1.5.[verzoekers] zijn sinds 2010 eigenaar van het appartementsrecht [straat 2] . Zij hebben het gebruik van het dakterras en de vliering voortgezet. [belanghebbende 2] is eigenaar van [straat 2] . [belanghebbende 1] zijn eigenaar van [straat 3] .
2. [verzoekers] verzoeken – kort weergegeven en na wijziging van het verzoek – te bevelen dat de splitsingsdocumenten conform een conceptakte worden gewijzigd, zodanig dat het dakterras en de vliering tot hun privégedeelte behoren en met dienovereenkomstige wijziging van ieders aandeel in het gebouw. Als alternatief verzoeken zij wijziging van de splitsingsdocumenten conform een conceptakte, zodanig dat de vliering tot hun privégedeelte zal behoren en met dienovereenkomstige wijziging van ieders aandeel in het gebouw. Voor zover ook dat niet toewijsbaar is verzoeken zij een maatregel te treffen die aansluit bij hetgeen verzocht is. In alle gevallen verzoeken zij veroordeling van [belanghebbende 2] in de kosten van de procedure.
3. [belanghebbende 2] heeft zich verzet tegen de wijziging van het verzoek zoals deze kort voor de zitting is aangekondigd. De kantonrechter acht de wijziging van het verzoek toelaatbaar, nu de strekking van het verzoek niet gewijzigd is en er ter zitting voldoende gelegenheid is geweest ook tegen het gewijzigde verzoek verweer te voeren.
4. Aan het verzoek leggen [verzoekers] ten grondslag dat de situatie in de conceptakten overeenstemt met de feitelijke situatie zoals deze al 16 jaren is. Voor [belanghebbende 2] is er ook geen enkel belang de aanpassing van de splitsingsdocumenten tegen te houden.
5. [belanghebbende 2] voert verweer. Daarop zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan. [belanghebbende 1] hebben verklaard zich neutraal op te stellen.
6. Tegen wijziging van de splitsingsdocumenten ten aanzien van de vliering zijn geen bezwaren aangevoerd. Nu voorts is voldaan aan artikel 5:144 lid 1 onder c. BW is het verzoek in zoverre dan ook toewijsbaar. Dat wijziging ook via de weg van een nieuwe vergadering van de VVE bereikt zou kunnen worden staat daar niet aan in de weg.
7. Voor wijziging van de splitsingsdocumenten ten aanzien van het dakterras is vereist dat aan de constructie of de omgrenzing van het appartement een verandering wordt aangebracht die gevolgen heeft voor de goederenrechtelijke situatie (HR 7 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5405). Anders dan bij de vliering (die van gezamenlijk eigendom privé-eigendom wordt) is dat bij het dakterras niet het geval. De toestemming die op 11 december 1999 gegeven is kan immers niet anders worden begrepen dan als een rechtshandeling die gericht was op het verlenen van een persoonlijk recht aan de eigenaar van het appartement [straat 2] . Nu dit recht alleen kan worden uitgeoefend door de eigenaar van het appartement [straat 2] , is dat recht op de voet van artikel 6:251 lid 1 BW overgegaan op [verzoekers] . Zolang de toestemming niet wordt ingetrokken kunnen zij en hun rechtsopvolgers van het dakterras gebruik maken. Het verzochte bevel tot wijziging van de splitsingsdocumenten is op dit punt echter niet toewijsbaar nu van een verkregen zakelijk recht – en dus van wijziging in de goederenrechtelijke situatie – geen sprake is. 8. Nu het concept van de akte van wijziging ook andere wijzigingen bevat dan die waarvoor de kantonrechter gezien het vorengaande bevel zal doen, wordt het verzoek toegewezen op de wijze als hierna te noemen.
9. Nu sprake is van een eenzijdig verzoek bestaat geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.
BESLISSING
I. beveelt dat de akte van splitsing van het gebouw [straat 1] wordt gewijzigd, in die zin dat de vliering tot het privégedeelte van [straat 2] zal behoren, met overeenkomstige wijziging van de verhouding waarin de appartementseigenaars zijn gerechtigd tot de in de splitsing in appartementsrechten betrokken gemeenschap, zo dat [straat 3] gerechtigd is tot 75/280e; [straat 4] tot 90/280e en [straat 2] tot 115/280e onverdeeld aandeel;
II. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.