ECLI:NL:RBAMS:2016:5648
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om transitievergoeding en opvolgend werkgeverschap in arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft verzoekster, die in dienst was bij Paydeta B.V., een verzoek ingediend tot betaling van een transitievergoeding van € 2.303,42 bruto. Verzoekster stelde dat zij sinds 5 december 2011 administratieve werkzaamheden heeft verricht voor verschillende werkgevers, waaronder Paydeta, en dat deze werkgevers als opvolgers van elkaar moeten worden beschouwd volgens artikel 7:673 lid 4 sub b BW. De kantonrechter heeft de zaak op 17 augustus 2016 mondeling behandeld, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. D.D. Kock. Paydeta was vertegenwoordigd door een persoon.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoekster in dienst was bij Paydeta op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die op 3 april 2016 van rechtswege eindigde. De rechter heeft de arbeidsovereenkomsten van verzoekster met eerdere werkgevers bekeken en geconcludeerd dat de werkzaamheden die zij verrichtte wezenlijk verschilden tussen de verschillende periodes. De kantonrechter oordeelde dat Paydeta niet als opvolgend werkgever kan worden beschouwd, omdat de werkzaamheden en de locaties waar deze werden verricht significant verschilden. Hierdoor was de totale arbeidsduur met Paydeta minder dan 24 maanden, wat betekent dat Paydeta geen transitievergoeding verschuldigd was aan verzoekster.
De kantonrechter heeft de verzoeken van verzoekster afgewezen, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde transitievergoeding. De beschikking is op 30 augustus 2016 in het openbaar uitgesproken.