ECLI:NL:RBAMS:2016:4215

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
13/669129-15 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewapende overval op woning en poging gewapende overval op snackbar

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewapende overval op een woning en een poging tot gewapende overval op een snackbar. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van deze delicten, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen. De verdachte heeft wel informatie verstrekt over de woning waar een grote som geld zou liggen, wat haar een essentiële rol gaf in de voorbereiding van de woningoverval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 juni 2015, samen met medeverdachten, betrokken was bij de gewapende overval op de woning in [plaats 4], waarbij de slachtoffers onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp werden gedwongen om geld af te geven. Daarnaast heeft de verdachte op 28 juni 2015 medeplichtigheid aan de poging tot overval op snackbar [snackbar] gepleegd, door de medeverdachten naar de snackbar te brengen en hen te helpen bij de uitvoering van het plan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij rekening is gehouden met haar jeugdige leeftijd en het feit dat zij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669129-15 (Promis)
Datum uitspraak: 6 juli 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 en 31 mei en 2, 3 en 23 juni 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door mrs. A.J.M. Vreekamp en R.A. Bosman en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. J.H.W. van der Lee naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Aan verdachte is – na wijziging op de terechtzittingen van 31 mei 2016 en 3 juni 2016, kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan:
het medeplegen van een gewapende woningoverval in [plaats 4] op 29 juni 2015 (slachtoffers [persoon 1] en [persoon 2] ), subsidiair medeplichtigheid hieraan;
het medeplegen van een poging gewapende overval op snackbar [snackbar] in [plaats 1] op 28 juni 2015 (slachtoffer [persoon 3] ), subsidiair medeplichtigheid hieraan;
het medeplegen van een gewapende overval op supermarkt Deen in [plaats 2] op 27 juni 2015 (slachtoffer [persoon 4] ), subsidiair medeplichtigheid hieraan;
het medeplegen van een overval op tankstation Compaan in [plaats 3] op 28 juni 2015 (slachtoffer [persoon 5] ), subsidiair medeplichtigheid hieraan.
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en het Openbaar Ministerie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
In de regio [plaats 4] , [plaats 2] en [plaats 1] hebben in de periode van 23 juni tot en met 29 juni 2015 vier overvallen plaatsgevonden, gepleegd door één of twee daders. Bij de politie rees het vermoeden dat de overvallen mogelijk door één dadergroep waren gepleegd. Bij deze overvallen is steeds gebruik gemaakt van een zilverkleurig vuurwapen dat – naar achteraf is gebleken – niet een vuurwapen maar een alarm/startpistool bleek te zijn. Ook kwam het signalement van de dader(s) op de verschillende bewakingsbeelden overeen en werd bij een aantal overvallen een zwarte BMW 5-serie gesignaleerd.
Zo hebben getuigen van de (poging) overval op snackbar [snackbar] in [plaats 1] op 28 juni 2015 verklaard vijf minuten voor de overval tweemaal een zwartkleurige BMW langzaam langs de snackbar te hebben zien rijden. De ramen van de BMW waren geopend en de inzittenden, drie mannen en één vrouw, keken opvallend in de richting van de snackbar. Verbalisanten hebben gerelateerd dat zij ongeveer een uur voor de overval een zwarte BMW, met kenteken [kenteken] , hebben zien staan op de parkeerplaats van de Joodse begraafplaats op de Saskia van Uylenburgweg in [plaats 1] . Bij de auto stonden drie jongens en op de bijrijdersstoel zat een blonde jonge vrouw. De te naam gestelde van het voertuig was medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), verblijvende op het adres [adres 2] in [plaats 2] .
De aangever van een woningoverval in [plaats 4] op 29 juni 2015 heeft verklaard dat de twee daders naar een oude BMW 5-serie renden. De letters [letter 1] en mogelijk ook een [letter 2] kwamen in het kenteken voor. Achter het stuur zat een blanke man en ook zat er een vrouw met blond haar in de auto. Verbalisanten sloegen hierop aan en zagen overeenkomsten met de overval op snackbar [snackbar] en met een overval op supermarkt Deen op 27 juni 2015, vlakbij de woning van [medeverdachte 1] , waarbij getuigen ook melding hadden gemaakt van een blanke dader met een zilverkleurig vuurwapen. Vervolgens zijn [medeverdachte 1] , medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en verdachte, aangehouden toen zij met de BMW aankwamen bij de woning van verdachte in [plaats 2] , waar [medeverdachte 1] ook verbleef.
