en [verweerder sub 1] is [verzoeker] door [verweerder sub 1] erkend en werd hij gewettigd.
[verzoeker] heeft eerst gehoord van het feit dat [verweerder sub 2] hem heeft verwekt toen hij 19 jaar oud was.
De moeder heeft tegenover hem steeds ontkend te weten wie zijn biologische vader is. Pas op haar ziekbed, tegen het einde van haar leven, heeft zij verteld dat [verweerder sub 2] zijn verwekker was.
[verzoeker] is vervolgens op zoek gegaan naar zijn familie en heeft contact opgenomen met [belanghebbende sub 2] en [naam 1] (hierna: [naam 1] ). [naam 1] is de zoon van [naam 2] . Hij is erkend door [naam 3] , maar [verweerder sub 2] is zijn biologische vader. [belanghebbende sub 2] en [naam 1] zien [verzoeker] inmiddels als hun (half)broer.
Uit het DNA-rapport van 28 juni 2011 is komen vast te staan dat [verzoeker] bloedverwant is van [naam 1] . Vanaf dat moment staat voor [verzoeker] vast dat [verweerder sub 2] zijn biologische vader is.
[verzoeker] stelt belang te hebben bij zijn verzoeken. Hij heeft geen positieve herinneringen aan [verweerder sub 1] , [verzoeker] voelt zich een ‘ [verweerder sub 2] ’ en wil die naam en stamboom graag voortzetten.
Het is dan ook de wens van [verzoeker] om, zodra de familierechtelijke betrekking met [verweerder sub 1] is verbroken, in familierechtelijke betrekking komen te staan met zijn biologische vader.

