ECLI:NL:RBAMS:2016:6690

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
20 oktober 2016
Zaaknummer
KG ZA 16-874
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de opheffing van conservatoir beslag door SNS op de vermogens van eisers

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 september 2016 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eisers, bestaande uit verschillende besloten vennootschappen en een natuurlijke persoon, vorderden om de door SNS gelegde conservatoire beslagen op hun vermogens op te heffen. De eisers stelden dat de vorderingen van SNS summierlijk ondeugdelijk waren en dat zij door de beslagen in hun financiële mogelijkheden werden beperkt. SNS had beslag gelegd ter verzekering van haar vorderingen, die onder andere bestonden uit een beëindigingsvergoeding, aanbrengvergoedingen en onderzoekskosten, en stelde dat de beslagen noodzakelijk waren om verhaal te kunnen halen op haar vorderingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van SNS summierlijk deugdelijk waren en dat er geen aanleiding was om de beslagen op te heffen. De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorzieningen en veroordeelde eisers in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het veiligstellen van verhaal voor de beslaglegger en de beperkte mogelijkheden voor de voorzieningenrechter om in kort geding een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen te maken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/612179 / KG ZA 16-874 MvdV/BB
Vonnis in kort geding van 21 september 2016
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SALVADANAIO HOLDING B.V.,
gevestigd te Hilversum,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CORYLUS CONSULTANCY B.V,
gevestigd te Hilversum,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONSUS SERVICES B.V,
gevestigd te Hilversum,
eisers bij dagvaarding van 28 juli 2016,
advocaten mr. M.P.H. Sanders en mr. A.N. Stoop te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROPERTIZE B.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. de naamloze vennootschap
SRH N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden,
advocaten mr. R.L. Ubels en mr. A.J. Haasjes te Amsterdam.
Eisers zullen hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud [eisers gezamenlijk] worden genoemd en ieder afzonderlijk [eiser sub 1] , Salvadanaio, Corylus en Consus. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als SNS en ieder afzonderlijk als Propertize en SRH.

1.De procedure

1.1.
Ter terechtzitting van 7 september 2016 heeft [eisers gezamenlijk] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat hij bij eveneens aan dit vonnis gehechte akte eisverandering zijn eis heeft gewijzigd. SNS heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en hun standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnota.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van [eisers gezamenlijk] : [eiser sub 1] met mr. Sanders en mr. Stoop en hun kantoorgenoot mr. C. Corsten, alsmede mr. J.W. Soeteman (de strafrechtadvocaat van [eiser sub 1] );
aan de zijde van SNS: [naam 1] en [naam 2] met mr. Ubels en mr. Haasjes en hun kantoorgenoot mr. R.W.L.H. de Vries.
1.2.
Vervolgens is bepaald dat op 21 september 2016 vonnis zal worden gewezen. Op 14 september 2016 heeft de griffier telefonisch aan partijen medegedeeld dat de beslissing op 21 september 2016 in de vorm van een kop-staart vonnis zal worden gegeven en dat de uitwerking daarvan op 7 oktober 2016 zal volgen. Het onderstaande vormt die uitwerking.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] is medio 2009 via [bedrijf] bij Propertize gedetacheerd om
-onder meer- de vastgoedfinancieringsportefeuille van Propertize te herstructureren en de verliezen daarop te beperken. Tussen juni 2009 en oktober 2012 heeft [eiser sub 1] als [functie] ( [functie] ) werkzaamheden voor Propertize verricht. [eiser sub 1] was tevens lid van de raad van bestuur van Propertize. Salvadanaio, Corylus en Consus zijn werkmaatschappijen van [eiser sub 1] .
2.2.
[eiser sub 1] heeft de saneringswerkzaamheden binnen Propertize laten uitvoeren door onder andere uit zijn netwerk aangetrokken externe medewerkers. Deze personen, die door Propertize zijn gecontracteerd, hebben als zzp-ers de werkzaamheden verricht.
2.3.
Nadat door de accountant van SNS (KPMG) en DNB uitgesproken zorgen over de continuïteit van Propertize heeft de raad van bestuur van Propertize in 2010 besloten om de geldende uurtarieven van (een deel van) de door SNS ingeschakelde externe medewerkers te verhogen in ruil voor langer lopende contracten. Op het verzoek van [eiser sub 1] ook zijn uurtarief te verhogen heeft SNS afwijzend gereageerd.
2.4.
[eiser sub 1] heeft vanaf enig moment (partijen verschillen van mening over de begindatum) met meerdere externe medewerkers de afspraak gemaakt dat zij een deel van hun door SNS verkregen vergoeding aan hem zouden afstaan als vergoeding voor de (via hem) verkregen opdracht (hierna de aanbrengvergoeding).
2.5.
Een van de externe medewerkers heeft medio 2012 bij de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) tegen [eiser sub 1] aangifte van fraude gedaan.
2.6.
