ECLI:NL:RBAMS:2016:3722

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
13/665355-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak inzake verkrachting, medeplegen van verkrachting en wapenbezit

Op 17 juni 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder verkrachting, medeplegen van verkrachting en wapenbezit. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 20 april 2014 en 3 augustus 2014 in Amsterdam, waarbij de verdachte en een medeverdachte twee vrouwen hebben verkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de slachtoffers met geweld en bedreiging heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De slachtoffers hebben verklaard dat zij door de verdachten zijn vastgegrepen, bedreigd en gedwongen tot seksuele handelingen, waarbij ook geweld is gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, mede op basis van forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht en ontkent de feiten, maar de rechtbank heeft voldoende bewijs gevonden om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden, gezien de ernst van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, die aanzienlijke psychische en materiële schade hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/665355-15
Datum uitspraak: 17 juni 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [woonplaats] , gedetineerd in de [detentie adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juni 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E.B. Smit, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.M.T. Wezel, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging onder 3 - ten laste gelegd dat,
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 20 april 2014 te Amsterdam door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [persoon 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte
die [persoon 1] vastgegrepen en/of haar haar losgetrokken en/of
zijn, verdachtes, arm om haar nek geslagen en/of haar in een beklemming gehouden en/of
gezegd: "Stil, als jij je rustig houdt, dan gebeurd er niets, althans woorden van een dergelijke aard en/of strekking en/of
om haar telefoon gevraagd en/of gezegd dat zij haar telefoon moest uit zetten
en/of "even mijn mes wegsteken" en/of
haar voortdurend vastgehouden met zijn, verdachtes, arm om haar middel geslagen en/of
haar arm vast gepakt en/of haar in een hoek gezet en/of haar omgedraaid en/of haar geboden haar jas uit te doen en gezegd dat zij haar panty omlaag moest doen en haar rok omhoog en/of foto's heeft gemaakt en/of haar gedwongen op haar knieën te gaan en/of
gezegd dat zij zijn geslachtsdeel moest vast pakken en heen en weer moest bewegen en in haar mond moest nemen en/of
zijn geslachtsdeel in haar mond gestopt en/of
gezegd dat ze voorover moest gaan staan en/of
zijn geslachtsdeel tegen haar aangedrukt en/of
gezegd dat ze moest gaan liggen en/of
dat ze haar panty uit moest doen en/of
op haar is gaan liggen en/of
dat zij op de bank moest gaan zitten en/of
boven op haar is gaan zitten en/of
haar gedwongen haar knieën op te trekken en/of
haar bevolen haar billen uit elkaar te houden en/of
zijn geslachtsdeel tegen haar anus gedrukt en/of
zijn geslachtsdeel in haar vagina gebracht en/of
gezegd dat zij zich om moest draaien en/of
zijn geslachtsdeel diep in haar mond gebracht en/of
gezegd: "ik wil dat je zo diep zuigt dat je mijn haar in je mond krijgt"
en/of: "als je niet kunt neuken, dan maar zuigen" en/of "kots maar", terwijl hij met een stijf geslachtsdeel steeds sneller bewoog en/of haar met zijn geslachtsdeel vaginaal gepenetreerd en/of terwijl hij met zijn geslachtsdeel in haar vagina was, heen en weer heeft bewogen en/of gezegd dat zij moest zeggen: "kom klaar".
