ECLI:NL:RBAMS:2016:6284

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
AWB 16/5949
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestuursdwang en handhaving van bestemmingsplan met betrekking tot woonschepen

Op 20 oktober 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een man, verzoeker, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van bestuursdwang. Verweerder had op 13 september 2016 een besluit genomen waarin verzoeker werd gelast om de strijdigheden met het bestemmingsplan en de verordening op de binnenwater van vier woonschepen aan de douanesteiger op te heffen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde zonder woonruimte te komen zitten.

Tijdens de zitting op 6 oktober 2016 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn situatie toegelicht. Hij is bezitter en gebruiker van vier (woon)boten en erkent dat deze in strijd zijn met de geldende regelgeving. Verzoeker heeft gezondheidsproblemen en is op zoek naar een geschikte woning. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de overtreding van de regelgeving niet ter discussie staat, maar dat er geen acute overlast of gevaar is die onmiddellijke verwijdering van de boten rechtvaardigt. De voorzieningenrechter heeft besloten de begunstigingstermijn te verlengen tot twee weken na de uitspraak, zodat verzoeker de gelegenheid krijgt om aan de last te voldoen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, begroot op € 992,- voor rechtsbijstand, en het griffierecht van € 168,- aan verzoeker te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/5949

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 oktober 2016 in de zaak tussen

[de man] (ook wel genoemd [de man] ), te Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. M. van Duin),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. ing. H. Pals).

Procesverloop

Bij besluit van 13 september 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder onder aanzegging van bestuursdwang, verzoeker gelast om uiterlijk op 16 september 2016 de strijdigheden met het bestemmingsplan en de verordening op de binnenwater van de vier woonschepen aan de douanesteiger van het [adres] op te heffen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij e-mail van 15 september 2016 heeft verweerder meegedeeld niet eerder tot het toepassen van bestuursdwang over te gaan dan twee dagen na de datum van de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2016. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweer heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [betrokkene] (nautisch coördinator).

