ECLI:NL:RBAMS:2016:605

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2016
Publicatiedatum
11 februari 2016
Zaaknummer
AMS 13/4085
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen besluit Sociale verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 februari 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De rechtbank ontving op 24 juli 2013 een beroepschrift tegen een besluit van de verweerder van 2 juli 2013. Eiser trok op 18 april 2015 het beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder diende op 6 mei 2015 een verweerschrift in met betrekking tot dit verzoek. De zitting vond plaats op 19 oktober 2015, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en verweerder door zijn gemachtigden.

De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Tevens werd artikel 8:41, zevende lid, van de Awb genoemd, dat bepaalt dat het griffierecht vergoed dient te worden indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener.

Verweerder had verzocht om de zaak te beschouwen als samenhangend met een andere zaak die bij de rechtbank Noord-Holland in behandeling was. De rechtbank oordeelde echter dat artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) niet van toepassing was, omdat het om verschillende rechtbanken ging. Uiteindelijk werd verweerder veroordeeld tot betaling van € 992,00 aan eiser voor de gemaakte proceskosten, en diende verweerder ook het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/4085

uitspraak van de enkelvoudige kamer

in de zaak tussen:

[naam eiser] , te Amsterdam, eiser,

(gemachtigde: mr. A. el Kadi),
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder,

(gemachtigde: W. van den Berg en mr. P.C.A. Buskens).

Procesverloop

De rechtbank heeft op 24 juli 2013 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 2 juli 2013 (hierna: het bestreden besluit).
Bij brief van 18 april 2015 heeft mr. A. el Kadi, wonende te Amsterdam, het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
Desgevraagd heeft verweerder op 6 mei 2015 een verweerschrift ingediend ter zake het verzoek om vergoeding van de proceskosten.
Eiser heeft bij brief van 21 mei 2015 op het verweerschrift gereageerd.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 oktober 2015. Eiser is bij gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
3. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) worden samenhangende zaken voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bpb beschouwd als één zaak. Uit het tweede lid volgt dat van samenhangende zaken sprake is als van gelijktijdige of nagenoeg gelijktijdig door een of meer belanghebbenden tegen nagenoeg identieke besluiten op vergelijkbare gronden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, is verleend door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.
Standpunten
4. Verweerder heeft in het verweerschrift verzocht om bij de proceskostenveroordeling in bezwaar en beroep rekening te houden dat het onderhavige beroep een samenhangende zaak is met het beroep dat is geregistreerd onder nummer HAA 13/4200 en in behandeling is bij de rechtbank Noord-Holland. Verweerder heeft gevraagd deze zaken gevoegd te behandelen.
5. Eiser heeft aangevoerd dat het beroep dat in behandeling is bij de rechtbank Noord-Holland geen samenhang heeft met de onderhavige zaak nu het geen zaken van dezelfde eiser betreft.
Beoordeling
6. Naast het onderhavige beroep is een beroep in behandeling onder nummer HAA 13/4200 bij de rechtbank Noord-Holland waarin mr. El Kadi als gemachtigde optreedt. Het verzoek om gevoegde behandeling heeft geen betrekking op de beoordeling van het materiële geschil door de rechter. Eerst na intrekking van het onderhavige beroep heeft verweerder om gevoegde behandeling van beide dossiers verzocht. De rechtbank ziet geen aanleiding de zaak te verwijzen naar de rechtbank Noord-Holland ten behoeve van gevoegde behandeling. Voorts ziet de rechtbank geen aanleiding de zaken als samenhangend als bedoeld in artikel 3 van het Bpb aan te merken. Artikel 3 van het Bpb is niet van toepassing bij behandeling door verschillende rechtbanken.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiser is tegemoetgekomen. Verweerder heeft erkend dat aan het beroep is tegemoetgekomen.
Onder deze omstandigheden wordt aanleiding gevonden om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair zijn vastgesteld op € 992,00 (2 punten -1 punt voor het beroepschrift plus 1 punt voor het verschijnen ter zitting- x factor 1 x € 496,00) als kosten van verleende rechtsbijstand.
8. Nu eiser het griffierecht heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen, dient verweerder aan eiser het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de hierboven omschreven proceskosten, begroot op € 992,00, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga-Sanders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
12 februari 2016.
griffier,
rechter,
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Coll: M.P.O.
D: B