ECLI:NL:RBAMS:2016:4213

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
13/669128-15 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewapende woningoverval met bedreiging

Op 6 juli 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewapende overval op een woning. De overval vond plaats op 29 juni 2015 in [plaats 1]. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de overval, maar de rechtbank sprak hem vrij van dit primair ten laste gelegde feit. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de overval en dat hij actief betrokken was bij de uitvoering ervan. Echter, de rechtbank achtte wel bewezen dat de verdachte medeplichtig was aan de overval. Hij had de medeverdachten naar de woning gereden en hen geholpen bij de vlucht na de overval. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van medeverdachten en het bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de plannen voor de overval. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de jeugdige leeftijd van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669128-15 (Promis)
Datum uitspraak: 6 juli 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboorteplaats] 1995 te [geboortedatum] ,
wonende op het adres [adres 1] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 en 31 mei en 2, 3 en 23 juni 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door mrs. A.J.M. Vreekamp en R.A. Bosman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. L.M. Oldenburg naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Aan verdachte is – na wijziging op de terechtzittingen van 30 en 31 mei 2016 en 3 juni 2016, kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een woningoverval op 29 juni 2015 in [plaats 1] , subsidiair medeplichtigheid hieraan.
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en het Openbaar Ministerie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
In de regio [plaats 1] , [plaats 2] en [plaats 3] hebben in de periode van 23 juni tot en met 29 juni 2015 vier overvallen plaatsgevonden, gepleegd door één of twee daders. Bij de politie rees het vermoeden dat de overvallen mogelijk door één dadergroep waren gepleegd. Bij deze overvallen is steeds gebruik gemaakt van een zilverkleurig vuurwapen dat – naar achteraf is gebleken – niet een vuurwapen maar een alarm/startpistool bleek te zijn. Ook kwam het signalement van de dader(s) op de verschillende bewakingsbeelden overeen en werd bij een aantal overvallen een zwarte BMW 5-serie gesignaleerd.
Zo hebben getuigen van de (poging) overval op snackbar [snackbar 1] in [plaats 3] op 28 juni 2015 verklaard vijf minuten voor de overval tweemaal een zwartkleurige BMW langzaam langs de snackbar te hebben zien rijden. De ramen van de BMW waren geopend en de inzittenden, drie mannen en één vrouw, keken opvallend in de richting van de snackbar. Verbalisanten hebben gerelateerd dat zij ongeveer een uur voor de overval een zwarte BMW, met kenteken [kenteken] , hebben zien staan op de parkeerplaats van de Joodse begraafplaats op de Saskia van Uylenburgweg in [plaats 3] . Bij de auto stonden drie jongens en op de bijrijdersstoel zat een blonde jonge vrouw. De te naam gestelde van het voertuig was medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ), verblijvende op het adres [adres 2] in [plaats 2] .
De aangever van een woningoverval in [plaats 1] op 29 juni 2015 heeft verklaard dat de twee daders naar een oude BMW 5-serie renden. De letters [letter 1] en mogelijk ook een [letter 2] kwamen in het kenteken voor. Achter het stuur zat een blanke man en ook zat er een vrouw met blond haar in de auto. Verbalisanten sloegen hierop aan en zagen overeenkomsten met de overval op snackbar [snackbar 1] en met een overval op supermarkt Deen op 27 juni 2015, vlakbij de woning van [medeverdachte 5] , waarbij getuigen ook melding hadden gemaakt van een blanke dader met een zilverkleurig vuurwapen. Vervolgens zijn [medeverdachte 5] , verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), aangehouden toen zij met de BMW aankwamen bij de woning van [medeverdachte 1] in [plaats 2] , waar [medeverdachte 5] ook verbleef.