Op 6 juli 2015 werden de screenshots van de beelden van tabakszaak [naam 1] – waarop twee personen duidelijk zichtbaar waren, die voldeden aan de signalementen van de daders van voornoemde overvallen – op de interne site van de politie geplaatst. Medeverdachte [persoon 6] (hierna: [persoon 6] ) werd daarop door een politieagent herkend. Uit de politiesystemen bleek dat [persoon 6] en medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) samen eerder betrokken waren bij een incident. Uit onderzoek naar de telefoongegevens van [medeverdachte 3] bleek dat hij in mei en juni 2015 meermalen telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 1] . Op grond hiervan werd de telefoon van [medeverdachte 3] getapt. Op 13 juli 2015 vonden er twee gesprekken plaats tussen [medeverdachte 3] en – naar toen werd vermoed – [persoon 6] , over een mogelijke overval die ze wilden gaan plegen. Op 14 juli 2015 werd derhalve een spoedtap aangesloten op het telefoonnummer van [persoon 6] en werd live een tapgesprek uitgeluisterd waaruit bleek dat de getapte personen op dat moment op het punt stonden Videoland in [plaats 5] te overvallen. De politie heeft het niet zover laten komen en heeft [persoon 6] ter plaatse, nog bellend, en [medeverdachte 3] even later bij zijn woning aangehouden met in zijn tas donkere kleding en een zilverkleurig nepvuurwapen met een zwart handvat. [persoon 6] heeft vrijwel direct bekend samen met [medeverdachte 3] betrokken te zijn geweest bij de overvallen op tankstation Texaco, supermarkt Deen, de woning in [plaats 4] en dat zij het plan hadden opgevat om ook Videoland te overvallen. [persoon 6] heeft verder verklaard dat de overvallen zijn gepleegd in opdracht van [medeverdachte 1] en/of medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ), voor wie hij bang is. [medeverdachte 3] heeft zich, vanwege jegens hem geuite bedreigingen, beroepen op zijn zwijgrecht.
Vervolgens werd het onderzoek naar twee overvallen op tankstation Compaan in [plaats 3] , gepleegd op 14 en 28 juni 2015, aan het Amsterdamse onderzoeksteam overgedragen, gelet op de modus operandi bij die overvallen, de gelijkenis van de dader met [medeverdachte 3] en het waarnemen van een zwarte BMW op 28 juni 2015 op de camerabeelden van Compaan en in de directe omgeving van het tankstation kort voor de overval. [medeverdachte 4] werd in september 2015 als verdachte aangehouden, maar werd na zijn verhoor weer in vrijheid gesteld.
In januari 2016 heeft [medeverdachte 3] uiteindelijk verklaard dat hij de blanke overvaller met het nepvuurwapen is geweest en dat hij sommige overvallen alleen en andere samen met [persoon 6] heeft gepleegd. [persoon 6] en [medeverdachte 3] hebben ook verklaard over de rol van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] bij deze overvallen, waarna laatstgenoemde opnieuw werd aangehouden.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft overeenkomstig het schriftelijk requisitoir – hier kort en zakelijk weergegeven – gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde en tot vrijspraak van het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde. Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat verdachte, ten aanzien van de onder 1 primair ten laste gelegde woningoverval, als medepleger kan worden aangemerkt, nu sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [persoon 6] . De rol van verdachte bij die overval ging verder dan het enkel geven van inlichtingen over de woning, de bewoners en het mogelijk vele geld dat in een kluis zou liggen. Uit meerdere verklaringen is aannemelijk dat zij niet alleen de tip gaf, maar dat het onder andere haar idee was deze woning te overvallen. Het Openbaar Ministerie heeft voorts aangevoerd dat verdachte, blijkens de bewijsmiddelen in het dossier, op 27 juni 2015 en op 28 juni 2015 wetenschap had van de op die data door de medeverdachten gepleegde overvallen dan wel pogingen daartoe. Verdachte was er steeds bij als er werd gesproken over de overvallen. Zo was zij ook bij de voorbespreking van de woningoverval aanwezig, opperde zij tot tweemaal toe het idee om deze woning te overvallen en wachtte zij vervolgens ten tijde van de overval in de auto samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op [medeverdachte 3] en [persoon 6] . Na de overval zijn ze gezamenlijk naar het huis van verdachte en [medeverdachte 1] gegaan. De rol van verdachte heeft een voldoende significant en doorslaggevend gewicht gehad en ging verder dan het bevorderen en/of vergemakkelijken van het door anderen begaan van deze overval.