Propertize heeft de bij overeenkomst van 24 augustus 2012 aan Corylus verleende opdracht met betrekking tot werkzaamheden van [eiser sub 1] over de periode januari 2013 tot 31 december 2015 in oktober 2012 ingetrokken. Daartoe is op 22 oktober 2012 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder meer een aan Corylus te betalen beëindigingsvergoeding van € 750.000,00 is overeengekomen.
2.7.
Op 1 februari 2013 is SNS door de Staat genationaliseerd.
2.8.
Propertize is mede naar aanleiding van de onder 2.5 vermelde aangifte een intern onderzoek naar het handelen van [eiser sub 1] gestart, hetgeen ertoe heeft geleid dat Propertize op 8 februari 2013 bij de FIOD tegen (onder andere) [eiser sub 1] aangifte heeft gedaan van valsheid in geschrifte, oplichting, en ‘het handelen als bestuurder in strijd met de regelementen waardoor SNS ernstig nadeel heeft ondervonden’.
2.9.
De FIOD heeft naar aanleiding van de aangifte door Propertize onder leiding van het Openbaar Ministerie (OM) een strafrechtelijk onderzoek uitgevoerd tegen (onder andere) [eiser sub 1] . Op 12 februari 2013 is [eiser sub 1] aangehouden. [eiser sub 1] heeft enige tijd in voorlopige hechtenis gezeten. Het OM heeft beslag laten leggen op alle bankrekeningen (en administratie) van [eisers gezamenlijk]
2.10.
De FIOD heeft in een proces-verbaal van 21 februari 2013 geconstateerd dat uit het door haar verrichte onderzoek is gebleken dat door de werkmaatschappijen van [eiser sub 1] over de jaren 2010, 2011 en 2012 voor een bedrag van tenminste € 1.146.111,27 aan externe werknemers is gefactureerd.
2.11.
Na daartoe op 28 april 2014 verkregen verlof heeft Propertize in mei 2014 ten laste van [eisers gezamenlijk] conservatoir beslag gelegd op alle banksaldi van [eisers gezamenlijk] en op het woonhuis van [eiser sub 1] . Daarnaast is SNS een bodemprocedure gestart waarin zij een bedrag van € 3.552.255,00 van [eisers gezamenlijk] vordert.
2.12.
De vordering die Propertize aan het beslagrekest ten grondslag had gelegd bestond uit de beëindigingsvergoeding van € 750.000,00, de aanbrengvergoedingen van € 1.146.111,27 en de (lopende) kosten van het interne onderzoek, op het moment van het indienen van het beslagrekest € 1.656.114,48.
2.13.
SNS en het OM hebben ermee ingestemd dat [eisers gezamenlijk] beschikt over de beslagen tegoeden, waarbij in elk geval maandelijks een bedrag van maximaal
€ 5.000,00 aan [eiser sub 1] ter beschikking wordt gesteld ter voorziening in zijn levensonderhoud.
2.14.
Bij vonnis van 7 juli 2014 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vordering waarvoor beslag is gelegd (met inbegrip van rente en kosten) op
€ 1.685.527,96 herbegroot, bestaande uit € 1.146.111,27 (het bedrag van de vergoedingen die [eiser sub 1] volgens de FIOD van de externe medewerkers heeft ontvangen) en € 250.000,00 (aan onderzoekskosten), te vermeerderen met rente en kosten. Met betrekking tot de aan Corylus betaalde beëindigingsvergoeding heeft de voorzieningenrechter in het vonnis van 7 juli 2014 voor zover hier relevant het volgende overwogen:
‘Uit artikel 4a van de vaststellingsovereenkomst volgt dat een eventuele vordering tot terugbetaling van de beëindigingsvergoeding pas opeisbaar is op het moment dat onherroepelijk komt vast te staan dat sprake is van grove opzettelijke nalatigheid aan de zijde van [eiser sub 1] (Corylus). Dat is thans, ook al zou voorshands voorshands kunnen worden aangenomen dat het bedingen van aanbrengvergoedingen als grove opzettelijke nalatigheid kan worden gekwalificeerd hetgeen [eisers gezamenlijk] gemotiveerd heeft bestreden, nog niet het geval. Beslag voor een toekomstige vordering kan slechts onder bijzondere omstandigheden worden toegestaan. Daarbij komt echter dat SNS c.s. op grond van artikel 4b van de vaststellingsovereenkomst gehouden was binnen een half jaar na de sommatie tot terugbetaling van de beëindigingsvergoeding - op straffe van verval van dat recht - een procedure aanhangig te maken. SNS c.s. heeft bij brief van 28 maart 2013 aanspraak gemaakt op terugbetaling van de beëindigingsvergoeding, maar niet binnen een half jaar nadien een procedure aanhangig gemaakt. SNS c.s. heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende toegelicht op welke grond zij thans nog op de terugbetaling van de beëindigingsvergoeding aanspraak kan maken, nu voornoemde termijn inmiddels is verstreken.’
2.15.
