ECLI:NL:RBAMS:2016:5665

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2016
Publicatiedatum
7 september 2016
Zaaknummer
AMS 16/5161 ev
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van inspectierapporten horecagelegenheden onder verscherpt toezicht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 september 2016 uitspraak gedaan over de openbaarmaking van inspectierapporten van horecagelegenheden die onder verscherpt toezicht staan van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). RTL Nederland had op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van deze rapporten, die betrekking hebben op de periode van januari 2013 tot oktober 2015. Veertien restauranthouders hebben hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij geen bezwaar hebben tegen de openbaarmaking zelf, maar wel tegen het noemen van hun naam en adres in verband met de rapporten.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de NVWA terecht had besloten om de niet-anonieme gegevens openbaar te maken. Hoewel de restauranthouders mogelijk nadeel ondervinden van deze openbaarmaking, is er volgens de rechter geen sprake van onevenredige benadeling in de zin van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob. De rechter erkende echter dat de restauranthouders in de bezwaarfase gehoord hadden moeten worden, wat leidde tot de gegrondverklaring van hun beroepen en de vernietiging van het bestreden besluit. De rechtsgevolgen van het besluit werden echter in stand gelaten, wat betekent dat de openbaarmaking alsnog doorgang kan vinden.

De uitspraak benadrukt het belang van transparantie in bestuursprocedures, maar ook de noodzaak om de belangen van betrokkenen zorgvuldig af te wegen. De rechter heeft vastgesteld dat de informatie in de journaals veel context biedt en dat de gegevens gedateerd zijn, wat de impact op de betrokken ondernemingen kan mitigeren. De uitspraak is een belangrijke stap in de discussie over de reikwijdte van de Wob en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van ondernemers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 16/4824 en AMS 16/4827; AMS 16/5161 en AMS 16/516
AMS 16/4981 en AMS 16/4982; AMS 16/4940 en AMS 16/4942
AMS 16/4907 en AMS 16/4909; AMS 16/4815 en AMS 16/4816;
AMS 16/4910 en AMS 16/4911.
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 september 2016 op de beroepen en verzoeken om een voorlopige voorziening in de zaken tussen

[naam onderneming] ., te [plaatsnaam] ,

[naam onderneming], te [plaatsnaam] ,
[naam onderneming] ., te [plaatsnaam] ,
[naam onderneming] ., te [plaatsnaam] ,
[naam onderneming], te [plaatsnaam]
[naam onderneming], te [plaatsnaam] ,
[naam onderneming] ., te [plaatsnaam] ,
[naam onderneming], te [plaatsnaam] ,
[naam onderneming], te [plaatsnaam] ,
(hierna gezamenlijk: [naam ondernemingen] .)
(gemachtigde: mr. A. van Rosmalen),

[onderneming 1]

(gemachtigde: mr. A. van Rosmalen),

[onderneming 2]

[onderneming 3]

(gemachtigde: mr. M. Jue),

[onderneming 4]

(gemachtigde: mr. J.H.M. Kolfschoten),

[onderneming 5]

[onderneming 6]

(gemachtigde: mr. K. de Wit),
gezamenlijk hierna: verzoeksters,
en
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
(gemachtigden: mr. W.C.M. Niekus en M. Jeurissen).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: RTL Nederland, te Hilversum

(gemachtigden: [naam] en [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek om openbaarmaking van RTL Nederland in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk toegewezen.
Bij besluit van 13 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van RTL Nederland gedeeltelijk gegrond verklaard. De bezwaren van de overige belanghebbenden heeft verweerder kennelijk ongegrond geacht.
Verzoeksters hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2016.
[naam ondernemingen] .,
[onderneming 1],
[onderneming 3]en
[onderneming 6]zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Namens
[onderneming 6]zijn tevens verschenen [belanghebbende] en [belanghebbende] .
[onderneming 2],
[onderneming 4]en
[onderneming 5]zijn niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, beiden werkzaam bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
RTL Nederland is vertegenwoordigd door haar gemachtigden.

