(…)
De verschijnende persoon verklaart in het bijzijn van mij, notaris onder ede het navolgende:
“Begin tweeduizend negen ben ik door de heer [eiser] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: “ [eiser] ”, gevraagd om het pand [adres] te verbouwen.
Ik ben drie jaar met de verbouwing bezig geweest. Iedere week werd door [eiser] mijn gewerkte uren uitbetaald. Overigens kwam dat geld van de heer [gedaagde] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: “ [gedaagde] ”, conform de afspraak.
Een hele enkele keer gebeurde het dat [eiser] geen genoeg geld had om mij te betalen, dan zei [eiser] tegen mij dat ik even moest wachten tot hij weer geld had ontvangen van [gedaagde] . Ook alle spullen die ik heb ingekocht ten behoeve van de [adres] zijn gedaan met geld van [gedaagde] . Buiten dat ik bij verschillende overdrachten van het geld ben geweest, zat het geld meestal gevacumeerd en altijd in een zakje van Slagerij Meester. Daar werden dus ook alle inkopen door mij en [eiser] van betaald.
Op bijna alle bonnen staat mijn naam. die heb ik dan ook zelf betaald heb met geld van [gedaagde] .
Alle bonnen deed ik in een mapje en dat mapje legde ik in een keukenkast, in de veronderstelling dat die bonnen overhandigd zouden worden aan [gedaagde] ter verantwoording.
Echter tot mijn grote verbazing waren opeens alle bonnen weg, meegenomen door [eiser] naar nu blijkt.
Verder heb ik geconstateerd bij het nalopen van de bonnen dat er een aantal grote bedragen ontbreken, zoals de stukadoor, ongeveer vierduizend euro. (€ 4.000,-) per etage, de uren die [eiser] z’n zwager en zoon hebben gewerkt in het pand.
Verder trof ik een bon aan van vijfhonderd (500) tegels (dertig (30) bij dertig (30)) die zeker niet in het pand zijn aangebracht.
Bonnen van champagne, en bekeuringen en lunches (weet ik niets van) zijn voor rekening van [eiser] .
Tijdens de werkzaamheden heeft [eiser] mij verteld dat hij een belastingschuld had van enkele jaren die hij opeens moest betalen. Dat ging niet en heeft hij twintigduizend euro (€ 20.000,--) geleend van [gedaagde] .
Ook is mij opgevallen dat [eiser] werkelijk met iedereen ruzie heeft gemaakt, tijdens de werkzaamheden. De buren, loodgieter, architect en zelfs de gemeente waardoor de vergunning veel langer op zich liet wachten dan noodzakelijk.
Verder schopte [eiser] ook nog een deuk in een hagelnieuwe auto van een loodgieter die naast ons aan het werk was. [eiser] was het niet eens met de manier waarop de loodgieter zijn auto had geparkeerd.
Conclusie: de twintigduizend euro (€ 20.000,--) was een lening in verband met een belastingschuld van [eiser] .
De overige betalingen die [eiser] deed, deed hij met geld van [gedaagde] uit vacuüm zakjes van slagerij Meester.”
Vervolgens heeft de verschijnende persoon, in handen van mij, notaris, de belofte afgelegd, dat zijn bovenomschreven verklaring geheel in overeenstemming is met de waarheid.
(…)