In de bodemprocedure heeft SNS haar vordering op [eisers gezamenlijk] op 11 februari 2015 verhoogd tot € 8.519.274,00 en op 17 juni 2015 tot € 9.462.676,00. De bodemprocedure staat thans voor pleidooi op 8 november 2016.
2.16.
Vervolgens heeft SNS na daartoe op 13 augustus 2015 verkregen verlof, waarbij haar vordering is begroot op € 10.738.945,00, op 19 augustus 2015 opnieuw beslag gelegd ten laste van [eisers gezamenlijk]
2.17.
Na een strafrechtelijk onderzoek van tweeëneenhalf jaar en een strafzitting van drie weken tegen onder meer [eisers gezamenlijk] heeft de rechtbank Midden Nederland op 20 mei 2016 vonnissen gewezen. In die vonnissen is [eiser sub 1] veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en zijn Salvadanaio, Corylus en Consus veroordeeld tot een boete van respectievelijk
€ 5.000,00, € 5.000,00 en € 50.000,00. Daarnaast is in zogenoemde ontnemingsvonnissen van eveneens 20 mei 2016 de ontnemingsvordering jegens [eiser sub 1] afgewezen en de ontnemingsvorderingen jegens Salvadanaio, Corylus en Consus tot bedragen van respectievelijk € 16.688,00, € 19.500,00 en € 965.486,00 toegewezen.
In het tegen [eiser sub 1] gerichte strafvonnis is [eiser sub 1] vrijgesproken van oplichting.
In het vonnis is voor zover hier relevant het volgende opgenomen:
‘(…) onvoldoende bewijs dat SNS(PF)(Propertize, vzr.)
is bewogen tot het aangaan van de overeenkomsten van opdracht en de afgifte van geldbedragen. Hierbij wordt ook in aanmerking genomen dat sprake is van een professionele organisatie, waarvan mag worden aangenomen dat zij de nodige zorgvuldigheid betracht. De werkzaamheden van de verdachten werden positief beoordeeld en de uurtarieven werden breed gehanteerd. Niet is gebleken dat de gehanteerde uurtarieven niet marktconform waren en/of kunstmatig zijn verhoogd. SNS(PF) was kennelijk bereid deze uurtarieven te betalen. Zelfs nadat het rapport van Group Audit bekend was geworden heeft dit niet tot aanpassingen geleid. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat SNS(PF) deze tarieven heeft betaald en deze (aanvullende) overeenkomsten is aangegaan dóórdat betalingsafspraken en de voldoening hiervan zijn verzwegen en zal verdachte daarom vrijspreken van de ten laste gelegde oplichting.
(…)
Ook volgt uit het vorenstaande dat niet kan worden vastgesteld dat SNS(PF) door de ten laste gelegde handelingen en toedoen van verdachten direct financieel nadeel heeft geleden. Dat de bank wel is geschaad op het gebied van vertrouwen en dat sprake is geweest van (een risico op) belangenverstrengeling wordt nader uitgewerkt (…) van oordeel dat [eiser sub 1] de onderlinge afspraken en betalingen aan SNSPF had moeten melden en dat hij door dit na te laten heeft gehandeld in strijd met de goede trouw. [eiser sub 1] was werkzaam bij een bank. Juist bij banken is het van groot belang dat de integriteit gewaarborgd blijft en belangenverstrengeling wordt voorkomen. (…) Zelfs in het geval [eiser sub 1] zelf meende dat er geen sprake was van belangenverstrengeling had hij deze beoordeling aan SNSPF moeten overlaten.
(…)
Hoewel SNSPF niet is opgelicht, is de integriteit van SNSPF door de handelwijze van [eiser sub 1] wel ernstig geschaad. Voor zover nog geen sprake was van belangenverstrengeling, heeft [eiser sub 1] door de afspraken die hij maakte het risico op belangenverstrengeling wel aanzienlijk vergroot, zonder dat SNSPF hiervan op de hoogte was. [eiser sub 1] had zich van dit risico, als medewerker van een professionele organisatie in de bankwereld, juist zeer bewust moeten zijn. Extra kwalijk is dat [eiser sub 1] niet zomaar een medewerker was, maar zelfs lid van de directie van SNSPF. Het grote vertrouwen dat SNSPF in hem stelde, heeft hij op ernstige wijze geschaad. De rechtbank neemt hem dat zeer kwalijk.’