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 20 april 2014 te Amsterdam opzettelijk [persoon 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door haar vast te pakken en/of zijn arm om haar nek te slaan en haar zo in een klem te houden en te zeggen: "Stil, als jij je rustig houdt dan gebeurt er niks" en/of haar mee te nemen vanaf de bushalte richting [straat] met zijn
arm om haar middel en/of te zeggen: “Even mijn mes weg steken" en/of haar mee te nemen naar de flat aan het [straat] die het dichtst bij de [naam plas] ligt, genaamd [naam 1] in het portiek en/of te dreigen dat hij dingen met haar zou doen die haar familie niet zou willen en/of haar vervolgens mee te nemen in de richting van de [naam plas] naar een paar bankjes en/of haar te dwingen mee te lopen naar een paar andere bankjes door weer een arm om haar middel te slaan en haar zo mee te nemen en/of wederom met zijn, verdachtes, arm om haar heen geslagen mee naar de [naam 1] te lopen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 3 augustus 2014 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [persoon 2] heeft/hebben gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft /hebben verdachte en/of zijn mededader die [persoon 2] vast gepakt
en/of haar bij haar kleding gepakt en/of haar het park ingetrokken en/of
haar broek uitgetrokken en/of haar meegesleept en/of haar de bosjes ingetrokken en/of
haar handen vastgehouden en/of haar handen hard bij elkaar boven haar hoofd gehouden en/of
haar broek losgerukt en/of
haar onderbroek kapot getrokken en/of zijn, verdachtes, handen voor haar mond gehouden en/of gezegd: "als je niets doet, dan overkomt jou niets" en/of
haar met zijn geslachtsdeel vaginaal gepenetreerd;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 26 november 2015 te Amsterdam een of meer wapens van categorie III, te weten een volautomatisch aanvalsgeweer model AK-47 en/of een start/alarmpistool, en/of munitie van categorie III, te weten 32 knalpatronen, en/of een wapen van categorie 1, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar haar schriftelijk requisitoir, als standpunt naar voren gebracht dat het onder 1, 2, 3 en 4 en ten laste gelegde feiten kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen oraal en vaginaal verkrachten van aangeefster [persoon 1] op 20 april 2014, welke gedragingen gepaard gingen met geweld en bedreiging met geweld. Deze verkrachting heeft drie kwartier tot een uur geduurd, waarbij verdachte aangeefster heeft meegenomen van de bushalte naar een portiek van een flat, vervolgens naar twee verschillende bankjes en tenslotte weer naar de portiek. Verdachte heeft haar wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd door haar vast te pakken en een arm om haar heen te slaan en haar al die tijd te beletten om weg te lopen.
Aangeefster is op de avond dat zij na een ruzie bij haar ex-vriend was weggelopen om naar huis te gaan, op een bank in een parkje in Osdorp naast een man gaan zitten. Ze rookten samen een sigaret en dronken van de whisky die de man bij zich had. Nadat de man had gebeld met zijn telefoon kwam er een tweede man aanlopen, waarna zij opeens door de twee mannen werd vastgepakt. Zij werd door de mannen over de weg de bosjes ingesleurd. In de bosjes hield de man die naast haar op de bank zat (hierna verdachte) haar handen boven haar hoofd en deed de andere man (hierna [medeverdachte] ) met geweld haar broek uit. De onderbroek van aangeefster scheurde en de rits van haar spijkerbroek ging kapot. Zij werd eerst door [medeverdachte] verkracht en daarna door verdachte, terwijl haar handen boven haar hoofd werden vastgehouden en door de mannen is gezegd: “Als je niets doet dan gebeurt er ook niets”. Verdachte hield zijn handen voor haar mond, zodat zij niet kon schreeuwen. Zij heeft gehuild en tegengestribbeld, maar niets hielp.
Na DNA onderzoek is gebleken dat zowel op de broek als onderbroek van aangeefster de spermasporen van verdachte en [medeverdachte] zaten. Verder is uit het uitgebreide opsporingsonderzoek [onderzoek A] duidelijk geworden dat verdachte kort voor de verkrachting heeft gebeld met [medeverdachte] “dat hij met een vrouw zat en dat [medeverdachte] moest komen” en kort na de verkrachting een whattsapp bericht naar [medeverdachte] heeft gestuurd met de tekst “Jo je moet die motjo tory niet vertellen”.
