Uitspraak
de Winter,
1.De procedure
2.De vaststaande feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten van partijen en de bijzondere curator
4.De beoordeling
5.De beslissing
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 13 januari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en de kinderbijdrage voor een minderjarige. De verzoekster, de vrouw, heeft verzocht om vast te stellen dat de man de vader is van haar kind, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats]. De vrouw heeft ook verzocht om een maandelijkse bijdrage van € 453,- voor de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. De man heeft het verzoek betwist en ontkend dat er sprake was van een langdurige relatie. Hij heeft verklaard dat hij geen verantwoordelijkheid voor het kind wil dragen en heeft verzocht om het verzoek van de vrouw af te wijzen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de verwekker van het kind is, ondanks zijn verzet. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van het kind is om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feiten, waardoor het kind twee juridisch ouders zal hebben. De rechtbank heeft de vrouw in haar verzoek ontvangen, omdat dit binnen vijf jaar na de geboorte van het kind is ingediend.
Wat betreft de kinderbijdrage heeft de rechtbank overwogen dat de man geen affectieve relatie met de vrouw heeft gehad en dat het kind nooit in gezinsverband met beide ouders heeft geleefd. De rechtbank heeft de behoefte van het kind vastgesteld op basis van het inkomen van de vrouw, die € 1.300,- netto per maand verdient. De rechtbank heeft de draagkracht van de man vastgesteld op € 2.090,- netto per maand en heeft geconcludeerd dat de man € 140,- per maand moet bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.