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich overeenkomstig haar pleitnota – hier kort en zakelijk weergegeven – bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de haar ten laste gelegde feiten. Met de verklaringen van [persoon 6] en [medeverdachte 3] dient behoedzaam te worden omgegaan, nu [medeverdachte 3] pas laat in het proces is gaan verklaren en [persoon 6] meermalen, op cruciale en essentiële punten wisselend heeft verklaard. Derhalve zijn de verklaringen slechts bruikbaar voor zover deze in overtuigende mate steun vinden in andere, objectieve bewijsmiddelen uit een andere bron. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is er onvoldoende bewijs om te kunnen vaststellen dat verdachte de tip heeft gegeven en dat zij wist wat de bedoeling was toen zij in de BMW naar [plaats 4] reden.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte een onvoldoende wezenlijke bijdrage aan de uitvoering van het delict heeft geleverd om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. De bijdrage van verdachte is hoogstens te kwalificeren als medeplichtigheid.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat het handelen van verdachte, het besturen van de auto, niet is te kwalificeren als medeplegen. Verdachte heeft geen uitvoeringshandelingen verricht en heeft geen wezenlijke bijdrage geleverd aan het delict. Er is voorts onvoldoende bewijs dat verdachte medeplichtig is aan deze overval.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde nu verdachte enkel in de auto heeft gezeten en niet wist dat [medeverdachte 3] en [persoon 6] een overval gingen plegen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte op 28 juni 2015 in [plaats 3] is geweest. Zij dient derhalve ook van dit feit te worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank is, met de raadsvrouw en anders dan het Openbaar Ministerie, van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het haar onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van de woningoverval. De rechtbank overweegt dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat verdachte aan [medeverdachte 1] , [persoon 6] en [medeverdachte 3] de tip heeft gegeven dat er in een woning in [plaats 4] € 100.000,- zou liggen, dat verdachte en de medeverdachten in de BMW van [medeverdachte 1] naar de betreffende woning zijn gereden en dat verdachte, met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in de BMW heeft gewacht, terwijl [medeverdachte 3] en [persoon 6] zich, vermomd en voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar de betreffende woning hebben begeven en de woningoverval feitelijk hebben gepleegd. Medeplegen vereist een bewuste en nauwe samenwerking gericht op het voltooien van het delict. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank is, op grond van voornoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte zodanig nauw en bewust met de medeverdachten heeft samengewerkt dat zij moet worden gezien als medepleger van de gewapende woningoverval. De rol van verdachte was hiervoor te beperkt. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen.
4.4.2
Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde
De rechtbank is, met het Openbaar Ministerie en de raadsvrouw, van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het haar onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen van de overval op snackbar [snackbar] . De rechtbank overweegt dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat verdachte [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] met de auto van [medeverdachte 1] naar snackbar [snackbar] heeft gebracht, dat zij in de nabijheid van de snackbar met de auto op de terugkeer van [medeverdachte 3] heeft gewacht terwijl die de overval feitelijk pleegde en hem vervolgens weer met de auto daar vandaan heeft vervoerd. De rechtbank is, op grond van deze feiten en omstandigheden, van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verdachte zodanig nauw en bewust met de medeverdachten heeft samengewerkt dat zij moet worden gezien als medepleger van de gewapende overval. De rechtbank kan uit de beschikbare bewijsmiddelen niet opmaken wat er precies in de auto is besproken en welke rol verdachte daarbij heeft gespeeld. De bijdrage van verdachte is niet zo substantieel gebleken dat verdachte als medepleger van de overval kan worden aangemerkt. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen.