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Het bestreden besluit
2.1
Verzoeker is bezitter en gebruiker van vier (woon)boten die zijn afgemeerd aan de “douanesteiger” in de [adres] . Verweerder acht dit in strijd met artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder a. en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Op het perceel waar ligplaats is ingenomen rust volgens het bestemmingsplan [naam plan] ” de enkelbestemming “Water”. Legalisatie van de bestaande situatie is niet mogelijk volgens verweerder. Verweerder heeft er ook nog op gewezen dat het op grond van artikel 2.3.1, eerste lid, van de Verordening voor het binnenwater 2010 (Vob 2010) verboden is om zonder vergunning van het college ligplaats in te nemen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder daarom onder toepassing van bestuursdwang verzoeker gelast om de illegale situatie te beëindigen.
De aanleiding voor het besluit
2.2
Uit wat ter zitting door de nautisch coördinator is toegelicht, blijkt dat de arken op 12 en 13 september 2016 zijn afgemeerd aan de douanesteiger. Dit heeft verzoeker ook erkend. Volgens de informatie die de nautisch coördinator naderhand heeft verkregen waren de arken van verzoeker eerder afgemeerd in de kreek van het natuurgebied van [de omgeving] ( [de omgeving] ) in de gemeente [naam gemeente] .
Op last van het college van burgemeester en wethouders van deze gemeente zijn de boten onder toepassing van bestuursdwang weggesleept door [bedrijf] . en vervolgens afgemeerd aan de douanesteiger van de [adres] in Amsterdam.
De nautisch coördinator heeft ter zitting verklaard dat het afmeren zonder ambtelijk vooroverleg met de gemeente Amsterdam is gebeurd en zonder voorafgaande kennisgeving door verzoeker. Ter zitting heeft de nautisch coördinator verder verklaard dat hij via de gemeente [naam gemeente] het telefoonnummer van verzoeker heeft achterhaald en toen met hem contact heeft opgenomen over de ontstane situatie. Verzoeker heeft hem toen verteld dat hij in feite dakloos is en dat hij ziek is. Gelet op de klachten die al direct bij het afmeren uit de buurt kwamen, is verweerder op korte termijn tot handhaving overgegaan.
Verweerder heeft onder toepassing van artikel 4:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) er van afgezien om verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze te geven.
Standpunt van verzoeker
3. Verzoeker bestrijdt niet dat zijn boten zijn afgemeerd in strijd met de geldende regelgeving. Er is volgens verzoeker geen urgentie situatie en was horen vooraf mogelijk en nodig geweest. Verzoeker wil dat verweerder voorlopig afziet van handhavend optreden omdat hij anders zonder woonruimte komt te zitten. Verzoeker acht zich burger van Amsterdam en heeft daar ook als dakloze een postadres bij HVO Querido.
Verzoeker wijst er verder op dat hij gedwongen weg moest uit [de omgeving] , maar wel een dak boven zijn hoofd nodig heeft. Verzoeker voert aan dat hij aan een longziekte lijdt en niet zomaar tussen vele anderen in een HVO kan verblijven. Dat zou hem een longinfectie opleveren. Hij heeft kortgeleden al een - door zijn familie bekostigde - medische reis door de Verenigde Staten gemaakt langs zes longspecialisten om een oplossing te vinden voor zijn interstitiële longaandoening. Zijn familie wil hem echter niet verder helpen met woonruimte omdat zij vinden dat hij oud en wijs genoeg is om op eigen benen te staan. Een verblijf op het water zou goed voor hem zijn, alhoewel hij van plan is om niet veel langer op zijn woonboten te verblijven. Verzoeker is al op zoek naar een voor hem geschikte woning en er zou hem inmiddels een urgentieverklaring zijn toegezegd op medische gronden. Hij wil al twee van zijn boten afbreken. Dat is overigens wel een complexe operatie, omdat er asbest aanwezig is. Verzoekers longziekte kan ook plots de kop op steken waardoor hij dan niet verder kan met de verwijdering van twee van zijn boten.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
4.1
De voorzieningenrechter heeft ter zitting met partijen besproken of -gelet op de problematiek van verzoeker- er een meer integrale oplossing is te bereiken voordat de voorzieningenrechter een uitspraak zal doen. Daarbij zou verzoeker de nodige gegevens bij verweerder aandragen zodat de Dienst Handhaving ook contact kan opnemen met andere onderdelen van het ambtelijk apparaat, zoals de dienst die verantwoordelijk is voor de verlening van een urgentieverklaring zoals door verzoeker gemeld.
Partijen zijn daarmee akkoord gegaan. Afgesproken is dat als die aanpak niet leidt tot een intrekking van het verzoek op uiterlijk maandag 17 oktober 2016, de voorzieningenrechter alsnog op 20 oktober 2016 uitspraak zal doen. Omdat de voorzieningenrechter binnen de afgesproken tijd geen intrekking heeft ontvangen doet de voorzieningenrechter thans uitspraak.
4.2
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in een situatie van een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. De overtreding en de bevoegdheid van verweerder staat in deze zaak niet ter discussie. Verweerder zal dan ook in het geval van verzoeker in beginsel tot handhavend optreden moeten overgaan.
4.3
Van een situatie waarin de boten een zodanige overlast of gevaar veroorzaken dat onmiddellijke verwijdering noodzakelijk is, is de voorzieningenrechter echter niet gebleken.
De ruimtelijke impact als gevolg van de uiterlijke toestand van de boten en de klachten uit de buurt maken niet dat verzoeker een termijn om zijn zienswijze naar voren te brengen had moeten worden ontnomen.
4.4
Het niet bieden van de mogelijkheid voor een zienswijze kan echter in bezwaar worden hersteld. Ter zitting heeft verzoeker bovendien zijn argumenten uitvoerig naar voren kunnen brengen.
4.5
De voorzieningenrechter ziet in het betoog van verzoeker geen concrete aanleiding voor het oordeel dat handhavend optreden tegenover hem op zich onrechtmatig dan wel onevenredig is. Daarbij wijst de voorzieningenrechter er nog op dat de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juli 2016 (gepubliceerd onder: ECLI:NL:RBMNE:2016:4227) een eerder handhavend optreden jegens verzoeker akkoord heeft bevonden, ondanks de door verzoeker ook daar naar voren gebrachte gezondheidsproblemen en het ook daar gedane beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4.6
De voorzieningenrechter ziet, evenals de Utrechtse voorzieningenrechter wel grond om verzoeker de gelegenheid te bieden om alsnog zelf aan de last te voldoen en verhaal van kosten te voorkomen. De begunstigingstermijn wordt daarom bij wijze van voorlopige voorziening verlengd tot twee weken na de verzending van de uitspraak van de voorzieningenrechter.
5.1
De voorzieningenrechter ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoeker. De voorzieningenrechter begroot deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 992,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 496,-, wegingsfactor 1).
5.2
Tevens dient verweerder het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verlengt de begunstigingstermijn tot twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak;
- wijst het verzoek voor het overige of meer verzochte af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 992,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2016.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Coll: EK