Op 11 november 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam in de zaak van de opgeëiste persoon, geboren in Litouwen, besloten tot schorsing van de overleveringsdetentie. Dit besluit is genomen naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 november 2016 (C-477/16 PPU), waarin werd geoordeeld dat het voorliggende Europees Aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door het Litouwse Ministerie van Justitie, naar verwachting niet tot overlevering van de opgeëiste persoon zal leiden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden zijn voor een herstel van de gebreken in het EAB op korte termijn.
De rechtbank heeft daarbij verschillende voorwaarden aan de schorsing verbonden. De opgeëiste persoon moet zich onder andere melden bij de politie, een verblijfadres opgeven en mag Nederland niet verlaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon zich niet aan de tenuitvoerlegging van de overleveringsdetentie zal onttrekken, mits het bevel tot schorsing niet wordt opgeheven. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. Y.M.E. Jurgens, en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.
De rechtbank heeft de schorsing van de overleveringsdetentie bevolen met ingang van 11 november 2016, maar pas nadat de opgeëiste persoon zijn reisdocumenten heeft ingeleverd bij de officier van justitie. De verdere inhoudelijke behandeling van het EAB is gepland voor 1 december 2016.