Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751414-16
RK nummer: 16/3620
Datum uitspraak: 2 augustus 2016
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 mei 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 maart 2016 door de leidende hoofdofficier van justitie te Kleve (Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedatum] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1.Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 juli 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Duitse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat
de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Duitse nationaliteit heeft.
3.Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg Kleve van 23 december 2008, met kenmerk: 12 Ds – 204 Js 293/08 – 276/08.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 10 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog een straf van 102 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
4.Strafbaarheid
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De raadsman heeft ten aanzien van het feit van 28 mei 2008 betoogd dat het veroorzaken van een ongeval waarbij iemand is verwond, naar Nederlands recht niet kan worden gekwalificeerd, nu geen sprake is van het in artikel 6 Wegenverkeerswet vereiste zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is van oordeel dat het feitencomplex van 28 januari 2008 – waarbij de opgeëiste een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij iemand anders is verwond – naar Nederlands recht onder andere gekwalificeerd kan worden als overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet, nu deze bepaling in de kern hetzelfde rechtsgoed – de lichamelijke integriteit – beschermt als de Duitse strafbepalingen inzake
de nalatige bedreiging van het wegverkeeren
het nalatig toebrengen van lichamelijke letsels. Of het lichamelijk letsel wel of niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt, is aldus niet van doorslaggevend belang. Het verweer wordt daarom verworpen. Ook ten aanzien van de overige feiten stelt de rechtbank vast dat aan voornoemde vereisten van artikel 7 OLW is voldaan.
de nalatige bedreiging van het wegverkeeren
het nalatig toebrengen van lichamelijke letsels. Of het lichamelijk letsel wel of niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt, is aldus niet van doorslaggevend belang. Het verweer wordt daarom verworpen. Ook ten aanzien van de overige feiten stelt de rechtbank vast dat aan voornoemde vereisten van artikel 7 OLW is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal, meermalen gepleegd
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van deze wet
eenvoudige belediging
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
5.Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
6.Toepasselijke wetsbepalingen
De artikel 266 en 310 Wetboek van Strafrecht, 5, 6, 7, 8, 175 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.
7.Beslissing
STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de leidende hoofdofficier van justitie te Kleve ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
[opgeëiste persoon]aan de leidende hoofdofficier van justitie te Kleve ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. A.C. Enkelaar en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 2 augustus 2016.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.