ECLI:NL:RBAMS:2016:4407

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2016
Publicatiedatum
18 juli 2016
Zaaknummer
13/706970-15 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geneeskundige toepassing van cannabis door patiënt met schizofrenie en psychoses; beroep op noodtoestand

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte, geboren in 1964, beschuldigd van het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepplanten. De zaak is op tegenspraak behandeld op 30 juni 2016. De officier van justitie, mr. B.Y. de Boer, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. K. Canatan. De tenlastelegging betreft het telen van ongeveer 22 hennepplanten op of omstreeks 7 juli 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij de bekennende verklaring van de verdachte en de processen-verbaal van de opsporingsambtenaren zijn meegenomen. De verdachte heeft aangevoerd dat hij hennep teelde om zijn psychische klachten, veroorzaakt door schizofrenie en psychoses, te verlichten. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de noodtoestand waarin de verdachte zich bevond. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte het zwaarstwegende belang, zijn psychische gezondheid, heeft laten prevaleren boven de naleving van de Opiumwet. Hierdoor is het bewezen verklaarde niet strafbaar en is de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/706970-15 (Promis)
Datum uitspraak: 30 juni 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.Y. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. K. Canatan naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 juli 2015 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in of bij een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 22 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Hij heeft daarbij gewezen op de processen-verbaal die zien op het binnentreden in de woning van verdachte en het aantreffen van de hennepplanten, alsmede de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring van dit feit komt.
Ten aanzien van het ten laste gelegde:
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015154361-4 van 7 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pag. 1 e.v.;
Een proces-verbaal binnentreden woning met nummer PL1300-2015154361-8 van 7 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pag. 9 e.v.;
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2016 heeft afgelegd, zoals neergelegd in het proces-verbaal van de terechtzitting.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 7 juli 2015 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad in of bij een pand aan [adres] een hoeveelheid van 22 hennepplanten en delen daarvan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu sprake was van overmacht in de zin van noodtoestand. Verdachte moest kiezen uit onderling strijdige plichten en belangen, te weten ofwel het naleven van de wettelijke voorschriften, met als gevolg psychisch lijden ofwel de Opiumwet overtreden om zijn psychische situatie (en dus zijn dagelijkse leven) draaglijk te maken. Verdachte heeft volgens de officier van justitie en de raadsman het zwaarstwegende belang laten prevaleren, wat resulteerde in het overtreden van voorschriften van de Opiumwet.
Beoordelingskader
Uit het arrest van de Hoge Raad van 16 september 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC7923), welk arrest is bevestigd op 18 mei 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK2885), volgt dat uitzonderlijke omstandigheden in een individueel geval mee kunnen brengen dat op grond van de Opiumwet strafbare gedragingen niettemin gerechtvaardigd kunnen worden geacht, onder meer in geval van een noodtoestand. Dat kan zich voordoen als de pleger van het feit bij de noodzakelijke keuze uit onderling strijdige plichten de zwaarstwegende heeft laten prevaleren. Omdat er een bijzondere regeling van ontheffing mogelijk is zal een beroep op noodtoestand slechts bij hoge uitzondering worden aanvaard, zo valt in het arrest te lezen.
Beoordeling
In de onderhavige zaak blijkt uit de Pro Justitia rapportage van 14 februari 2016, opgesteld door psychiater prof. dr. J. Neeleman, dat verdachte lijdt aan schizofrenie en last heeft van psychoses (ook ten tijde van het ten laste gelegde feit). Verdachte reageerde in het verleden aversief op de voorgeschreven antipsychotische medicatie; hij kreeg last van motorische bijwerkingen in de vorm van bewegingsdrang en stijfheid, zo blijkt uit de beschikbare medische informatie. Verdachte teelde hennep om in zijn medicatiebehoefte te voorzien. Verdachte heeft deze specifieke soort cannabis gevonden doordat hij diverse soorten heeft uitgeprobeerd. De werkzame stoffen uit de planten vormen een effectieve medicatie tegen zijn stoornis. Hennep (en meer precies de werkzame stof cannabidiol) heeft namelijk een psychose-remmend effect (de werkzaamheid daarvan is gestaafd door recent wetenschappelijk onderzoek). Ook psychiater J.A.E. Tielens en maatschappelijk werker C. Vermeulen bevestigen dat de olie, die verdachte destilleert uit de door hem zelf gekweekte hennepplanten, verdachte wat meer pantser geeft op psychisch gebied.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wel zelf cannabis moest kweken, omdat er geen goede alternatieven voorhanden waren. Verdachte heeft uitgelegd dat hij overgevoelig reageerde op verschillende soorten (conventionele) antipsychotische medicatie, met kans op blijvende (motorische) schade zoals tics en bewegingsdrang. Deze medicatie slaagde er bovendien niet in om de psychotische symptomen te onderdrukken. Verdachte is dan ook in overleg met zijn behandelaar gestopt met deze medicatie. Verdachte kon zich evenmin behelpen met cannabis uit coffeeshops, omdat die cannabis relatief meer tetrahydrocannabinol bevat, hetgeen psychose-luxerend werkt, en juist minder cannabidiol (met, zoals gezegd, een psychose-remmend effect). Verdachte heeft dit zelf ook ervaren. De kwaliteit van de cannabis van coffeeshops verschilt daarnaast per keer. Cannabisthee, die op recept verkrijgbaar is bij de apotheek, werd door de huisarts niet aan verdachte voorgeschreven en was dus ook niet beschikbaar. Verdachte kon dit middel overigens niet betalen van zijn inkomen. Bovendien gaat bij verhitting veel verloren van het werkende bestanddeel, zo blijkt ook uit de Pro Justitia rapportage. Dit middel zou dan ook niet effectief voor verdachte zijn geweest.
Verdachte kon zich naar eigen zeggen niet houden aan het gedoogde aantal van vijf planten, omdat hij daarmee niet in zijn behoefte kon voorzien. Verdachte kweekte daarom in de zomer een groter aantal planten, zodat hij een voorraad kon aanleggen voor de winter, een periode waarin het niet lukte om de planten op zijn balkon te laten bloeien.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat dat bij verdachte al jarenlang sprake is van ernstige psychiatrische problematiek. Verdachte heeft door middel van verschillende soorten medicatie en therapieën geprobeerd om de klachten te doen afnemen. Hij is hierin niet geslaagd. Verdachte heeft uiteindelijk het zwaarstwegende belang, te weten zijn psychische gezondheid, laten prevaleren boven zijn plicht tot naleving van de Opiumwet. De rechtbank oordeelt dat verdachte dit in zijn geval mocht doen. Het beroep van verdachte op overmacht-noodtoestand wordt daarmee gehonoreerd. Verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging omdat het bewezen verklaarde in deze zaak geen strafbaar feit oplevert.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene niet strafbaar en ontslaat verdachte, [verdachte] , van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.B. de Boer, voorzitter,
mrs. P.J. van Eekeren en J.B. Oreel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Bucx, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juni 2016.