Zowel het OM als [eiser sub 1] is tegen het strafvonnis in hoger beroep gegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eisers gezamenlijk] vordert, na eiswijziging, samengevat:
primair: opheffing van de ten laste van [eisers gezamenlijk] gelegde beslagen en derden-beslagen;
subsidiair: opheffing van de ten laste van [eiser sub 1] , Salvadanaio en Consus gelegde beslagen en beperking van de ten laste van Corylus gelegde beslagen tot een bedrag van € 250.000,00, te vermeerderen met rente en kosten;
meer subsidiair: opheffing van de ten laste van [eiser sub 1] gelegde beslagen, beperking van de ten laste van Salvadanaio gelegde beslagen tot een bedrag van
€ 16.688,00, te vermeerderen met rente en kosten, beperking van de ten laste van Corylus gelegde beslagen tot een bedrag van € 19.500,00 en € 250.000,00, te vermeerderen met rente en kosten en beperking van de ten laste van Consus gelegde beslagen tot een bedrag van € 965.486,00, te vermeerderen met rente en kosten, waarbij SNS wordt gelast steeds een dusdanig gedeelte van het beslag vrij te geven als zal overeenstemmen met het bedrag dat de betreffende vennootschap uit hoofde van de ontnemingsvonnissen zal moeten betalen aan de Staat;
uiterst subsidiair: beperking van de ten laste van [eiser sub 1] gelegde beslagen tot een bedrag van € 250.000,00, te vermeerderen met rente en kosten en beperking van de van de ten laste van Salvadanaio, Corylus en Consus gelegde beslagen zoals ook onder het meer subsidiaire is gevorderd;
waarbij, waar wordt gevorderd om het gelegde beslag tot een bepaald bedrag te beperken, SNS dient mee te werken aan volledige opheffing van het beslag indien tot dat bedrag zekerheid wordt gesteld door [eisers gezamenlijk]
vordert verder, in de gevallen waarin niet de volledige opheffing wordt bevolen, op straffe van een dwangsom:
I. SNS te gelasten mee te werken aan het verrichten van betalingen waarvoor de middelen aanwezig zijn buiten het bedrag dat onder het beslag blijft en aan de derde-beslagenen van die toestemming mededeling te doen;
II. Voor zover het van beslag vrij gestelde deel van het vermogen onvoldoende is voor de betreffende eiser om de navolgende betalingen te doen, SNS te gelasten in weerwil van de beslagen in te stemmen met het doen van: betalingen die noodzakelijk zijn voor het behoud van vermogenswaarden van [eiser sub 1] , waaronder de betaling van administratieve en advieskosten die verband houden met de voldoening aan wettelijke verplichtingen van de vennootschappen en van [eiser sub 1] , de betaling van fiscale schulden, al dan niet door middel van verrekening met vorderingen op de Belastingdienst, het betalen van de boetes waartoe [eiser sub 1] en de vennootschappen bij de vonnissen van 20 mei 2016 zijn veroordeeld en het betalen van de advocaatkosten van [eiser sub 1] in verband met de procedures tegen SNS en de procedures waarin hij als voormalig officer van SNS wordt betrokken;
III. SNS te gelasten niet opnieuw beslag te leggen voor enige vordering die verband houdt met de feiten die ten grondslag liggen aan het reeds in de bodemprocedure aanhangige geschil.
[eisers gezamenlijk] vordert ten slotte om SNS hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat [eisers gezamenlijk] een spoedeisend belang bij zijn vorderingen heeft. Weliswaar staat de bodemprocedure, waarin [eisers gezamenlijk] in reconventie ook om opheffing van de beslagen heeft gevraagd, voor pleidooi op 8 november 2016, maar niet gezegd is dat daarmee ook binnen afzienbare tijd zicht op een eindvonnis bestaat. Het is immers niet uitgesloten dat een vonnis in de bodemprocedure tot een hoger beroep zal leiden, waarmee nog geruime tijd gemoeid kan zijn. [eisers gezamenlijk] , die stelt dat hij vanwege de gelegde beslagen niet kan beschikken over liquiditeiten en niet kan voorzien in kosten die boven de normale kosten van levensonderhoud uitkomen, heeft voldoende belang bij een beslissing over de beslagen op dit moment.
4.2.
[eisers gezamenlijk] heeft naar voren gebracht dat hij reeds tijdens zijn werkzaamheden voor SNS melding heeft gemaakt van signalen van grootschalige en structurele fraude binnen SNS maar dat daar nooit wat mee is gedaan. Volgens [eisers gezamenlijk] heeft ook de Evaluatiecommissie Nationalisatie SNS Reaal (Commissie Hoekstra/Frijns) die in 2013 een parlementair rapport over de ondergang van SNS heeft opgesteld in haar onderzoek geen werkelijke aandacht besteed aan het onderwerp ‘integriteit bij SNS’, terwijl dit wel de opdracht van de Minister van Financiën was. In de visie van [eisers gezamenlijk] wordt hij door (de voormalige en huidige) bestuurders van SNS, de politiek en de media als zondebok gebruikt voor het falen van (de bestuurders en commissarissen van) SNS in de periode 2006 tot en met 2012.
Wat daar ook van zij, deze stelling van [eisers gezamenlijk] wordt in dit geschil buiten beschouwing gelaten, nu een eventueel falen van anderen hoe dan ook geen rechtvaardiging kan opleveren voor het handelen van [eisers gezamenlijk]
4.3.
