ECLI:NL:RBAMS:2016:7082

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
13/751208-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening en schorsing van het onderzoek in een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot de detentieomstandigheden in Portugal

In deze tussenuitspraken van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 11 oktober 2016, wordt de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW) behandeld, ingediend door de officier van justitie. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Portugese autoriteiten op 12 juli 2016, met als doel de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1985 in Portugal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering is behandeld op een openbare zitting op 27 september 2016, waarbij de officier van justitie mr. R. Vorrink aanwezig was, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. H.W. Verberkmoes.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met dertig dagen, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Portugal onderzocht, met name in de Penitentiaire Inrichting in Lissabon, en heeft geconstateerd dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden. Dit is gebaseerd op eerdere uitspraken en rapporten van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en de Portugese Ombudsman.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en aanvullende vragen te stellen aan de Portugese justitiële autoriteiten over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon na zijn overlevering. De rechtbank heeft de officier van justitie verzocht deze vragen te stellen en het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen zitting. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, met de griffier aanwezig, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751208-16
RK-nummer: 16/5142
Datum uitspraak: 11 oktober 2016
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 juli 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 juli 2016 door de
Comarca de Faro - Instancia Central Criminal - Juiz 2(Portugal) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Portugal) op [geboortedatum] 1985,
adres: [adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.] ;
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 september 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. H.W. Verberkmoes, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een beschikking van 7 juli 2016 van de Rechter van de Centrale Instantie Strafzaken van Faro in welke beschikking de dwangmaatregel van voorarrest is opgelegd.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Portugal strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

Heeft de uitvoerende rechterlijke autoriteit bewijzen dat er in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, dan moet zij beoordelen of dit gevaar in geval van overlevering voor de opgeëiste persoon aanwezig is. Daarbij moet zij zich allereerst baseren op objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden die heersen in de uitvaardigende lidstaat en die kunnen duiden op gebreken die hetzij structureel of fundamenteel zijn, hetzij bepaalde groepen van personen raken, hetzij bepaalde detentiecentra betreffen (HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (Aranyosi en Căldăraru), punten 88-89).
Bij vonnis van 6 oktober 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:6316) heeft deze rechtbank op grond van informatie van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) uit 2013 en een verslag van de Portugese Ombudsman dat ziet op een bezoek aan de Penitentiaire Inrichting in Lissabon van 19 januari 2016 geconcludeerd dat er in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat
in de penitentiaire inrichting in Lissabonzijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld.
Voor de rechtbank is op dit moment niet duidelijk, waar de opgeëiste persoon in het geval van zijn overlevering zal worden gedetineerd. De rechtbank ziet derhalve aanleiding het onderzoek te heropenen en de volgende vragen te stellen aan de Portugese justitiële autoriteit, om te beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon voornoemd gevaar zal lopen vanwege de te verwachten omstandigheden van zijn detentie in de uitvaardigende lidstaat (Aranyosi en Căldăraru, punt 92):
Zal de opgeëiste persoon na feitelijke overlevering worden gedetineerd in de penitentiaire inrichting in Lissabon?
Zo ja, dan verzoekt de rechtbank om alle noodzakelijke aanvullende gegevens met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in de penitentiaire inrichting in Lissabon zal worden gedetineerd, teneinde te kunnen beoordelen of er voor de opgeëiste persoon een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling.

5.Beslissing

HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd in afwachting van antwoorden op de hiervoor omschreven aan de Portugese uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen vragen;
VERZOEKTde officier van justitie om de hiervoor vermelde vragen te stellen aan de Portugese uitvaardigende justitiële autoriteit;
BEVEELTdat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen zitting;
BEVEELTde oproeping van opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen dag en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Portugese taal tegen een nader te bepalen dag en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en A. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 11 oktober 2016.
Mr. A. van den Brink is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.