Op 6 juli 2015 werden de screenshots van de beelden van tabakszaak [naam] – waarop twee personen duidelijk zichtbaar waren, die voldeden aan de signalementen van de daders van voornoemde overvallen – op de interne site van de politie geplaatst. Medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) werd daarop door een politieagent herkend. Uit de politiesystemen bleek dat [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) samen eerder betrokken waren bij een incident. Uit onderzoek naar de telefoongegevens van [medeverdachte 3] bleek dat hij in mei en juni 2015 meermalen telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 5] . Op grond hiervan werd de telefoon van [medeverdachte 3] getapt. Op 13 juli 2015 vonden er twee gesprekken plaats tussen [medeverdachte 3] en – naar toen werd vermoed – [medeverdachte 2] , over een mogelijke overval die ze wilden gaan plegen. Op 14 juli 2015 werd derhalve een spoedtap aangesloten op het telefoonnummer van [medeverdachte 2] en werd live een tapgesprek uitgeluisterd waaruit bleek dat de getapte personen op dat moment op het punt stonden Videoland in [plaats 4] te overvallen. De politie heeft het niet zover laten komen en heeft [medeverdachte 2] ter plaatse, nog bellend, en [medeverdachte 3] even later bij zijn woning aangehouden met in zijn tas donkere kleding en een zilverkleurig nepvuurwapen met een zwart handvat. [medeverdachte 2] heeft vrijwel direct bekend samen met [medeverdachte 3] betrokken te zijn geweest bij de overvallen op tankstation Texaco, supermarkt Deen, de woning in [plaats 1] en dat zij het plan hadden opgevat om ook Videoland te overvallen. [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat de overvallen zijn gepleegd in opdracht van [medeverdachte 5] en/of medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ), voor wie hij bang is. [medeverdachte 3] heeft zich, vanwege jegens hem geuite bedreigingen, beroepen op zijn zwijgrecht.
Vervolgens werd het onderzoek naar twee overvallen op tankstation Compaan in [plaats 5] , gepleegd op 14 en 28 juni 2015, aan het Amsterdamse onderzoeksteam overgedragen, gelet op de modus operandi bij die overvallen, de gelijkenis van de dader met [medeverdachte 3] en het waarnemen van een zwarte BMW op 28 juni 2015 op de camerabeelden van Compaan en in de directe omgeving van het tankstation kort voor de overval. [medeverdachte 4] werd in september 2015 als verdachte aangehouden, maar werd na zijn verhoor weer in vrijheid gesteld.
In januari 2016 heeft [medeverdachte 3] uiteindelijk verklaard dat hij de blanke overvaller met het nepvuurwapen is geweest en dat hij sommige overvallen alleen en andere samen met [medeverdachte 2] heeft gepleegd. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben ook verklaard over de rol van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] bij deze overvallen, waarna laatstgenoemde opnieuw werd aangehouden.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft overeenkomstig het schriftelijk requisitoir – hier kort en zakelijk weergegeven – gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde. Het Openbaar Ministerie acht de verklaring van verdachte dat hij niet op de hoogte was van de overval ongeloofwaardig, en heeft daarbij gewezen op belastende verklaringen van medeverdachten over wat er die dag is besproken in de BMW die verdachte steeds bestuurde. Verdachte wist van de overval en het opzet van verdachte was ook gericht op de overval. Het faciliteren van het vervoer en de vlucht is een klassieke vorm van medeplichtigheid.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft overeenkomstig haar pleitnota – hier kort zakelijk weergegeven – bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft betoogd dat vaststaat dat verdachte als bestuurder van de BMW van [medeverdachte 5] naar de woning in [plaats 1] is gereden, met in die auto [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en dat verdachte in de nabijheid van de woning op [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] heeft gewacht. De raadsvrouw heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte op de hoogte was van de overval, bij de voorbespreking van de overval op de woning aanwezig is geweest, op de uitkijk stond dan wel dat hij als bestuurder van een voertuig na de overval (met opzet) de vlucht mogelijk heeft gemaakt. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met de medeverdachten. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte ook dient te worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de woningoverval. De enkele passieve aanwezigheid van verdachte in de auto is onvoldoende om van medeplichtigheid te kunnen spreken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vrijspraak van het onder primair ten laste gelegde
De rechtbank is, met het Openbaar Ministerie en de raadsvrouw, van oordeel dat het primair ten laste gelegde, medeplegen aan de woningoverval, niet bewezen is. Verdachte wordt derhalve van dit feit vrijgesproken.
4.4.2
Het bewijs
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich, op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen, schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit zoals in rubriek 5 weergegeven.