Verdachte heeft zich tot zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 1 juni 2016 op zijn zwijgrecht beroepen. Hij had geen directe herinneringen aan de incidenten en kon alleen maar zeggen dat hij er een heel slecht gevoel bij had. De ochtend na de verkrachting van aangeefster [persoon 1] heeft hij naar eigen zeggen een filmpje op zijn telefoon aangetroffen, dat hij direct heeft verwijderd. Pas na het zien van een nieuwsbericht dat er een vrouw was verkracht kwam bij verdachte een gevoel naar boven dat hij dat zou hebben gedaan. Dit nieuwbericht las hij de volgende ochtend na het incident met aangeefster [persoon 1] toen hij wakker werd. Na de verkrachting van aangeefster [persoon 2] kon hij zich alleen nog herinneren dat aangeefster bij haar op het bankje kwam zitten. Hij heeft verklaard dat hij het gevoel heeft gehad dat er geen sprake was van dwang. [medeverdachte] heeft verklaard dat de seks vrijwillig was.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er ook in het geval van [persoon 2] wel sprake was van geweld en dwang hetgeen is gebleken uit de beschadigde kleding en de locatie waar de verkrachting heeft plaatsgevonden. Daarnaast past het letsel van aangeefster, waaronder striemen en krassen op de rug en blauwe plekken op haar lichaam, bij het door de verdachten toegepaste geweld. Aangeefster heeft eerst verklaard dat zij door één man is verkracht en later heeft ze verklaard door twee mannen te zijn verkracht. Zij heeft niet direct verklaard dat zij door twee onbekende mannen is verkracht, omdat zij zich schaamde.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een - op ondeugdelijke wijze onklaar gemaakt - aanvalsgeweer AK47 en een boksbeugel. Deze wapens zijn na een doorzoeking in de slaapkamer van de woning van verdachte aangetroffen. Van het voorhanden hebben van het start/alarmpistool en de knalpatronen dient hij te worden vrijgesproken.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar haar pleitnota, het volgende naar voren gebracht.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Er is voldoende bewijs voor een bewezenverklaring van de bestanddelen van het onder 1 ten laste gelegde. Voor de ten laste gelegde feitelijkheden is onvoldoende bewijs. Voor het onder 2 ten laste gelegde is de dwang bij de verkrachting aan te merken een vorm van wederrechtelijke vrijheidsberoving, zodat sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dient verdachte van het onder 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Hoewel verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bevestigen dat er seks heeft plaatsgevonden, wat wordt bevestigd door het DNA onderzoek, kan niet worden bewezen dat sprake is van een verkrachting, omdat de wisselende en niet consistente verklaringen van het slachtoffer niet betrouwbaar zijn.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Verdachte had geen wetenschap van het start/alarmpistool met bijbehorende knalpatronen die in de woning van zijn oma zijn aangetroffen, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Voor wat betreft het in de slaapkamer van verdachte aangetroffen aanvalsgeweer AK47 en de boksbeugel is verdachte gedwongen akkoord gegaan met de doorzoeking van de woning, zodat sprake is van een onrechtmatige bewijsgaring, te weten een inbreuk op het huisrecht, met als gevolg dat het materiaal dat tijdens de doorzoeking in beslag is genomen van het bewijs dient te worden uitgesloten. Ook hiervan dient verdachte te worden vrijgesproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Het bewijs en de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen van aangeefster [persoon 2]
De rechtbank gaat uit van het volgende.
In de avond voor de verkrachting is aangeefster bij haar ex-vriend op bezoek geweest. Zij heeft daar bier gedronken en ze is na een ruzie door hem uit de woning gezet. Aangeefster liep teleurgesteld, boos en onder invloed van alcohol over straat. Zij zag verdachte op een bankje zitten, vroeg om een sigaret, kreeg een paar slokken whisky en is met hem gaan praten over wat haar die avond was overkomen. Na de verkrachting is zij teruggegaan naar haar ex-vriend, maar hij deed de deur niet open. Aangeefster heeft daarna, om toch te worden binnengelaten, de auto van de broer van haar ex-vriend vernield, waarna ze is meegenomen door de politie. Nadat zij een advocaat had gesproken, heeft ze de politie verteld wat er die nacht was gebeurd. Vervolgens heeft ze op 21 augustus 2014 aangifte van verkrachting gedaan. In die aangifte heeft ze gezegd dat ze door één man is verkracht. Pas nadat zij op 23 oktober 2014 is geconfronteerd met de bevindingen van het DNA-onderzoek, te weten dat er sperma van twee onbekende mannen bij haar was aangetroffen, heeft zij verklaard te zijn verkracht door twee mannen.
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster dat zij is verkracht door twee mannen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Weliswaar heeft aangeefster niet direct verklaard dat zij is verkracht door twee mannen, maar het dossier bevat voldoende bewijsmiddelen die de verklaring van aangeefster ondersteunen. Daar komt bij dat de verklaring van aangeefster voor het feit dat ze in eerste instantie maar van één verkrachter heeft gesproken, namelijk omdat ze zich schaamde en ze in de war en gestrest was, naar het oordeel van de rechtbank goed te volgen is.