4.4.3
Vrijspraak van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is, met de raadsvrouw en anders dan het Openbaar Ministerie, van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de haar onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde betrokkenheid bij de overval op Deen, nu het handelen van verdachte niet als medeplegen of als medeplichtigheid is te kwalificeren. De rechtbank overweegt dat op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat verdachte als passagier samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [persoon 6] in de BMW heeft gezeten in de nabijheid van supermarkt Deen, dat [medeverdachte 3] en [persoon 6] aldaar zijn afgezet, dat zij als feitelijke daders Deen hebben overvallen en dat zij nadien met de BMW naar de woning van verdachte zijn gereden. Er is echter geen bewijs dat verdachte actieve handelingen heeft verricht die hebben bijgedragen aan de overal. Haar enkele aanwezigheid in de BMW is daarvoor niet voldoende, ook niet als zij wist wat er gebeurde. Dat verdachte [medeverdachte 3] en [persoon 6] later die avond nog heeft weggebracht, maakt dat niet anders. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het haar onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.4.4
Vrijspraak van het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is, met het Openbaar Ministerie en de raadsvrouw, van oordeel dat het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde niet is bewezen, wegens het ontbreken van voldoende bewijs. Verdachte dient derhalve van dit feit te worden vrijgesproken.
4.4.5
Het bewijs
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich, op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen, schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten zoals in rubriek 5 weergegeven.
4.4.6
Overwegingen
4.4.6.1 Bespreking van het verweer; waardering van de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 3] en [persoon 6]
De rechtbank stelt voorop dat met de verklaringen van een andere verdachte in dezelfde zaak behoedzaam en met enige terughoudend dient te worden omgegaan, gelet op diens mogelijke belang om een ander te belasten en, ook in het geval van een bekennende verklaring, de eigen schuld te verlichten. Hierbij komt dat een verdachte niet is gehouden naar waarheid te verklaren.
De verklaringen van [persoon 6]
heeft daags na zijn aanhouding een bekennende verklaring afgelegd. Hij had toen nog geen kennis van de verklaringen van medeverdachten, noch van de overige inhoud van het dossier, zodat zijn verklaring niet daardoor beïnvloed kan zijn. In die eerste bekennende verklaring heeft [persoon 6] specifieke daderwetenschap genoemd. Die verklaring en zijn daarop volgende verklaringen zijn gedetailleerd met betrekking tot de wijze waarop de overvallen zijn gepleegd en de rolverdeling van de medeverdachten bij deze overvallen. Ook zijn de verklaringen consistent. Ook de verklaring die [persoon 6] als getuige ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd, is gedetailleerd en consistent.
De verklaringen van [medeverdachte 3]
heeft vrijwel direct na zijn aanhouding verklaard dat hij onder druk is gezet en dat hij bang is dat hem of zijn familieleden wat wordt aangedaan en hij zich om die reden zal beroepen op zijn zwijgrecht. Deze verklaring kon op dat moment nog niet worden beïnvloed door de verklaringen van medeverdachten. Dat [medeverdachte 3] zijn verklaring niet meteen, maar eerst in het vijfde verhoor op 15 januari 2016 bij de politie handen en voeten heeft gegeven, en nadat hij kennis had genomen van de verklaring van [persoon 6] , doet aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring niet af. [medeverdachte 3] heeft hierover verklaard dat hij aanvankelijk geen verklaring heeft willen afleggen, vanwege zijn angst voor [medeverdachte 4] . [medeverdachte 3] heeft verder verklaard dat hij heeft nagedacht en dat hij tot de conclusie is gekomen dat het beter is om zijn angsten te overwinnen en toch een verklaring af te leggen over wat er is gebeurd. [medeverdachte 3] heeft om die reden zijn proceshouding herzien. De rechtbank acht dit niet onbegrijpelijk en dus niet zonder meer reden om zijn verklaring onbetrouwbaar te achten.
Ondersteuning in objectieve bewijsmiddelen
De inhoud van de bekennende en voor verdachte belastende verklaringen van [medeverdachte 3] en [persoon 6] wordt in belangrijke mate ondersteund door na te noemen objectieve bewijsmiddelen.