4.4.3
Overwegingen
4.4.3.1 De wetenschap van verdachte dat een overval zou plaatsvinden
De verklaring van verdachte, dat hij niets wist van het voornemen om een overval te plegen op de woning in [plaats 1] , moet op grond van het volgende als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven. In de eerste plaats heeft verdachte wisselende verklaringen afgelegd over de reden van zijn bezoek met zijn medeverdachten aan [plaats 1] . Zo heeft verdachte in zijn eerste verhoor verklaard dat hij die dag enkel met [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] in de auto heeft gezeten en dat ze doelloos rondjes hebben gereden tussen [plaats 4] , [plaats 1] en [plaats 3] . Ook heeft hij toen verklaard twee jongens te hebben zien rennen (kennelijk suggererend dat dit de daders waren). In zijn tweede verhoor heeft verdachte verklaard dat hij deze jongens, voor zover hij weet, nooit eerder heeft gezien. Vervolgens heeft verdachte in het derde verhoor verklaard dat ze met zijn vieren in de auto in [plaats 1] hebben gezeten, dat de vierde jongen uitstapte, ze op een gegeven moment met zijn drieën wegreden en hij zich niet kan herinneren dat de vierde persoon weer is ingestapt. In zijn vierde verhoor heeft verdachte verklaard dat hij [medeverdachte 3] (rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ) wel vaker heeft gezien en dat er naast [medeverdachte 3] ook een vijfde persoon, een negroïde man, in de auto heeft plaatsgenomen. Daarnaast heeft verdachte in eerste instantie verklaard dat ze naar [plaats 1] gingen om naar een woning te kijken, omdat hij van plan was uit huis te gaan, terwijl hij daarna iets heel anders heeft verklaard, namelijk dat ze naar die betreffende plek in [plaats 1] zijn gegaan omdat het goed kon zijn dat [medeverdachte 5] daar drugs moest halen. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat verdachte al verschillende malen eerder aanwezig is geweest bij voorverkenningen voor een woningoverval met [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] en dat hij (verdachte) dan vaak reed, dat verdachte aanwezig was bij de voorbespreking van de overval op de woning in [plaats 1] in het huis van [medeverdachte 1] en dat verdachte, als chauffeur, de bewuste avond tot tweemaal toe met medeverdachten naar de woning in [plaats 1] is gereden, omdat er de eerste keer twee mannen voor de woning zaten en de overval de eerste keer derhalve niet kon plaatsvinden. Zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] hebben verklaard dat in de auto openlijk werd gesproken over de overval.
Het door de verdediging gevoerde verweer, dat verdachte slechthorend is aan zijn rechter oor en de besprekingen over de overval in de auto derhalve niet gehoord heeft en hij dus niets wist van de overal, kan alleen al op grond van het hiervoor overwogene worden verworpen. Immers, er is niet enkel in de auto gesproken over de overval op de woning. Het voornemen is reeds besproken in de woning van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] , waarna verdachte de medeverdachten in de auto van [medeverdachte 5] tot twee keer toe naar de woning in [plaats 1] heeft gechauffeerd. Ook met het overleggen van de uitslag van een op verzoek van verdachte door een audicien uitgevoerde gehoortest is niet aannemelijk geworden dat het gehoor van verdachte zodanig slecht is dat hij niets heeft kunnen horen van wat er in de auto of in de woning van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] over de overval is gezegd. Dit klemt te meer nu verdachte zelf heeft verklaard dat [medeverdachte 5] , die op de achterbank zat, hem de weg naar [plaats 1] heeft gewezen. Die aanwijzingen kon hij kennelijk wel horen. Ook is het de rechtbank niet gebleken dat verdachte tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak moeite had om alles te kunnen horen.