Met betrekking tot het bewijs overweegt de rechtbank als volgt.
In verkrachtingszaken doet zich veelal de situatie voor dat er naast het slachtoffer en de dader(s) geen getuigen of camerabeelden aanwezig zijn. Dat is ook in deze zaak het geval. Op grond van het bepaalde in artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, het bewijsminimum, is de enkele verklaring van een aangeefster onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van aangeefster voldoende wettig en overtuigend bewijs kan opleveren.
In de onderhavige zaak bevat het dossier voldoende ander bewijsmateriaal dat steun biedt aan de verklaringen van aangeefster. Haar verklaringen komen op essentiële onderdelen overeen met andere in de bewijsmiddelen redengevende feiten en omstandigheden.
Zo wordt de verklaring van aangeefster over de gedwongen seksuele handelingen ondersteund door de beschadigde kleding, te weten een kapot gescheurde onderbroek en de kapot getrokken rits van haar spijkerbroek, en het bij haar geconstateerde letsel. Door de forensisch geneeskundige zijn op 3 augustus 2014 (verklaring onderzoek zedendelicten met foto’s van het letsel, doorgenummerde pagina’s ZD 0074-0118) onder meer de navolgende verwondingen geconstateerd:
  • Krasvormige verwonding boven het linkeroog;
  • Hematoom onder de onderlip;
  • Striem in de linker hals;
  • Striemen over de gehele rug;
  • Hematomen en schaafwonden op meerdere plaatsen op binnenzijde armen, buitenzijde armen, ellebogen en schouders;
  • Hematomen en schaafwonden op meerdere plaatsen op binnenzijde benen, buitenzijde benen en knieën.
De rechtbank is van oordeel dat het bij aangeefster geconstateerde letsel (waarvan kleurenfoto’s in het dossier zitten) past bij de geweldshandelingen die aangeefster heeft beschreven. De verwondingen, waaronder de striemen die over de gehele rug zichtbaar zijn, passen niet bij vrijwillige seks op een ruwe ondergrond van takken. Ook passen ze niet bij de mishandeling van aangeefster door haar ex-vriend eerder die avond, waarover ze heeft verklaard tijdens haar eerste verhoor. Deze mishandeling zou er uit hebben bestaan dat zij in de woning aan de haren over de grond werd gesleept. Overigens heeft aangeefster nadien steeds ontkend door haar ex-vriend te zijn mishandeld, net als haar ex-vriend.
Daar komt bij dat verdachte na de seksuele handelingen met aangeefster een sms-bericht aan [medeverdachte] heeft gestuurd met de tekst: “Jo je moet die motjo tory niet vertellen”. Dit betekent zoveel als: je moet het verhaal van die slet niet vertellen. Daarnaar gevraagd heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij dat bericht heeft verstuurd dan wel zich niet kan voorstellen dat hij onder invloed van alcohol is staat is geweest dat bericht te typen en te versturen. De rechtbank ziet in dit bericht echter de bevestiging dat de seks met aangeefster wel degelijk met behulp van geweld en tegen haar zin heeft plaatsgevonden en dat verdachte en [medeverdachte] dat op dat moment ook wisten.
De conclusie is dan ook dat aangeefster weliswaar niet op het eerst mogelijke en op het ogenschijnlijk meest voor de hand liggende moment, namelijk bij de aangifte, heeft gemeld dat zij door twee mannen is verkracht, maar dat dit haar aangifte niet onbetrouwbaar maakt, nu er andere bewijsmiddelen zijn die haar verklaring ondersteunen.
4.3.2.
De doorzoeking
Het verweer van de raadsvrouw dat sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking mist feitelijke grondslag, nu de vader van verdachte mondeling toestemming heeft gegeven en verdachte schriftelijk toestemming heeft gegeven voor de doorzoeking van zijn kamer in de woning [adres 2] te Amsterdam.
De rechtbank overweegt daarbij ten overvloede dat het op artikel 359a Sv gebaseerde verweer niet voldoet aan de eisen die volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad hieraan moeten worden gesteld (HR 9 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3541), zodat alleen al op die grond aan dit verweer voorbij had kunnen worden gegaan.
