ECLI:NL:RBAMS:2016:605
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen besluit Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 februari 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De rechtbank ontving op 24 juli 2013 een beroepschrift tegen een besluit van de verweerder van 2 juli 2013. Eiser trok op 18 april 2015 het beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder diende op 6 mei 2015 een verweerschrift in met betrekking tot dit verzoek. De zitting vond plaats op 19 oktober 2015, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en verweerder door zijn gemachtigden.
De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Tevens werd artikel 8:41, zevende lid, van de Awb genoemd, dat bepaalt dat het griffierecht vergoed dient te worden indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener.
Verweerder had verzocht om de zaak te beschouwen als samenhangend met een andere zaak die bij de rechtbank Noord-Holland in behandeling was. De rechtbank oordeelde echter dat artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) niet van toepassing was, omdat het om verschillende rechtbanken ging. Uiteindelijk werd verweerder veroordeeld tot betaling van € 992,00 aan eiser voor de gemaakte proceskosten, en diende verweerder ook het griffierecht te vergoeden.