Overwegingen

1.1
Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op de verzoeken om voorlopige voorziening, maar ook op de beroepen.
1.2
De voorzieningenrechter heeft, na daartoe van alle partijen toestemming te hebben verkregen als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, kennis genomen van de door verweerder als vertrouwelijk overgelegde stukken en deze mede ten grondslag gelegd aan deze uitspraak.
2.1
RTL Nederland heeft verweerder op 11 september 2015 met een beroep op de Wob gevraagd om openbaarmaking van alle controles, inspecties, handhaving en dergelijke in horecagelegenheden van 1 januari 2013 tot het moment van beslissen.
2.2
Naar aanleiding van overleg tussen verweerder en RTL Nederland is dit Wob-verzoek op 20 oktober 2015 nader gespecificeerd en beperkt tot openbaarmaking van journaals met betrekking tot horecagelegenheden die onder verscherpt toezicht staan van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en tot het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 20 oktober 2015.
2.3
Voorafgaand aan het primaire besluit zijn de horecagelegenheden die het betrof in de gelegenheid gesteld hun zienswijze op openbaarmaking te geven. Vervolgens is het primaire besluit genomen. RTL Nederland en (onder anderen)
[onderneming 5]hebben daartegen bezwaar gemaakt. De overige verzoeksters hebben geen bezwaar gemaakt. Nadat RTL Nederland op haar bezwaren is gehoord, is het bestreden besluit genomen, waarbij de bezwaren van RTL Nederland gedeeltelijk gegrond zijn verklaard. De bezwaren van
[onderneming 5]zijn kennelijk ongegrond verklaard.
3.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder ter zitting heeft bevestigd dat de bezwaren van RTL Nederland in het bestreden besluit niet gedeeltelijk maar integraal gegrond zijn verklaard, nu de informatie die niet openbaar is gemaakt geen onderdeel (meer) uitmaakte van het Wob-verzoek van RTL Nederland.
3.2
RTL Nederland heeft ter zitting bevestigd dat haar Wob-verzoek niet ziet op bijzondere persoonsgegevens en persoonsgegevens met betrekking tot natuurlijke personen, zoals de namens van inspecteurs, eigenaren, vennoten en personeelsleden van de betrokken ondernemingen. Het gaat RTL Nederland uitsluitend om de namen van de bedrijven en de journaals met betrekking tot die bedrijven.
3.3
De voorzieningenrechter overweegt dat RTL Nederland als verzoekster geen eigen belangen hoeft te hebben bij openbaarmaking. Individuele belangen van een verzoeker op grond van de Wob zijn zelfs niet relevant. De Wob stelt de openbaarmaking voor een goede en democratische bestuursvoering als een op zichzelf staand algemeen belang. Uitgangspunt daarbij is dat informatie die een bestuursorgaan onder zich heeft, op verzoek, openbaar wordt gemaakt, tenzij er belangen zijn die zich daar tegen verzetten. In artikel 10, eerste lid, van de Wob staan absolute weigeringsgronden. Als de daar genoemde belangen spelen, dan moet openbaarmaking worden geweigerd. Die belangen spelen niet in deze zaak. In het tweede lid van artikel 10 van de Wob staan de relatieve weigeringsgronden. Wanneer de daar genoemde belangen spelen, moet het bestuursorgaan, in dit geval dus verweerder, een belangen-afweging maken tussen enerzijds het belang van openbaarheid en anderzijds het belang, genoemd in dat artikellid. De vraag of een door een weigeringsgrond te beschermen belang zich voordoet, moet door de rechter integraal worden beoordeeld. Het is vervolgens aan verweerder om te beoordelen of het belang van openbaarheid meer of minder zwaar weegt dan de andere belangen. Bij die toetsing dient het uitgangspunt van de Wob zwaar te wegen. De rechter zal vervolgens beoordelen of verweerder in redelijkheid tot de uitkomst van zijn belangenafweging heeft kunnen komen.
Reikwijdte Wob-verzoek
4.1.1
[onderneming 4]voert aan dat zij geen horecagelegenheid is. Zij exploiteert een [winkel] met een bezorgservice. In de winkel zelf kan niet gegeten of gedronken worden. Ook heeft zij betoogd dat zij niet als notoire overtreder kan worden aangemerkt. Volgens verzoekster valt zij daarom buiten het onderhavige Wob-verzoek.
4.1.2
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de NVWA met een ruime definitie werkt, ondernemingen vallen onder de reikwijdte wanneer er voedsel wordt bereid dat direct wordt verkocht aan de consument, ook wanneer het daar kan worden afgehaald. Verzoekster valt daarom ook onder deze definitie. Als een notoire overtreder wordt de horecagelegenheid aangemerkt die binnen twee jaar minstens drie keer een boete opgelegd heeft gekregen. Deze ondernemingen worden onder verscherpt toezicht gesteld. In het geval van
