Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 oktober 2015, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 13 januari 2016, waarbij een comparitie van partijen (hierna: de comparitie) is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 27 mei 2016.
2.De feiten
De maatschap, [gedaagde 1] en [gedaagde 3] zijn ieder onder een eigen nummer geregistreerd bij de Kamer van Koophandel.
Gebleken is voorts dat nog enige reparaties aan de vloer van de betreffende kamer moeten worden verricht. De Alliantie[heeft]
zich bereid verklaard om deze reparaties uit te voeren en wel op 3 april 2012. Op die dag heeft zich iemand gemeld, maar hij is niet toegelaten omdat Ilging c.s. stelde dat zij inmiddels de huurcommissie hadden ingeschakeld.
3.Het geschil
4.De beoordeling
De overeenkomst is dus gesloten met de maatschap, zodat de individuele maten ( [gedaagde 1] en [gedaagde 3] ) jegens [eiseres] persoonlijk aansprakelijk zijn voor de nakoming van daaruit voortvloeiende verplichtingen van de maatschap. Nu sprake is van een door de maatschap aanvaarde opdracht geldt verder dat, voor zover de gestelde tekortkoming komt vast te staan, iedere maat op grond van artikel 7:407 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) jegens de opdrachtgever voor het geheel aansprakelijk is (HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840). In zoverre is [eiseres] ontvankelijk in haar vordering.
De Alliantie bestemde gelden, niet aan De Alliantie heeft doorbetaald. Volgens [eiseres] heeft zij als gevolg hiervan de tweede kantongerechtsprocedure verloren. [gedaagde 1] heeft hiertegenover gesteld [eiseres] de procedure heeft verloren, doordat [eiseres] De Alliantie niet wilde toelaten toen De Alliantie de overeengekomen herstelwerkzaamheden wilde uitvoeren.