Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
5 "Illegale handel in verdovende midden en psychotrope stoffen"blijkt dat zij de opgeëiste persoon ook verdenken van de handel in verdovende middelen. Tevens wordt in het dossier in het toegevoegde rechtshulpverzoek van 17 mei 2016 de verdenking van het bezit en de handel in verdovende middelen genoemd. Op grond van het voorgaande is het specialiteitsbeginsel onvoldoende gewaarborgd en dient de overlevering van de opgeëiste persoon derhalve te worden geweigerd.
4.Strafbaarheid
5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW
6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 11 OLW
Aranyosien
Căldărarugeoordeeld over de wijze waarop getoetst moet worden of de detentieomstandigheden in het land van de uitvaardigende lidstaat leiden tot de conclusie dat de opgeëiste persoon in geval van overlevering zal worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling zoals bedoeld in artikel 4 Handvest.
in zijn algemeenheidbestaat, komt de tweede toets aan de orde.
de opgeëiste persoonna zijn overlevering een reëel gevaar zal lopen vanwege de te verwachten omstandigheden van zijn detentie in de uitvaardigende lidstaat. De rechtbank dient dan de uitvaardigende justitiële autoriteit vragen te stellen, opdat deze alle noodzakelijke aanvullende gegevens verstrekt met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in de uitvaardigende lidstaat zal worden gedetineerd (zie de punten 89-90 van het arrest
Aranyosi en Căldăraru).
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsartikelen
9.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen (België) ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.