[eisers gezamenlijk] heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de beslagen moeten worden opgeheven omdat SNS de rechtbank in haar beslagrekest van 12 augustus 2015 heeft misleid. [eisers gezamenlijk] heeft in dit verband naar voren gebracht dat SNS in het kader van haar vordering tot terugbetaling van de aan Corylus betaalde beëindigingsvergoeding i) net als in eerdere procedures de essentiële derde pagina uit de vaststellingsovereenkomst, met daarin artikel 4b, niet heeft overgelegd en ii) de rechtbank met betrekking tot de termijn waarbinnen SNS uiterlijk aanspraak op terugbetaling van de beëindigingsvergoeding had kunnen maken onjuist heeft geïnformeerd.
Wat betreft de missende pagina is niet gebleken dat deze door SNS opzettelijk is achtergehouden. Bovendien is niet aannemelijk dat dit gevolgen heeft gehad voor de beoordeling van het beslagrekest. SNS heeft op dit punt terecht aangevoerd dat zij in het beslagrekest uitgebreid is ingegaan op artikel 4b van de vaststellings-overeenkomst ter onderbouwing van haar stelling dat de voorzieningenrechter in het kort geding vonnis van 7 juli 2014 er ten onrechte van is uitgegaan dat de beëindigingsvergoeding niet meer behoefde te worden terugbetaald.
Ten aanzien van het hiervoor onder ii) vermelde punt heeft [eisers gezamenlijk] gesteld dat SNS in het beslagrekest ten onrechte heeft aangegeven dat zij binnen zes maanden na haar aankondiging op 28 maart 2013 dat zij aanspraak maakt op terugbetaling van de beëindigingsvergoeding een rechtelijke procedure aanhangig heeft gemaakt door zich als benadeelde partij te voegen in de strafzaak. Volgens [eisers gezamenlijk] heeft SNS zich niet als benadeelde partij in de strafzaak gevoegd, in welk verband hij heeft verwezen naar een e-mail van één van de advocaten van SNS van 14 december 2015 waarin namens SNS aan het OM wordt medegedeeld dat er geen vordering benadeelde partij zal worden ingediend in de strafzaak. Daaruit kan echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden geconcludeerd dat SNS de rechtbank bij het indienen van het beslagrekest heeft misleid. In dit verband is aannemelijk dat SNS eerst na het indienen van het beslagrekest in overleg met het OM is teruggekomen op haar beslissing zich in de strafzaak te voegen als benadeelde partij omdat de vorderingen van SNS zich gelet op de complexe civielrechtelijke materie bij nader inzien niet goed lenen voor behandeling in een strafzaak.
4.4.
Een conservatoir beslag kan onder meer worden opgeheven indien summierlijk blijkt dat de vordering ter verzekering waarvan het is gelegd ondeugdelijk is. Een opheffingskort geding als het onderhavige leent zich niet voor een grondige inhoudelijke beoordeling van de vordering.
4.5.
[eisers gezamenlijk] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat de vorderingen van SNS als summierlijk ondeugdelijk zijn aan te merken onder meer verwezen naar het strafvonnis van de rechtbank Midden Nederland van 20 mei 2016, waarin ten aanzien van de ten laste gelegde oplichting onder meer is overwogen dat onvoldoende is bewezen dat Propertize door [eiser sub 1] is bewogen tot het verhogen van de uurtarieven van de externe medewerkers door voor te wenden dat die verhoging noodzakelijk was en dat niet kan worden vastgesteld dat Propertize door toedoen van [eiser sub 1] direct financieel nadeel heeft geleden. Volgens SNS zijn deze overwegingen in het strafvonnis onjuist en is (onder andere) daarom appel aangetekend tegen het vonnis. SNS heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het strafvonnis aan toewijzing van haar (civielrechtelijke) vorderingen niet in de weg staat.
De voorzieningenrechter volgt SNS daarin. Allereerst geldt op basis van vaste jurisprudentie (uitspraak van de Hoge Raad van 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1074) dat de omstandigheid dat een vordering is afgewezen niet zonder meer rechtvaardigt dat in verband met die vordering gelegde beslagen dienen te worden opgeheven. Die omstandigheid dient in het kader van een belangenafweging te worden meegewogen, waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat voor de beslaglegger verhaal mogelijk moet zijn terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering kan worden aangesproken voor door het beslag geleden schade. Daar komt bij dat de voorzieningenrechter niet gebonden is aan overwegingen/beslissingen van de rechtbank in de strafzaak tegen [eiser sub 1] , maar een zelfstandig oordeel heeft te vormen. Relevant daarbij is dat de strafrechter een strenger beoordelingscriterium heeft dan de civiele rechter, nu bewijs van strafzaken pas is geleverd als de tenlastegelegde feiten buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan terwijl in civiele zaken een redelijke mate van zekerheid volstaat. Bovendien was SNS in de strafzaak niet als (benadeelde) partij betrokken en heeft zij geen feiten en omstandigheden kunnen aanvoeren die een ander licht op de zaak hadden kunnen werpen. De vordering van SNS in de strafzaak lag niet ter beoordeling voor.