Dat [medeverdachte 3] zijn verklaringen – over het punt waarin hij over verdachte heeft verklaard dat zij de tip zou hebben gegeven dat er in een kluis op de zolder van een woning in [plaats 4] een groot geldbedrag zou liggen, dat zij dat zou weten omdat zij bevriend was met een vriendin van de dochter des huizes én over het punt dat [medeverdachte 3] en [persoon 6] in opdracht van anderen de overval zouden hebben gepleegd – niet heeft afgestemd op de verklaring van [persoon 6] , kan naar het oordeel van de rechtbank onder meer worden afgeleid uit de verklaringen van aangevers van die overval. Zo heeft [persoon 2] verklaard dat NN1, de man met het pistool (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ) bij binnenkomst in de woning al gezegd zou hebben: “Hoe kan het dat je zusje op vakantie is en dat er hier € 100.000,- zou liggen? Rustig, rustig, we zijn ingehuurd”. Ook heeft verdachte, blijkens de aangifte van [persoon 1] , bij binnenkomst direct gevraagd naar de kluis en heeft hij die [persoon 2] naar zolder gedirigeerd. Daarnaast heeft [persoon 7] verklaard dat zij verdachte kent via een gezamenlijke vriendin en dat die vriendin wel geweten kan hebben dat er contant geld in huis zou liggen.
De rechtbank overweegt voorts dat de verklaringen van [medeverdachte 3] en [persoon 6] , voor zover de inhoud van deze verklaringen zien op de betrokkenheid van de medeverdachten, ook voldoende worden ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. De rechtbank verwijst daarbij naar de verklaringen van aangever [persoon 8] , getuige [persoon 9] en naar de peilgegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] .
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 3] en [persoon 6] in ruime mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen en dat deze verklaringen betrouwbaar zijn en bruikbaar voor het bewijs. Het dienaangaande verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.
4.4.6.2 Overweging ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de woningoverval
Gelet op de hiervoor onder 4.4.1 beschreven omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wel bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van de gewapende woningoverval. Immers heeft verdachte [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [persoon 6] getipt dat er in de woning een grote som geld zou liggen, terwijl zij wist dat zij zich bezighielden met overvallen en zij nota bene de dag ervoor, op 28 juni 2015, aanwezig is geweest bij de overval op snackbar [snackbar] . Verdachte heeft met het geven van de tip een onmisbare rol gespeeld bij de totstandkoming van het idee om deze overval te plegen. Als verdachte de tip niet had gegeven was de woning immers niet overvallen. Aldus heeft verdachte een essentiële bijdrage geleverd aan de overval. Uit de genoemde omstandigheden maakt de rechtbank op dat het opzet van verdachte zowel op haar eigen bijdrage was gericht als op het misdrijf dat zij daarmee heeft ondersteund. Hiermee is het voor medeplichtigheid vereiste dubbele opzet aanwezig.
Het meegaan in de auto naar de woning en aldaar in de auto wachten op [medeverdachte 3] en [persoon 6] , acht de rechtbank op zichzelf onvoldoende om als medeplichtigheidshandeling te kwalificeren.
4.4.6.3 Overweging ten aanzien van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de poging overval snackbar
De rechtbank acht bewezen dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van de gewapende overval op snackbar [snackbar] . Verdachte heeft immers deelgenomen – zo heeft [medeverdachte 3] uitdrukkelijk verklaard – aan een gesprek in de auto van [medeverdachte 1] voorafgaand aan de overval, waarbij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] aanwezig waren en waarbij openlijk is gesproken over het plan voor deze overval. Verdachte bestuurde de auto en is twee keer langzaam en met geopende ramen langs de snackbar gereden. Die manier van rijden en de aandacht voor de snackbar bevestigt de verklaring van [medeverdachte 3] dat verdachte wist van het plan voor de overal. De verklaring van verdachte, dat zij ene [naam 3] zocht waar [medeverdachte 4] mee zou hebben afgesproken en die bij coffeeshop [naam 2] zou staan, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Verdachte heeft vervolgens verdachte [medeverdachte 3] afgezet en heeft met de auto in de nabijheid van de snackbar gewacht, terwijl [medeverdachte 3] de snackbar heeft overvallen, althans een poging daartoe heeft gedaan. Aldus heeft verdachte een essentiële bijdrage geleverd aan de overval. Uit deze feiten en omstandigheden blijkt tevens dat het opzet van verdachte zowel op haar eigen bijdrage was gericht als op het misdrijf wat zij daarmee heeft ondersteund. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank het voor medeplichtigheid vereiste dubbele opzet aanwezig.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [persoon 6] op 29 juni 2015 in [plaats 4] , in een woning gelegen aan de [adres 3] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een horloge, toebehorende aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [persoon 6] en aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [persoon 1] en [persoon 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren,
welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat [medeverdachte 3] en [persoon 6] :
  • voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar de woning gelegen aan de [adres 3] zijn gegaan en