4.3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde,
op 20 april 2014 te Amsterdam door geweld en door bedreiging met geweld [persoon 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte
die [persoon 1] vastgegrepen en haar haar losgetrokken en
zijn, verdachtes, arm om haar nek geslagen en haar in een beklemming gehouden en gezegd: "Stil, als jij je rustig houdt, dan gebeurd er niets” en
om haar telefoon gevraagd en gezegd dat zij haar telefoon moest uit zetten en "even mijn mes wegsteken"
en haar voortdurend vastgehouden met zijn, verdachtes, arm om haar middel geslagen en
haar arm vast gepakt en haar in een hoek gezet en haar omgedraaid en haar geboden haar jas uit te doen en gezegd dat zij haar panty omlaag moest doen en haar rok omhoog en foto's heeft gemaakt en
haar gedwongen op haar knieën te gaan en gezegd dat zij zijn geslachtsdeel moest vast pakken en heen en weer moest bewegen en in haar mond moest nemen en zijn geslachtsdeel in haar mond gestopt en
gezegd dat ze voorover moest gaan staan en zijn geslachtsdeel tegen haar aangedrukt en
gezegd dat ze moest gaan liggen en dat ze haar panty uit moest doen en op haar is gaan liggen en dat zij op de bank moest gaan zitten en boven op haar is gaan zitten en
haar gedwongen haar knieën op te trekken en haar bevolen haar billen uit elkaar te houden en
zijn geslachtsdeel tegen haar anus gedrukt en zijn geslachtsdeel in haar vagina gebracht en
gezegd dat zij zich om moest draaien en
zijn geslachtsdeel diep in haar mond gebracht en gezegd: "ik wil dat je zo diep zuigt dat je mijn haar in je mond krijgt"
en: "als je niet kunt neuken, dan maar zuigen" en "kots maar",
terwijl hij met een stijf geslachtsdeel steeds sneller bewoog en haar met zijn geslachtsdeel vaginaal gepenetreerd en terwijl hij met zijn geslachtsdeel in haar vagina was, heen en weer heeft bewogen en gezegd dat zij moest zeggen: "kom klaar".
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde,
op 20 april 2014 te Amsterdam opzettelijk [persoon 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door haar vast te pakken en zijn arm om haar nek te slaan en haar zo in een klem te houden en te zeggen: "Stil, als jij je rustig houdt dan gebeurt er niks" en haar mee te nemen vanaf de bushalte richting [straat] met zijn arm om haar middel en te zeggen: “Even mijn mes weg steken" en haar mee te nemen naar de flat aan het [straat] die het dichtst bij de [naam plas] ligt, genaamd [naam 1] in het portiek en te dreigen dat hij dingen met haar zou doen die haar familie niet zou willen en haar vervolgens mee te nemen in de richting van de [naam plas] naar een paar bankjes en haar te dwingen mee te lopen naar een paar andere bankjes door weer een arm om haar middel te slaan en haar zo mee te nemen en/of wederom met zijn, verdachtes, arm om haar heen geslagen mee naar de [naam 1] te lopen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde,
op 3 augustus 2014 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, door geweld en door bedreiging met geweld [persoon 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers hebben verdachte en zijn mededader die [persoon 2] vast gepakt
en haar bij haar kleding gepakt en haar het park ingetrokken en
haar broek uitgetrokken en haar meegesleept en haar de bosjes ingetrokken en
haar handen vastgehouden en haar handen hard bij elkaar boven haar hoofd gehouden en
haar broek losgerukt en
haar onderbroek kapot getrokken en zijn, verdachtes, handen voor haar mond gehouden en gezegd: "als je niets doet, dan overkomt jou niets" en
haar met zijn geslachtsdeel vaginaal gepenetreerd;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde,
op 26 november 2015 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een volautomatisch aanvalsgeweer model AK-47, en een wapen van categorie 1, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast dient aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te worden opgelegd.