[onderneming 4]blijkt uit het journaal dat er drie rapporten van bevindingen zijn opgesteld en dat er naar aanleiding daarvan twee boeterapporten zijn opgemaakt. Als er een rapport van bevindingen wordt opgemaakt, volgt altijd een boete. In alle drie de gevallen ging het om dezelfde geconstateerde overtredingen. Ook volgt het notoire karakter uit het verscherpt toezicht dat blijkt uit het journaal.
4.1.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder de informatie met betrekking tot
[onderneming 4]terecht heeft meegenomen bij het Wob-verzoek. Verzoekster valt, zoals verweerder afdoende heeft uiteengezet, onder de ruime definitie van horecagelegenheid.
Ook is het, gelet op de informatie in het journaal, afdoende aannemelijk geworden dat
[onderneming 4]is aan te merken als een notoire overtreder. Van een willekeurige selectie uit bedrijven die onder verscherpt toezicht staan, zoals
[onderneming 4]ook betoogt, blijkt dan ook niet.
Belang persoonlijke levenssfeer
4.2.1
[naam ondernemingen] .en
[onderneming 1]hebben aangevoerd dat openbaarmaking van de journaals die betrekking hebben op hun ondernemingen moet worden geweigerd vanwege de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van verzoeksters (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob).
4.2.2
Zoals hierboven onder r.o. 3.2 ook is weergegeven, ziet het Wob-verzoek niet op persoonsgegevens met betrekking tot natuurlijke personen. Deze zijn niet gevraagd en zullen niet worden verstrekt. Dat de persoonlijke levenssfeer in het geding is, is dan ook niet gebleken. De ondernemingen zelf zijn geen personen, zodat zij niet onder de reikwijdte van deze bepaling vallen.
Belang inspectie, controle en toezicht
4.3.1
[naam ondernemingen] .en
[onderneming 1]hebben verder aangevoerd dat niet-anonieme openbaarmaking van de journaals in ernstige mate afbreuk doet aan de effectiviteit van inspectie, controle en toezicht door de NVWA (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wob). RTL Nederland lijkt in lijn met de actieve openbaarmaking van inspectiegegevens door de NVWA over lunchrooms nu ook de bevindingen over horecagelegenheden aan de consument te willen presenteren. Deze gegevens zijn echter, anders dan bij de lunchrooms, niet actueel en voeden slechts sensatiejournalistiek, zonder de consument adequaat te informeren.
4.3.2
De voorzieningenrechter merkt op dat het primair aan de toezichthouder zelf is om dit belang in te roepen, nu deze er zorg voor zal willen dragen dat zijn taakuitoefening niet wordt bemoeilijkt door openbaarmaking van informatie. Dat de werkzaamheden van de NVWA zullen worden bemoeilijkt, is ook door
[naam ondernemingen] .en
[onderneming 1]niet aannemelijk gemaakt. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder in zijn afweging in het bestreden besluit deze mogelijkheid tot beperking van de openbaarheid ook niet heeft gehanteerd.
Nieuw beleid / vergelijking lunchrooms / punitief karakter
4.4.1
[onderneming 4]voert verder aan dat verweerder nieuwe beleidsregels heeft gemaakt met betrekking tot (ruimere) publicatie van controlegegevens die dateren van na het Wob-verzoek. Door nu niet-geanonimiseerde controlegegevens openbaar te maken naar aanleiding van dit Wob-verzoek schaadt verweerder de rechtszekerheid. Ook voert
[onderneming 4]aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte een vergelijking maakt met de publicatie van rapporten inzake lunchrooms. Anders dan in deze zaak gaat die openbaarmaking niet over alle lunchrooms, gaat die informatie niet langer dan een jaar terug en zijn vooraf alle lunchrooms over publicatie van de rapporten geïnformeerd.
4.4.2
Verweerder heeft ter zitting uiteengezet dat het nieuwe beleid en de publicaties inzake lunchrooms betrekking hebben op een actieve wijze van openbaarmaking, waarbij verweerder dus zelf, zonder een verzoek daartoe, besluit om informatie openbaar te maken. Dit is gebaseerd op artikel 2 van de Wob. In het onderhavige geval gaat het om passieve openbaarmaking naar aanleiding van een verzoek daartoe op grond van artikel 3 van de Wob. Het nieuwe beleid ziet daar niet op. Ook de vergelijking met de lunchrooms zoals
[onderneming 4]maakt, is voor het voorliggende geval niet relevant. De voorzieningenrechter volgt verweerder in dit standpunt.