  • bij deze woning hebben aangebeld en
  • direct na het openen van de deur een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het lichaam van die [persoon 1] hebben gericht en gericht gehouden en
  • dreigend tegen die [persoon 1] hebben gezegd "Geld, geld, waar is de kluis?" en
  • die [persoon 1] de trap op naar de eerste verdieping en de vliering hebben gedirigeerd en
  • dreigend tegen die [persoon 1] hebben gezegd dat hij naar de kluis moest gaan en
  • dreigend aan die [persoon 1] duidelijk hebben gemaakt dat hij de kluis moest overhandigen en
  • dreigend die [persoon 1] hebben gesommeerd dat hij de kluis moest openen en
  • vervolgens die [persoon 1] naar de eerste verdieping hebben gedirigeerd en
  • lades in meerdere slaapkamers hebben doorzocht en
  • dreigend tegen die [persoon 1] en die [persoon 2] hebben gezegd "Geef me jullie telefoons. We willen geen signalementen in de kranten lezen, anders komen we terug.";
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 29 juni 2015 in de gemeente [plaats 4] , opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door:
- aan die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [persoon 6] de informatie te verstrekken dat er 100.000,- euro in voornoemde woning zou liggen;
ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op 28 juni 2015 in [plaats 1] , ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [persoon 3] en zijn echtgenote te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan [persoon 3] en/of [snackbar] ,
welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat die [medeverdachte 3] :
  • voorzien van gezichtsbedekking en pet en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de snackbar heeft betreden en
  • dreigend tegen die [persoon 3] heeft geroepen "Geld, geld!" en
  • een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het lichaam van die [persoon 3] heeft gericht en gericht gehouden en
  • dreigend tegen die [persoon 3] heeft gezegd dat hij het geld in de tas moest doen, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
  • in de richting van die [persoon 3] is gelopen, die op dat moment achter de balie stond, teneinde achter de balie te komen en
  • tegen in de snackbar aanwezige klanten heeft gezegd dat zij hun handen omhoog moesten doen, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 28 juni 2015 in de gemeente [plaats 1] , opzettelijk inlichtingen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door:
  • met die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in een voertuig naar voornoemde snackbar te gaan en
  • vervolgens in de nabijheid van die snackbar met die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] op die [medeverdachte 3] te wachten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 subsidiair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een forse, maximale werkstraf in combinatie met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewapende overval op een woning en medeplichtigheid aan een poging gewapende overval op een snackbar. Dat de overval op de snackbar bij een poging is gebleven is enkel te danken aan het alerte optreden van de eigenaars van de snackbar die de confrontatie zijn aangegaan met [medeverdachte 3] , de feitelijk uitvoerder van de overval, en hem met een bezem de snackbar hebben uitgewerkt. Verdachte is met haar mededaders naar de snackbar gegaan en heeft aldaar gewacht tot [medeverdachte 3] terug kwam van de (poging) gewapende overval.
Verdachte heeft ten aanzien van de woningoverval de informatie verstrekt dat er € 100.000 zou liggen. De mededaders zijn voorzien van gezichtsbedekking en donkere kleding de woning binnengegaan en hebben de aangevers onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gesommeerd om geld af te geven.
Aangevers wisten toen zij werden bedreigd niet dat het wapen geen echt vuurwapen was. Verdachte en haar mededaders hebben hun slachtoffers daarmee de stuipen op het lijf gejaagd, puur voor hun eigen financieel gewin en zonder enig respect voor de woning, de eigendommen en de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De slachtoffers hebben zich door het handelen van verdachte en haar mededaders ernstig bedreigd gevoeld en hebben daar ook nadien nog last van (gehad). Bovendien draagt het handelen van verdachte en haar mededaders bij aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De woningoverval waar zij het initiatief toe heeft genomen rekent de rechtbank verdachte in het bijzonder zwaar aan. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen en zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring die de heer [persoon 1] ter terechtzitting heeft afgelegd is het een zeer heftige en schokkende ervaring geweest om juist daar te worden overvallen en met een neppistool te worden bedreigd. In het geval van verdachte is extra kwalijk te noemen omdat zij de dochter des huizes kende en wist dat een gezin met (weliswaar meerderjarige) kinderen van haar eigen leeftijd in dat huis woonde. Desondanks heeft zij moedwillig de informatie gegeven waarvan zij wist dat die er toe zou leiden dat twee met een vuurwapen – waarvan het maar de vraag is of verdachte wist dat het niet een echt wapen betrof – bewapende mannen daar een overval zouden gaan plegen. Vervolgens is zij ook nog met het gezelschap meegegaan om de overval van dichtbij mee te maken. Ook al is dit laatste niet als medeplichtigheid gekwalificeerd, neemt de rechtbank haar dit zeer kwalijk.
