Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang.
mr. K. van der Schaft en van de raadsman van de opgeëiste persoon mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam. De opgeëiste persoon heeft op 9 juni 2016 schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om op de vordering te worden gehoord. De raadsman heeft verklaard door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk te zijn gemachtigd namens hem verweer te voeren tegen de verzochte uitlevering.
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Inhoud van het uitleveringsverzoek en de ‘warrant for arrest’
Dit bevel is uitgevaardigd door the Supreme Court, Canada, Province of British Columbia, en het is gedateerd 6 februari 2015. De aanhouding van de opgeëiste persoon is gelast voor de in de ‘Warrant for arrest’ in vijf ‘counts’ genoemde strafbare feiten, ((the accused) has been charged with the following offence(s)), die alle uitsluitend betrekking hebben op het Canadese meisje Amanda Todd, te weten:
between January 1, 2009 and October 10, 2012, at or near Port Coquitlam BC and Tilburg North Brabant Netherlands, did commit an offence of extortion, contrary to section 346(1.1)(b) Criminal Code.
between January 1, 2009 and October 10, 2012, at or near Port Coquitlam BC and Tilburg North Brabant Netherlands, did commit an offence of importing, distributing, selling or possessing for the purpose of distribution or sale child pornography, contrary to section 163.1 (3) Criminal Code.
between January 1, 2009 and October 10, 2012, at or near Port Coquitlam BC and Tilburg North Brabant Netherlands, did commit an offence of possessing child pornography, contrary to section 163.1(4) Criminal Code.
between January 1, 2009 and October 10, 2012, at or near Port Coquitlam BC and Tilburg North Brabant Netherlands, did commit an offence of Telecommunicate to lure child under 18, contrary to section 172.1(1)fa) Criminal Code.
between January 1, 2009 and October 10, 2012, at or near Port Coquitlam BC and Tilburg North Brabant Netherlands, did commit an offence of criminal harassment, contrary to section 264 Criminal Code.
4.Dubbele strafbaarheid van de feiten
Van het uitleveringsverzoek maken deel uit twee verklaringen, te weten een affidavit of law van 28 mei 2015 en een affidavit of fact van 1 juni 2015. In de eerstgenoemde verklaring heeft een nadere uiteenzetting plaatsgevonden van de juridische duiding van de aan de opgeëiste persoon verweten feitencomplexen.
met een derdestrafbaar centraal. Uit de door genoemde verklaringen blijkt dat laatste niet zodat naar het oordeel van de rechtbank het feitencomplex niet als zodanig dient te worden gekwalificeerd. Dit geldt overigens voor het standpunt van de raadsman.
De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat
‘The offence of extortion’gelet op de genoemde onderdelen van de affidavit of law en onderdeel 17 van de affidavit of fact, niet dient te worden gekwalificeerd op basis van artikel 284 WvSr nu in die bepaling het zedenaspect dat één van de kernverwijten is in de beschuldiging onvoldoende terugkomt.
De raadsman heeft geopteerd voor een kwalificatie op grond van artikel 248e WvSr.
‘an offence of telecommunicate’met het doel een minderjarige te verleiden. Het gebruik van telecommunicatie om dit doel te bereiken vormt geen onderdeel van de delictsomschrijving van artikel 248a WvSr.
affidavit of fact’, opgesteld door [persoon] (Royal Canadian Mounted Police) blijkt dat de opgeëiste persoon er van wordt verdacht met gebruik van telecommunicatie (computer: internet, e-mail, skypeverbinding, you tube) de strafbare feiten jegens Amanda Todd te hebben gepleegd.
In het onderhavige geval kan worden gezegd dat een wettelijke bepaling is aan te wijzen op grond waarvan het materiële feit als eenzelfde inbreuk op de Nederlandse rechtsorde strafbaar is gesteld (vgl. HR 4 februari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0451).
.
5.De terugkeer- en omzetgarantie
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat het eerste lid niet van toepassing is indien de uitlevering van een Nederlander is gevraagd ten behoeve van een tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek en naar het oordeel van de Minister van Veiligheid en Justitie is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor zijn uitlevering kan worden toegestaan in de verzoekende Staat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De raadsman ziet in de woorden ‘
current Minister’,
‘in principle’en
‘based on the current circumstances’een zeker voorbehoud ten aanzien van de garantie.
De rechtbank zal in haar advies aan de Minister van Veiligheid en Justitie aandacht vragen voor de door de Canadese autoriteiten verstrekte waarborg.
6.Het verzoek om uitlevering
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsartikelen.
9.Beslissing.
TOELAATBAARde door Canada verzochte uitlevering van
[opgeëiste persoon]voornoemd ter strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 tot en met 5 zoals beschreven in de onder 3 genoemde ‘warrant for arrest’.