4.6.
SNS heeft in het toegewezen beslagrekest van 12 augustus 2015 gesteld een vordering op [eisers gezamenlijk] te hebben van € 9.462.677,72 bestaande uit:
  • € 5.545.831,74 aan schade door de door [eisers gezamenlijk] doorgevoerde tariefverhogingen;
  • € 907.500,00 (€ 750.000,00 plus BTW) aan beëindigingsvergoeding;
  • € 60.500,00 aan ondersteuningsvergoeding;
  • € 1.656.144,48 aan onderzoekskosten;
  • € 1.292.701,50 aan 50% van het loon van [eiser sub 1] .
SNS heeft in de onderhavige procedure erkend dat bij de berekening van het betaalde loon aan [eiser sub 1] ten onrechte geen rekening is gehouden met een aftrekpost terzake het deel van het loon dat aan [bedrijf] is betaald en met de BTW. Daarnaast heeft SNS erkend dat Consus niet aansprakelijk is voor de terugvordering van loon, de beëindigingsvergoeding en de ondersteuningsvergoeding. SNS heeft toegezegd in de bodemprocedure haar vordering op deze punten aan te passen en de beslagen ten laste van [eiser sub 1] en Consus vrijwillig te zullen op te heffen indien voor de verminderde vorderingen vervangende zekerheid zal worden geboden.
4.7.
Ten aanzien van de door SNS opgevoerde vordering van € 5.545.831,74 aan schade als gevolg van de tariefverhogingen wordt het volgende overwogen. [eisers gezamenlijk] heeft betwist dat de tariefverhogingen op zijn initiatief hebben plaatsgevonden om het incasseren van steekpenningen mogelijk te maken. [eiser sub 1] heeft erkend dat hij met door hem uit zijn eigen netwerk aangetrokken externen de afspraak heeft gemaakt dat na een tariefverhoging een deel van de vergoeding aan hem zou toekomen, maar volgens [eisers gezamenlijk] waren die afspraken ingegeven door zijn frustratie dat hij van SNS geen toestemming kreeg om voor zichzelf een tariefverhoging te realiseren. Dat hij deze afspraken met externen niet aan SNS heeft gemeld was volgens [eiser sub 1] niet meer dan een inschattingsfout. Hij heeft in ieder geval niet te kwader trouw gehandeld, aldus [eisers gezamenlijk]
Volgens SNS heeft [eisers gezamenlijk] zich langdurig en stelstelmatig schuldig gemaakt aan frauduleus handelen, met een aanzienlijke schade voor SNS tot gevolg. De tariefverhogingen die op initiatief van [eiser sub 1] zijn doorgevoerd waren niet noodzakelijk voor het voortbestaan van Propertize en dienden enkel het belang van [eisers gezamenlijk] , aldus SNS.
Gelet op de stukken en hetgeen partijen hierover naar voren hebben gebracht is, mede gezien de terughoudende toets die de voorzieningenrechter bij de beoordeling van een vordering tot opheffing van beslag dient aan te leggen, voorshands voldoende aannemelijk dat de tariefverhogingen op (al dan niet direct) initiatief van [eiser sub 1] zijn doorgevoerd met het doel om zichzelf te verrijken. Dat [eiser sub 1] zijn invloed heeft gebruikt tariefverhogingen te bewerkstelligen is plausibel. Er zijn aanknopingspunten dat die verhogingen niet direct noodzakelijk waren, en dat [eiser sub 1] dat uit hoofde van zijn belangrijke positie binnen SNS moet hebben geweten of begrepen. Belangrijk argument voor verhoging van de tarieven was het langer kunnen binden van externe opdrachtnemers. SNS heeft voldoende beargumenteerd dat het gevaar van vertrek van opdrachtnemers zich helemaal niet voordeed. SNS heeft aannemelijk gemaakt dat er een samenhang bestond tussen het verhogen van de tarieven van de opdrachtnemers en het incasseren van steekpenningen door [eisers gezamenlijk] Ook zijn er aanwijzingen dat [eisers gezamenlijk] die handelwijze reeds toepaste voordat de raad van bestuur van Propertize had ingestemd met de tariefverhogingen. Daar komt bij dat [eisers gezamenlijk] bij SNS geen melding heeft gemaakt van de door hem met opdrachtnemers gemaakte afspraken, waaruit voorshands kan worden afgeleid dat [eisers gezamenlijk] zijn handelen heeft willen verhullen. Dat hij te goeder trouw was is dus niet erg aannemelijk. Al met al is door SNS voorshands voldoende onderbouwd dat zij door het handelen van [eisers gezamenlijk] schade heeft geleden. Dat die schade gelijk is te stellen met het bedrag waarmee de tarieven van de externen zijn verhoogd is verdedigbaar, omdat er voorshands vanuit kan worden gegaan dat die verhoging direct dan wel indirect door toedoen van [eisers gezamenlijk] zijn doorgevoerd terwijl daar vanuit werkgeversbelang bezien geen noodzaak toe bestond. Dat niet iedere externe opdrachtnemer aan [eisers gezamenlijk] steekpenningen heeft afgedragen maakt dat niet anders. Of SNS eerder onderzoek had kunnen/moeten doen naar de tarieven en SNS de tarieven in ieder geval nadat de kosten van de externen door Group Audit in 2010 waren onderzocht had moeten verlagen doet aan het voorgaande niet zonder nader onderzoek - waarvoor in dit kort geding geen plaats is - af, omdat onvoldoende duidelijk is wat de beweegredenen van SNS zijn geweest om niet direct tot verlaging van de tarieven over te gaan. SNS zelf heeft daarover verklaart dat haar prioriteiten op dat moment elders lagen, en dit is niet direct onaannemelijk. Gelet op het voorgaande is de vordering van € 5.545.831,74 aan schade als gevolg van de tariefverhogingen als summierlijk deugdelijk aan te merken.