De rechtbank slaat bij de strafoplegging mede acht op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor het plegen van een woningoverval met licht geweld en bedreiging adviseert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en een overval op een winkel, waarbij de rechtbank voor wat betreft de overval op de snackbar aansluiting zoekt, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. Bij poging en medeplichtigheid worden doorgaans lagere straffen opgelegd.
In dit geval is, ten opzichte van die oriëntatiepunten, sprake van strafverzwarende factoren zoals een samenwerkingsverband, een bepaalde mate van professionaliteit en met name het gebruik van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank voorts rekening met de berekenende proceshouding van verdachte, die de beschuldigingen volledig heeft ontkend. Zij heeft er daarmee geen blijk van gegeven dat dat zij de strafwaardigheid van haar handelen inziet, zij heeft de slachtoffers geen inzicht gegeven in de gepleegde feiten en hen geen berouw getoond.
Al het bovenstaande rechtvaardigt een gevangenisstraf van langere duur.
De rechtbank heeft acht geslagen op het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit. Hiermee houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening.
De rechtbank houdt bij de straftoemeting in voor verdachte gunstige zin voorts rekening met haar jeugdige leeftijd.
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het medeplegen van de woningoverval, maar wel de medeplichtigheid daaraan bewezen is, en zij wordt vrijgesproken van medeplichtigheid aan de overval op Deen, zal de rechtbank in matigende zin enigszins afwijken van de door het Openbaar Ministerie gevorderde gevangenisstraf.
Alles afwegende is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.

9.Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij

9.1
De benadeelde partij [persoon 3] (feit 2)
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.100,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, nu deze duidelijk is en voldoende is onderbouwd. Het Openbaar Ministerie heeft voorts verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen, deze te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken en heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen derhalve niet ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [persoon 3] , ter hoogte van € 1.100,- redelijk is.
De rechtbank overweegt dat, hoewel zij niet twijfelt aan de impact die een gewapende overval als de onderhavige op de benadeelde en diens echtgenote moet hebben gehad, uit de toelichting op de vordering niet blijkt dat de benadeelde zozeer in zijn persoon is aangetast dat sprake is van psychisch letsel als bedoeld in artikel 6:106 BW. Zo heeft hij gesteld dat hij op straat sneller reageert op geluiden, dat hij geen onbevangen gevoel meer heeft en dat hij zich af en toe somber voelt, hetgeen volgens de zojuist bedoelde rechtspraak van de Hoge Raad onvoldoende is om schade wegens geestelijk letsel aan te nemen, terwijl hij ook heeft gesteld dat hij het gebeurde een plekje heeft kunnen geven, hetgeen temeer erop duidt dat geen sprake is van psychisch letsel als hier aan de orde. De vordering tot immateriële schadevergoeding wordt derhalve afgewezen.
9.2
De benadeelde partij [persoon 4] (feit 3)
(gebruik passage indien geheel of gedeeltelijk niet van eenvoudige aard)De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte wordt vrijgesproken van feit 3.
9.3
De benadeelde partij Deen Winkels B.V. (feit 3)
(gebruik passage indien geheel of gedeeltelijk niet van eenvoudige aard)De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte wordt vrijgesproken van feit 3.
9.4
De benadeelde partij [persoon 5] (feit 4)
(gebruik passage indien geheel of gedeeltelijk niet van eenvoudige aard)De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte wordt vrijgesproken van feit 4.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 48, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en subsidiair en 4 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde
medeplichtigheid aan poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van
[persoon 3]af.
Verklaart
[persoon 4]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart
Deen Winkels B.V.niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart
[persoon 5]niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P.E. Meewisse, voorzitter,
mrs. W.A.J.P. van den Reek en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juli 2016.