4.4.3.2 Medeplichtigheid
Op grond van het hiervoor overwogene en de in de bewijsmiddelen opgenomen feiten en omstandigheden is de rechtbank, met het Openbaar Ministerie en anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde feit, medeplichtigheid aan de woningoverval, bewezen kan worden verklaard. De rechtbank stelt vast dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de overval, nu verdachte wist van de plannen om de woning in [plaats 1] te overvallen, dat hij na overleg in de woning van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] om deze overval te gaan plegen, met dat opzet de medeverdachten tot twee keer toe naar [plaats 1] heeft gechauffeerd, dat hij in de nabijheid van de woning heeft gewacht op de terugkomst van de feitelijke overvallers, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en dat hij vervolgens als bestuurder van de auto de vlucht mogelijk heeft gemaakt voor zijn mededaders. Aldus is verdachte opzettelijk behulpzaam geweest bij de overval, waarbij zijn opzet zowel op zijn eigen bijdrage was gericht als op het misdrijf dat hij daarmee heeft ondersteund.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde:
[medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op 29 juni 2015 in [plaats 1] , in een woning gelegen aan de [adres 3] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, toebehorende aan een ander dan aan die [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [persoon 1] en [persoon 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren,
welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat die [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] :
  • voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar de woning gelegen aan de [adres 3] zijn gegaan en
  • bij deze woning hebben aangebeld en
  • direct na het openen van de deur een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het lichaam van die [persoon 1] hebben gericht en gericht gehouden en
  • dreigend tegen die [persoon 1] hebben gezegd "Geld, geld, waar is de kluis?" en
  • die [persoon 1] de trap op naar de eerste verdieping en de vliering hebben gedirigeerd en
  • dreigend tegen die [persoon 1] hebben gezegd dat hij naar de kluis moest gaan en
  • dreigend aan die [persoon 1] duidelijk hebben gemaakt dat hij de kluis moest overhandigen en
  • dreigend die [persoon 1] hebben gesommeerd dat hij de kluis moest openen en
  • vervolgens die [persoon 1] naar de eerste verdieping hebben gedirigeerd en
  • lades in meerdere slaapkamers hebben doorzocht en
  • dreigend tegen die [persoon 1] en die [persoon 2] hebben gezegd "Geef me jullie telefoons. We willen geen signalementen in de kranten lezen, anders komen we terug.";
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 29 juni 2015 in de gemeente [plaats 1] , opzettelijk behulpzaam is geweest door:
  • aanwezig te zijn bij de voorbespreking van de overval met die [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en
  • als bestuurder van een voertuig met die [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] naar die woning te rijden en
  • vervolgens met die [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] in de nabijheid van die woning op die [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] te wachten en
  • als bestuurder van een voertuig na de overval met die [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] van de woning weg te rijden en de vlucht mogelijk te maken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar subsidiair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 240 uren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde en heeft verzocht aan hem dus geen straf of maatregel op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewapende overval op een woning. Verdachte is bij de voorbespreking aanwezig geweest, is als bestuurder van een voertuig met de mededaders naar de woning gereden, waarna de mededaders voorzien van gezichtsbedekking en donkere kleding de woning zijn binnengegaan en de aangevers onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben gesommeerd om geld af te geven. Aangevers wisten toen niet dat het wapen geen echt vuurwapen was. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen en zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring die de [persoon 1] ter terechtzitting heeft afgelegd is het een zeer heftige en schokkende ervaring geweest om juist daar te worden overvallen en met een neppistool te worden bedreigd. Verdachte en zijn mededaders hebben hun slachtoffers daarmee de stuipen op het lijf gejaagd, puur voor hun eigen financieel gewin en zonder enig respect voor de woning, de eigendommen en de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De slachtoffers hebben zich door het handelen van verdachte en zijn mededaders ernstig bedreigd gevoeld en hebben daar ook nadien nog last van (gehad). Bovendien draagt het handelen van verdachte en zijn mededaders bij aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Hierbij heeft verdachte in het geheel niet stilgestaan, hetgeen de rechtbank hem kwalijk neemt.
De rechtbank slaat bij de strafoplegging mede acht op oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor een woningoverval met licht geweld en bedreiging adviseert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Bij medeplichtigheid worden doorgaans lagere straffen opgelegd.
In dit geval is, ten opzichte van die oriëntatiepunten, sprake van strafverzwarende factoren zoals een samenwerkingsverband, een bepaalde mate van professionaliteit en met name het gebruik van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank voorts rekening met de berekenende proceshouding van verdachte, die de beschuldiging volledig heeft ontkend. Hij heeft er daarmee geen blijk van gegeven dat hij de strafwaardigheid van zijn handelen inziet, hij heeft de slachtoffers geen inzicht gegeven in het gepleegde feit en hen geen berouw getoond.
Al het bovenstaande rechtvaardigt in beginsel een gevangenisstraf van langere duur.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel van de Justitiële Documentatie van verdachte van 12 mei 2016 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank houdt bij de straftoemeting in voor verdachte gunstige zin voorts rekening met zijn jeugdige leeftijd.
Alles afwegende is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 48 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
38 (achtendertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte voorts tot
een taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P.E. Meewisse, voorzitter,
mrs. W.A.J.P. van den Reek en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juli 2016.