4.8.
Dat geldt ook voor de overige vorderingen van SNS.
Met betrekking tot de hiervoor onder 4.6 genoemde beëindigingsvergoeding en ondersteuningsvergoeding is voldoende aannemelijk dat op het moment dat de vaststellingsovereenkomst met daarin de beëindigingsvergoeding en de ondersteuningsovereenkomst met daarin de ondersteuningsvergoeding (voor verweer tegen eerdere aantijgingen jegens [eisers gezamenlijk] ) waren gesloten, SNS nog niet op de hoogte was van de malversaties van [eisers gezamenlijk] Deze overeenkomsten zijn volgens SNS op grond van dwaling en bedrog tot stand gekomen en daarom vernietigbaar. Daarnaast zou het volgens SNS naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn indien [eisers gezamenlijk] deze vergoedingen onder de gegeven omstandigheden zou mogen houden. Dit standpunt komt voorshands deugdelijk voor. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter, los van de vraag of SNS op grond van artikel 4b van de vaststellingsovereenkomst al dan niet tijdig de beëindigingsvergoeding heeft teruggevorderd, voorshands voldoende aannemelijk dat SNS aanspraak op terugbetaling van voornoemde vergoedingen heeft.
4.9.
Voor wat betreft de gevorderde onderzoekskosten heeft SNS voldoende aannemelijk gemaakt dat zij diverse interne onderzoeken heeft geïnitieerd en externe partijen heeft ingeschakeld om de omvang van de fraude door [eisers gezamenlijk] en de gevolgen daarvan voor SNS in kaart te brengen. Verder heeft SNS met stukken onderbouwd wat zij aan onderzoekskosten heeft gehad. Gelet op hetgeen thans bekend is over het handelen van [eisers gezamenlijk] en de daardoor geleden schade, acht de voorzieningenrechter het door SNS opgevoerde bedrag van € 1.656.144,48 in redelijke verhouding daartoe staan.
4.10.
Ten slotte is ook de vordering tot terugbetaling van 50% van het loon van [eiser sub 1] als summierlijk deugdelijk aan te merken. SNS heeft in dit verband terecht aangevoerd dat [eiser sub 1] een (in)direct belang had bij het verrichten van de rechtshandelingen die hebben geleid tot de tariefverhogingen en dat hij SNS hierover op grond van 7:418 lid 1 BW had moeten inlichten. Dat SNS, doordat [eiser sub 1] zijn belang niet heeft gemeld, op grond van artikel 7:418 lid 2 BW aanspraak heeft op de helft van het loon van [eiser sub 1] is dan ook voldoende aannemelijk.
4.11.
Gelet op het voorgaande is de vordering van SNS van € 9.462.677,72 summierlijk deugdelijk. Dat de voorzieningenrechter in het vonnis van 7 juli 2014 op punten anders heeft geoordeeld maakt het voorgaande niet anders. Aannemelijk is dat na dat vonnis omstandigheden bekend zijn geworden die de omvang van de schade van SNS groter hebben gemaakt.
4.12.
[eisers gezamenlijk] heeft nog aangevoerd dat SNS ten onrechte haar vordering heeft opgebouwd als een hoofdelijke vordering tegen [eiser sub 1] en zijn vennootschappen. De voorzieningenrechter is met SNS van oordeel dat [eisers gezamenlijk] hoofdelijk aansprakelijk is voor de vorderingen van SNS. Daarbij is in aanmerking genomen dat [eiser sub 1] (indirect) enig aandeelhouder en bestuurder van de vennootschappen is, dat Corylus de formele opdrachtnemer van SNS was, dat Salvadanaio de persoonlijke holding van [eiser sub 1] en mede-bestuurder en enig aandeelhouder van Corylus en Consus is en dat [eiser sub 1] zowel Consus als Salvadanaio heeft gebruikt voor het incasseren van steekpenningen. Hieruit kan voorshands worden geconcludeerd dat het aan [eiser sub 1] verweten handelen mede toe te rekenen is aan Corylus als formele opdrachtnemer van SNS, dat Salvadanaio als bestuurder van Corylus aansprakelijk is voor de schade die Corylus heeft veroorzaakt en dat Consus, die het overgrote deel van de steekpenningen in rekening heeft gebracht, het onrechtmatig handelen van [eiser sub 1] faciliteerde. Hiermee is voldoende aannemelijk geworden dat [eiser sub 1] tezamen met zijn vennootschappen als groep onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van artikel 6:166 BW. Met uitzondering van de terugvordering van loon en de beëindigings- en ondersteuningsvergoeding waarvoor Consus niet aansprakelijk is, is [eisers gezamenlijk] derhalve aansprakelijk voor de gehele schade van SNS.
