In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 14 juli 2016, met zaaknummers 15/21 en 15/8596, is de verlaging van de Anw-uitkering van eiseres, die in Egypte woont, aan de orde. Eiseres ontving sinds januari 2008 een Anw-uitkering, maar na de invoering van de wet woonlandbeginsel in 2012 werd haar uitkering verlaagd naar 40% van het maximum bedrag aan nabestaandenuitkering. Dit besluit werd door de Sociale verzekeringsbank (Svb) in 2014 bevestigd, maar eiseres ging in beroep. De rechtbank oordeelde dat de verlaging van de uitkering op basis van het woonlandbeginsel niet in strijd was met artikel 5 van het Verdrag tussen Nederland en Egypte, omdat dit verdrag een andere opzet heeft dan het verdrag met Marokko. De rechtbank benadrukte dat de wetgever de vrijheid heeft om uitkeringen te relateren aan de kosten van levensonderhoud in het woonland, mits verdragsverplichtingen in acht worden genomen.
In de tweede zaak, 15/8596, werd de verlaging van de Anw-uitkering van eiseres per 1 januari 2015 besproken, die voortkwam uit de Wet hervorming kindregelingen. Eiseres stelde dat deze verlaging disproportioneel was en in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De rechtbank oordeelde dat de verlaging op een wettelijke grondslag berustte en een legitiem doel diende, maar dat er onvoldoende individueel onderzoek was gedaan naar de gevolgen van de stapeling van maatregelen voor eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep in deze zaak gegrond en droeg de Svb op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de specifieke situatie van eiseres in acht genomen moest worden.