4.4.3
Voor zover
[onderneming 4]heeft gesteld dat de onderhavige openbaarmaking in het kader van de Wob een punitief karakter heeft en dat de waarborgen van artikel 6, tweede lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden niet in ogenschouw zijn genomen, volgt de voorzieningenrechter dit evenmin. Weliswaar is verzoekster bij dit Wob-verzoek betrokken geraakt vanwege de opgelegde boetes, die op zichzelf een punitief karakter hebben, maar dat betekent nog niet dat openbaarmaking in het kader van de Wob van informatie die betrekking heeft op - onder meer - die boetes ook een punitief karakter heeft. Verweerder maakt de gegevens niet actief openbaar ten behoeve van ‘naming and shaming’, maar op verzoek van RTL Nederland. Voor beoordeling van dat verzoek zijn de intenties van RTL Nederland om de informatie op te vragen niet relevant, nu die eigen belangen geen rol spelen bij de beoordeling.
Belang van onevenredige benadeling
4.5.1
Verzoeksters voeren allen aan dat zij onevenredig zullen worden benadeeld door openbaarmaking van de journaals. De informatie in de journaals is achterhaald en gedateerd, inmiddels is er orde op zaken gesteld, het zijn kleinere kwetsbare ondernemingen en in een aantal gevallen is de onderneming overgenomen door een nieuwe, goedwillende eigenaar. Verder is niet gewaarborgd dat zorgvuldig zal worden omgegaan met de openbaar te maken informatie. Verweerder legt de verantwoordelijkheid daarvoor helemaal bij RTL Nederland en eventuele andere ontvangers. RTL Nederland heeft er belang bij smaakmakende televisie te maken. Het grote publiek zal voorbij gaan aan opmerkingen over de gedateerdheid en alleen het plaatje dat er iets mis is, zal blijven hangen. Openbaarmaking zorgt dan voor ernstige reputatieschade, het verlies van (potentiële) klanten en een forse omzetdaling.
4.5.2
Het belang onevenredig nadeel te voorkomen door de informatie niet openbaar te maken, staat in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob. Verweerder heeft in het bestreden besluit een afweging gemaakt tussen die belangen van verzoeksters en het belang van openbaarmaking. Daaruit blijkt dat verweerder heeft meegenomen dat de informatie in de journaals gedateerd is, nu deze loopt tot 21 oktober 2015. Ook heeft hij meegewogen dat het een specifieke groep van horecagelegenheden betreft die als notoire overtreders onder verscherpt toezicht stonden in dat tijdvak. Doordat de journaals gedetailleerde informatie geven over een specifiek tijdvak heeft verweerder geconcludeerd dat er sprake is van voldoende contextinformatie. Verder blijkt uit zijn afweging dat verweerder heeft stilgestaan bij de mogelijkheid dat een zaak een nieuwe eigenaar heeft gekregen en dat het mogelijk is dat de voorschriften voor voedselveiligheid en hygiëne inmiddels wel adequaat worden nageleefd. Verweerder heeft op basis van het vorenstaande geconcludeerd dat het voor RTL Nederland, en eventuele andere ontvangers van de informatie, mogelijk is om de inhoud van de journaals op waarde te schatten en deze zorgvuldig te gebruiken. Daarmee zijn de belangen van verzoeksters voldoende gewaarborgd. Als de consument ervoor kiest om niet bij de horecaonderneming te gaan eten, dan ligt dat aan het feit dat deze een notoire overtreder is (geweest). Dat verzoeksters hierdoor kunnen worden benadeeld wordt niet weersproken, maar die benadeling is niet zodanig onevenredig dat dit aan openbaarmaking in de weg staat.
4.5.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot deze uitkomst heeft kunnen komen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat verzoeksters ter zitting hebben bevestigd dat de inhoud van de journaals feitelijk juist is. Ook de verzoeksters die niet zijn verschenen, hebben de inhoud van de journaals niet betwist. De door verzoeksters naar voren gebrachte argumenten zijn door verweerder afdoende meegewogen. Dat er een onjuist of vertekend beeld van verzoeksters ontstaat, heeft verweerder mogen weerleggen door te wijzen op de beschikbare contextinformatie. Deze zaak is dan ook niet vergelijkbaar met de uitspraak van deze rechtbank van 26 juni 2012 (ECLI:NL:RBAMS:2012:BX5021). Daar vormde juist het ontbreken van enige contextinformatie reden om benadeling van de betrokken ondernemers onevenredig te achten. Dat potentiële klanten ondanks vermelding dat het gedateerde informatie is toch nog kunnen worden afgeschrikt en alleen het plaatje dat er wat mis is zal blijven hangen bij het grote publiek, wat daar overigens ook van zij, hoefde voor verweerder geen reden te vormen om van openbaarmaking af te zien.