4.De beoordeling

4.1
het verzoek tot vernietiging van de erkenning
4.1.2
Het toepasselijke recht
De rechtbank gaat ervan uit dat destijds Nederlands recht op de erkenning is toegepast, nu zowel de moeder als [verweerder sub 1] ten tijde van de erkenning de Nederlandse nationaliteit bezaten en de erkenning in Nederland heeft plaatsgevonden.
Op het verzoek tot vernietiging van de erkenning zal daarom eveneens Nederlands recht worden toegepast.
4.1.2
De ontvankelijkheid
Vast staat dat [verzoeker] het verzoek niet heeft ingediend binnen de in artikel 205 lid 4 BW gestelde termijn van 3 jaar nadat hij met het feit bekend is geworden dat [verweerder sub 1] vermoedelijk niet zijn vader is..
[verzoeker] stelt, daarbij verwijzend naar de uitspraak van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 19 januari 2011 (ECLI:NL:GHSGR:2011:BP9615), dat hij toch in zijn verzoek dient te worden ontvangen, nu hij als kind het recht heeft op eerbiediging van zijn familie- en gezinsleven en het recht heeft op de toegang tot de rechter om een beroep te doen op dat recht. Het vasthouden aan de wettelijke termijn voor de vernietiging van de erkenning is in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en levert een ongerechtvaardigde inbreuk op, op zijn ‘family life’.
[verzoeker] heeft kenbaar gemaakt dat hij niet bekend was met de termijn die staat voor het indienen van een verzoek tot vernietiging van de erkenning. Indien hij dat wel had geweten, had hij het verzoek tijdig ingediend. [verzoeker] heeft een groot belang bij het verbreken van de familierechtelijke betrekking met [verweerder sub 1] , nu hij door [verweerder sub 1] jarenlang fysiek en mentaal is mishandeld en dus slechte herinneringen heeft aan [verweerder sub 1] . Zijn belastte verleden heeft ertoe bijgedragen dat hij veel tijd nodig heeft (gehad) om na allerlei afwegingen tot besluiten te komen.
Hoewel in beginsel het stellen van termijnen geen ongerechtvaardigde inmenging is in het familie- en gezinsleven van betrokkenen in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), is de rechtbank van oordeel dat toepassing van de in artikel 1:205 lid 4 BW gestelde termijn in de geschetste omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven betekent.
Het respect voor het familie- en gezinsleven eist in de onderhavige zaak dat het belang van de biologische en maatschappelijke werkelijkheid prevaleert boven het belang van de strikte hantering van de in artikel 1:205 lid 4 BW gestelde termijn. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat uit de door [verzoeker] overgelegde verklaringen blijkt dat alle belanghebbenden het verzoek van [verzoeker] ondersteunen, en ook anderszins geen zwaarwichtige redenen aan de vernietiging van de erkenning in de weg staan. Voorts is uit wat [verzoeker] ter zitting heeft verklaard gebleken dat hij heeft bedoeld tijdig een verzoek tot vernietiging van de erkenning in te dienen indien hij wist dat daar een termijn aan verbonden was. Hij heeft evenwel de tijd nodig gehad om alle voor- en nadelen af te wegen en de mogelijke gevolgen voor hemzelf en zijn gezin daarbij te betrekken om zo tot een weloverwogen besluit te komen. Niet valt in te zien hoe de rechtszekerheid en de belangen van hierbij betrokken anderen in het onderhavige geval zullen worden geschaad bij het niet vasthouden aan de wettelijke termijn. Dit betekent dat de rechtbank in het onderhavige geval de termijnstelling een ongerechtvaardigde inmenging als bedoeld in artikel 8 tweede lid EVRM acht op het familie- en gezinsleven van [verzoeker] .
Hieruit volgt dat [verzoeker] in zijn verzoek kan worden ontvangen.
4.1.3
De inhoudelijk beoordeling
Het verzoek tot vernietiging van de erkenning is gegrond op artikel 1:205 BW.
Een verzoek met die strekking kan worden toegewezen indien blijkt dat de erkenner niet de biologische vader is van het kind.
Uit het door [verzoeker] in het geding gebrachte DNA-rapport van 28 juni 2011 blijkt dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid er een biologisch bloedverwantschap in de mannelijke lijn bestaat tussen [verzoeker] en [naam 1] voornoemd.
[verzoeker] heeft diverse schriftelijke verklaringen overgelegd van verwanten en familieleden van [verweerder sub 2] , waarin zijn stelling dat [verweerder sub 2] zijn biologische vader is wordt onderschreven en waarin wordt meegedeeld dat [naam 1] is geboren uit de relatie tussen [naam 2] en [verweerder sub 2] . Voorts heeft [verzoeker] verschillende foto’s overgelegd van [verweerder sub 2] , [naam 1] , zichzelf en zijn zoon Jochem, waaruit van een zekere uiterlijke gelijkenis blijkt.
[verzoeker] heeft op overtuigende wijze verklaard dat zijn moeder aan het eind van haar leven op zijn herhaaldelijke vragen heeft geantwoord dat [verweerder sub 2] hem heeft verwekt.
Op grond van voormelde feiten en omstandigheden, in hun onderlinge samenhang bezien, is rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [verweerder sub 1] niet, maar [verweerder sub 2] wel de biologische vader van [verzoeker] is. Om die reden is het verzoek tot vernietiging van de erkenning toewijsbaar.
4.2
het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap
Het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap is gegrond op artikel 1:207 BW.
Op grond van hetgeen hiervoor onder 4.1.3 is overwogen acht de rechtbank het aannemelijk dat [verweerder sub 2] de verwekker van [verzoeker] is.
Het wordt in het belang van [verzoeker] geoordeeld dat zijn afstamming komt vast te staan en dat hij familierechtelijke banden zal hebben met [verweerder sub 2] . Het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap zal daarom eveneens worden toegewezen.
De rechtbank zal de vaststelling van het ouderschap ten aanzien van [verzoeker] uitspreken onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing tot vernietiging van de erkenning door [verweerder sub 1] ten aanzien van [verzoeker] in kracht van gewijsde is gegaan.
De rechtbank overweegt met betrekking hiertoe dat op dit moment artikel 1: 207 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek in de weg staat aan vaststelling van het ouderschap van [verweerder sub 2] , nu [verzoeker] thans nog in familierechtelijke betrekking staat tot [verweerder sub 1] . Het wordt niet in het belang van [verzoeker] geacht dat er tijd verstrijkt tussen de vernietiging van de erkenning en de vaststelling van het ouderschap.
4.3
de geslachtsnaam
Ter gelegenheid van de vaststelling van het ouderschap heeft [verzoeker] op de voet van artikel 5 lid 7 BW verklaard dat hij de geslachtsnaam zal hebben van de vader “ [verweerder sub 2] ”.

5.De beslissing

De rechtbank:
- vernietigt de door [verweerder sub 1] op [datum] gedane erkenning van:
[verzoeker] ,
geboren te Amsterdam op [geboortedatum] ;
- stelt onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing tot vernietiging van de erkenning ten aanzien van [verzoeker] voornoemd in kracht van gewijsde is gegaan vast het ouderschap van:
[verweerder sub 2] ,
geboren te Batavia op [datum] ,
overleden te Zaanstad op [datum] ,
ten aanzien van [verzoeker] voornoemd;
- draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam;
- stelt vast dat [verzoeker] voornoemd heeft verklaard dat hij de geslachtsnaam van de vader “
[verweerder sub 2]” zal hebben.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.A. Nijssen, voorzitter, mr. D. van den Brink en mr. H.C. Hoogeveen rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H. Hendriks, griffier, op 23 november 2016. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).