Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, ter griffie binnengekomen op 30 oktober 2015,
- de beschikking van deze rechtbank van 10 december 2015 waarbij de zaak is verwezen naar de dagvaardingsprocedure,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie, tevens houdende een vordering tot onbevoegdverklaring, met producties,
- het tussenvonnis van 16 maart 2016 waarin ambtshalve een comparitie van partijen is gelast,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties.
3.In de hoofdzaak
4.In het incident
PbEUL 338) (Brussel II-bis) of de Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PbEU 2012, L 351 (Herschikte EEX-Vo). Daarom zal de rechtsmacht worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
het een rechtsbetrekking betreft die ter vrije bepaling van partijen staat en de gedaagde of belanghebbende in de procedure is verschenen niet uitsluitend of mede met het doel de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te betwisten, tenzij voor rechtsmacht van de Nederlandse rechter geen redelijk belang aanwezig is,
een gerechtelijke procedure buiten Nederland onmogelijk blijkt, of
een zaak die bij dagvaarding moet worden ingeleid voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is en het onaanvaardbaar is van de eiser te vergen dat hij de zaak aan het oordeel van een rechter van een vreemde staat onderwerpt.