4.5.4
Ter zitting is nog besproken op welke wijze RTL Nederland is omgesprongen met de journaals van horecagelegenheden die hebben berust in openbaarmaking. RTL Nederland heeft deze via internet beschikbaar gesteld. Daarbij kan op een kaart van Nederland of op naam worden gezocht naar specifieke restaurants. Wanneer op een horecagelegenheid wordt geklikt, verschijnt een pop-up in beeld waarop, indien van toepassing, wordt vermeld dat er sinds een specifieke datum een nieuwe eigenaar is. Ook wordt vermeld of en vanaf wanneer de voedselveiligheid en hygiëne weer in orde is bevonden. Verder kan daar het journaal van de betreffende horecagelegenheid als een PDF-bestand worden geopend. RTL Nederland heeft verder ter zitting toegelicht dat zij alle horecagelegenheden tweemaal om een reactie heeft gevraagd en ontvangen reacties ook vermeldt. In de journaals heeft RTL Nederland zelf nog, in aanvulling op verweerder, namen van natuurlijke personen onleesbaar gemaakt.
RTL Nederland heeft aangegeven dat de journaals over verzoeksters, indien die openbaar worden, op vergelijkbare wijze zullen worden gebruikt. Verzoeksters hebben deze uiteenzetting van RTL Nederland niet weersproken. Hun gestelde vrees voor onzorgvuldige berichtgeving en het ontbreken van de contextinformatie is daarbij niet bevestigd.
Tussenconclusie
5.1
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen van de beroepsgronden van
[onderneming 5]en
[onderneming 6]slaagt. Dit betekent dat hun beroepen ongegrond zullen worden verklaard.
5.2
Nu de beroepen ongegrond worden verklaard, bestaat evenmin aanleiding een voorlopige voorziening te treffen, zodat de verzoeken van
[onderneming 5]en
[onderneming 6]om dat te doen door de voorzieningenrechter zullen worden afgewezen.
5.3
Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat evenmin aanleiding.
Schending hoorplicht
6.1
De overige verzoeksters hebben nog aangevoerd dat zij als belanghebbende hadden moeten worden gehoord in de bezwaarprocedure van RTL Nederland. Aan de voorwaarden van artikel 7:3 van de Awb om van horen af te zien is niet voldaan, aldus deze verzoeksters.
6.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is gehoord, omdat de bezwaren van RTL Nederland gegrond waren. De belangen van verzoeksters en RTL Nederland stonden lijnrecht tegenover elkaar en omdat de beslissing is genomen RTL Nederland gelijk te geven, had het horen van verzoeksters geen zin meer. Bovendien hebben verzoeksters in de aanloop naar het primaire besluit een zienswijze ingediend en waren de standpunten van verzoeksters daarom reeds bekend bij verweerder.
6.3
De voorzieningenrechter overweegt dat het uitgangspunt van artikel 7:2 van de Awb is dat belanghebbenden worden gehoord. Verweerder heeft ook geen aanleiding gezien het bezwaar van RTL Nederland zonder hoorzitting af te doen. Nu RTL Nederland bezwaar maakte tegen het niet-openbaren van journaals die (mede) betrekking hebben op deze verzoeksters, had het op de weg van verweerder gelegen verzoeksters, als belanghebbenden, voor de hoorzitting uit te nodigen. Dat hun standpunt, volgens verweerder, al duidelijk was, doet daar niet aan af. Dat verzoeksters er belang bij hadden te worden gehoord op de bezwaren van RTL Nederland volgt ook uit de omstandigheid dat het standpunt van verweerder in die bezwaarprocedure is gewijzigd in een voor verzoeksters ongunstige zin. Het getuigt niet van de vereiste zorgvuldigheid deze belanghebbenden op voorhand niet uit te nodigen.
6.4
De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit gebrek in de totstandkoming van het bestreden besluit niet gepasseerd kan worden met artikel 6:22 van de Awb, omdat niet aannemelijk is dat verzoeksters door deze gang van zaken niet in hun belangen zijn geraakt. De voorzieningenrechter zal het beroep van deze verzoeksters daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen omdat dit in strijd met de vereiste zorgvuldigheid ex artikel 3:2 van de Awb tot stand is gekomen.
7.1
De voorzieningenrechter ziet vervolgens aanleiding, uit oogpunt van finale geschil-beslechting, te beoordelen of er aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten. Verzoeksters
