In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 5 augustus 2016, werd het beroep van een coffeeshop-exploitant tegen de wijziging van openingstijden door de burgemeester van Amsterdam behandeld. De burgemeester had op 24 december 2013 een exploitatievergunning verleend met gewijzigde openingstijden, die op 20 mei 2014 werden bevestigd in een bestreden besluit. De eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, stelde dat de wijziging van de openingstijden niet in overeenstemming was met de voorwaarden van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en dat er geen wetenschappelijke onderbouwing voor het afstandscriterium van 250 meter tussen coffeeshops en scholen was. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de openingstijden te wijzigen in het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De rechtbank concludeerde dat het beleid van de gemeente Amsterdam, dat gericht is op het ontmoedigen van softdrugsgebruik onder jongeren, legitiem was en dat de democratische legitimatie van het beleid voldoende was. De rechtbank verwierp de argumenten van eiseres en verklaarde het beroep ongegrond, zonder aanleiding te zien voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.