ECLI:NL:RBAMS:2016:4378

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
HA RK 207.2016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een bestuursrechter niet-ontvankelijk verklaard na uitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 mei 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. M.A. Broekhuis, bestuursrechter te Amsterdam. Het verzoek tot wraking werd ingediend door verzoekster op 12 mei 2016, nadat op 8 april 2016 een uitspraak was gedaan in een eerdere procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is, omdat het verzoek is gedaan nadat de rechter geen zaak meer van de betrokken partij in behandeling had. Dit is in overeenstemming met artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een rechter die een zaak van de betrokken partij behandelt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een mondelinge behandeling, aangezien het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard. De beslissing werd genomen door de rechters N.C.H. Blankevoort, A.J. Dondorp en P.B. Martens, en er werd geen mogelijkheid tot voorziening geboden tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het schriftelijk gedane, op 12 mei 2016 ingekomen, en onder rekestnummer C/13/607960 HA RK 207.2016 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M.A. Broekhuis, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
 het schriftelijke wrakingsverzoek met bijlagen gedateerd 24 april 2016 en ingekomen op 12 mei 2016;
 een uitspraak van 8 april 2016 in de zaak met nummer AMS 15/8007 V en 16/809.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Verzoekster heeft een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. Bij uitspraak van 19 januari 2016 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoekster heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld. Bij verzoekschrift, ingekomen op 2 februari 2016, heeft verzoekster bij de rechtbank een voorlopige
voorziening gevraagd. Het verzet en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn behandeld door de rechter. Bij uitspraak van 8 april 2016 is het door verzoekster ingestelde verzet ongegrond verklaard en is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
2.2.
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een rechter worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3.
Uit artikel 8:15 Awb volgt ook dat een wrakingsverzoek slechts de rechter kan betreffen die een zaak van de betrokken partij in behandeling heeft. Dit brengt mee dat geen wrakingsverzoek meer kan worden gedaan nadat in de zaak uitspraak is gedaan. De rechter heeft dan immers geen zaak van de betrokken partij meer in behandeling.
2.4.
Het verzoek tot wraking, dat is ontvangen op 12 mei 2016, is gedaan nadat op 8 april uitspraak was gedaan. Verzoekster kan daarom niet in het door haar ingediende verzoek worden ontvangen. Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 8:18 lid 1 Awb bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2.5.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.J. Dondorp en P.B. Martens, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 mei 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 8:18 lid 5 Awb, geen voorziening open.