[naam ondernemingen] ., [onderneming 1] en [onderneming 3]hebben ter zitting uiteengezet dat zij tijdens de hoorzitting nogmaals hadden willen benadrukken dat zij vrezen voor reputatieschade en een dalend aantal bezoekers. Ook wilden zij nog benadrukken dat de te openbaren informatie achterhaald was en dat er in sommige gevallen inmiddels een nieuwe eigenaar is. Zij hebben desgevraagd bevestigd daarmee alles te hebben benoemd wat zij tijdens de hoorzitting naar voren hadden willen brengen.
[onderneming 4]en
[onderneming 2]hebben in hun gronden benadrukt dat de redenen die verweerder noemt om van het horen van hen af te zien juridisch niet steekhoudend zijn en aangegeven dat hun belangen zijn onderschat. Zij hebben verder niet geconcretiseerd waarom de hoorzitting voor de inhoudelijke boordeling van hun zaak van belang zou zijn. Zij hebben er vervolgens voor gekozen niet ter zitting te verschijnen.
7.2
Verweerder heeft ter zitting kennis genomen van de argumenten die verzoekers tijdens de hoorzitting naar voren hadden willen brengen, deze ter zitting gemotiveerd besproken en aangegeven dat deze reeds bekend waren, dat er geen nieuwe inzichten zijn verschaft en dat deze argumenten niet tot een andere uitkomst in de bezwaarprocedure zouden hebben geleid.
7.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder afdoende in de gelegenheid is geweest op de argumenten van verzoeksters te reageren. Ook heeft verweerder ter zitting voldoende inzichtelijk en draagkrachtig uitgelegd dat deze argumenten niet tot een andere uitkomst zouden hebben geleid wanneer deze tijdens de hoorzitting naar voren zouden zijn gebracht.
7.4
De voorzieningenrechter overweegt op basis van wat er ter zitting is besproken dat reeds voldoende vaststaat dat een nieuwe beslissing op bezwaar, ook na het alsnog horen van verzoeksters tijdens een hoorzitting, buiten tijdsverlies, geen andere uitkomst zal opleveren. Gelet daarop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten. Nu de beroepen gegrond zijn en de zaak finaal wordt afgedaan, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
8. Aangezien de beroepen van
[naam ondernemingen] .,
[onderneming 1],
[onderneming 3],
[onderneming 4] en [onderneming 2]gegrond zijn, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan deze verzoeksters het door hen betaalde griffierecht voor het beroep vergoedt.
9. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder verder in de door
[naam ondernemingen] .,
[onderneming 1],
[onderneming 4]en
[onderneming 3]gemaakte proceskosten. Deze stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor
[naam ondernemingen] .[naam onderneming] voor
[onderneming 1]en voor
[onderneming 3]vast op ieder € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 496,-, wegingsfactor 1) en voor
[onderneming 4]op € 496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt van € 496,-, wegingsfactor 1).
10. De voorzieningenrechter wijst ter informatie en uit oogpunt van zorgvuldigheid nog op het volgende. De journaals met betrekking tot
[onderneming 4],
[onderneming 6] , [naam ondernemingen] .en
[naam onderneming], die verweerder aan de rechtbank heeft verstrekt, bevatten informatie over tijdstippen, gelegen buiten het tijdvak waarop het Wob-verzoek ziet. Tevens staan er in de journaals van diverse verzoeksters namen van eigenaren, vennoten of personeelsleden vermeld. Het verzoek van RTL Nederland ziet uitdrukkelijk niet op deze informatie, zoals verweerder ook heeft erkend.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
Inzake [onderneming 5] en [onderneming 6] :
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Inzake
[naam ondernemingen] ., [onderneming 1] , [onderneming 3] , [onderneming 4] en [onderneming 2] :
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van ieder van deze verzoeksters ad € 334,-
aan hen te vergoeden.

Inzake [naam ondernemingen] ., [onderneming 1] , [onderneming 4] en [onderneming 3] :

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van [naam ondernemingen] . en [onderneming 1] , ieder tot
een bedrag van € 992,-, in totaal € 1.984,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van [onderneming 3] tot een bedrag van € 992,-.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van [onderneming 4] tot een bedrag van € 496,-;
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.A. Knol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.M. Goncalves Sobral, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2016.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de uitspraak inzake het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep mogelijk.