4.13.
[eisers gezamenlijk] hebben voorts te kennen gegeven dat er geen vrees voor verduistering bestaat. Daargelaten dat, zoals SNS terecht heeft aangevoerd, dit uitsluitend grond kan zijn voor opheffing van het beslag op de woning van [eiser sub 1] en op zijn aandelen in het kapitaal van Salvadanaio, is voldoende aannemelijk geworden dat die vrees wel bestaat. Gelet op zijn huidige slechte financiële positie kan niet worden uitgesloten dat [eiser sub 1] zijn woning zal verkopen en dat hij de aandelen in het kapitaal van Salvadanaio, bijvoorbeeld met de oprichting van een nieuwe vennootschap, buiten het bereik van SNS zal trachten te houden.
4.14.
[eisers gezamenlijk] heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat als gevolg van de volgens hem opgeblazen vorderingen en de aan de beslagen ten grondslag gelegde hoofdelijkheid een nijpende situatie is ontstaan. Zo kan een aanslag vennootschapsbelasting van € 100.661,00 niet worden betaald en kan hij zijn advocaten en accountant (voor het opmaken van de jaarrekeningen) niet betalen. Ook kan [eisers gezamenlijk] zijn vermogen, dat zich grotendeels bij F. van Lanschot Bankiers N.V. bevindt, niet (laten) beheren en kan hij zijn studerende kinderen onvoldoende financieel ondersteunen. En daar komt nog bij dat hij de op grond van de strafvonnissen opgelegde boetes en ontnemingsvorderingen niet zal kunnen voldoen, aldus [eisers gezamenlijk] Het bedrag van € 5.000,00 per maand dat [eiser sub 1] ter beschikking heeft, is volgens hem onvoldoende om deze kosten te voldoen. In dit verband heeft [eisers gezamenlijk] gevorderd om SNS te gelasten mee te werken aan i) betalingen waarvoor de middelen aanwezig zijn buiten het bedrag dat onder beslag ligt en ii) noodzakelijke betalingen ter behoud van zijn vermogen (administratieve- en advieskosten, fiscale schulden, bij strafvonnissen opgelegde boetes en advocaatkosten).
Voor zover deze vorderingen al toewijsbaar zijn - het is immers inherent aan een beslag dat niet vrijelijk over middelen kan worden beschikt - zijn de aan deze vorderingen ten grondslag gelegde omstandigheden, gelet op de gemotiveerde betwisting van SNS, voorshands onvoldoende aannemelijk. In dit verband is relevant dat [eisers gezamenlijk] niet inzichtelijk heeft gemaakt dat bij het onbetaald blijven van de belastingschuld Corylus zal omvallen met -vanwege zogenoemde intercompanyvorderingen- tot gevolg dat de hele groep omvalt. Evenmin is gebleken dat [eisers gezamenlijk] verstoken blijft van juridische bijstand als gevolg van zijn benarde financiële positie. Daar komt bij dat SNS voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [eisers gezamenlijk] niet bereid is gebleken aan voorwaarden van SNS met betrekking tot het meewerken aan betalingen te voldoen en dat [eisers gezamenlijk] SNS niet dan wel onjuist heeft geïnformeerd over na het beslag ontvangen gelden. Onder deze omstandigheden kan het SNS in redelijkheid niet worden tegengeworpen dat zij betalingsverzoeken van [eisers gezamenlijk] niet honoreert.
4.15.
Een belangenafweging leidt ten slotte niet tot een ander oordeel. Het belang van SNS bij handhaving van het beslag is gelegen in het veiligstellen van verhaal voor de door haar gestelde vordering. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van [eisers gezamenlijk] bij het kunnen beschikken over (een deel van) zijn vermogen boven de € 5.000,00 die hij thans maandelijks ter beschikking heeft.
4.16.
Gelet op het voorgaande zijn de vorderingen niet toewijsbaar. [eisers gezamenlijk] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van SNS worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.435,00
te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.17.
De gevorderde nakosten worden toegewezen op de hierna te melden wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eisers gezamenlijk] in de proceskosten, aan de zijde van SNS tot op heden begroot op € 1.435,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisers gezamenlijk] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2016. [1]

Voetnoten

1.type: BPWB