Voor wat betreft het beslag vordert de officier van justitie dat de onder 1 en 17 op de beslaglijst genoemde voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer. Van de onder 15 en 16 genoemde voorwerpen is reeds afstand gedaan, zodat de rechtbank over die voorwerpen geen beslissing hoeft te nemen. De onder 2 tot en met 14 genoemde goederen kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
Verdachte heeft zich binnen een periode van een paar maanden schuldig gemaakt aan twee brute verkrachtingen en een wederrechtelijke vrijheidsberoving, waarbij fors geweld is gebruikt. Daarnaast heeft verdachte wapens in zijn bezit gehad. De gedragsdeskundigen hebben in hun rapportages geconcludeerd dat sprake is van een chronische psychiatrische stoornis, waarbij de diagnose Autisme Spectrum Stoornis is vastgesteld. De feiten kunnen verdachte in sterk verminderde mate worden toegerekend. Er zijn bij verdachte een groot aantal risicofactoren aanwezig, waaronder een ernstige beperking in sociale interacties, een excessief gebruik van alcohol en gebrekkige probleemoplossingsvaardigheden. Hierdoor kan het stressniveau snel oplopen. Zijn seksuele preoccupaties zijn zo sterk zijn dat verdachte er geen weerstand tegen kan bieden en die maken dat de kans op herhaling van soortgelijke feiten hoog is. Geadviseerd wordt een langdurige, intensieve en klinische behandeling in een gespecialiseerde setting. Hoewel beide deskundigen een TBS met voorwaarden adviseren en niet een TBS met dwangverpleging, kan uit het oogpunt van de beveiliging van de maatschappij niet worden volstaand met de lichtere variant van TBS met voorwaarden.
8.2.
Het standpunt van de verdedigingDe raadsvrouw heeft als standpunt naar voren gebracht dat een TBS met voorwaarden een zware maatregel is voor een jeugdige first-offender die lijdt aan ziekelijke stoornis in de vorm van een Autistische Spectrum Stoornis. Verdachte heeft hulp nodig en wil graag worden geholpen. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank het advies van de deskundigen te volgen. Een gevangenisstraf die langer duurt dan de reeds ondergane voorarrest is niet geïndiceerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbankDe hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan gewelddadige verkrachtingen van twee vrouwen, een wederrechtelijke vrijheidsberoving en het bezit van wapens, door te handelen als hiervoor bewezen is verklaard.
Een verkrachting betekent per definitie een ernstige en grove aantasting van de lichamelijk integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het betreft in zijn algemeenheid een uitermate schokkende, ingrijpende, beangstigende en vernederende gebeurtenis voor het slachtoffer met niet zelden langdurige psychische en emotionele naweeën. In onderhavige zaak is dat zeker ook het geval, zoals blijkt uit de verklaringen van de slachtoffers.
Uit het door [persoon 1] ter zitting uitgeoefende spreekrecht en de schriftelijke verklaring van [persoon 2] volgt dat het bewezen geachte voor de slachtoffers een uitermate vernederende en traumatische ervaring is geweest. Zij hebben op een invoelbare wijze onder woorden gebracht welke ingrijpende gevolgen deze weerzinwekkende feiten voor hen hebben gehad. Aangeefster [persoon 1] is verhuisd, heeft geruime tijd aangepaste diensten moeten verrichten op haar werk en heeft nog steeds moeite met het alleen over straat gaan. Aangeefster [persoon 2] had problemen met slapen, ze huilde continue en ze was doodsbang dat de daders haar zouden komen opzoeken.
Door het uitgeoefende geweld heeft verdachte voorts letsel toegebracht aan de slachtoffers. Verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen seksuele lustgevoelens, door - zonder een condoom te gebruiken - zich niet te bekommeren over de mogelijk gevolgen die zijn handelen voor de kwetsbare slachtoffers zouden hebben. Zij zijn geruime tijd bang een geweest een SOA te hebben opgelopen, wat gelukkig niet het geval was.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde delicten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Voor één verkrachting is door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden vastgesteld. Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan meerdere verkrachtingen van twee vrouwen en de rechtbank ziet aanleiding rekening te houden met een aantal strafvermeerderende factoren, zoals het toegepaste geweld, het feit dat in één van de gevallen het slachtoffer zowel oraal als anaal als vaginaal is verkracht en het geheel drie kwartier tot een uur duurde, de bijzondere schadelijke gevolgen voor de slachtoffers, het gegeven dat er in één van de gevallen sprake was van twee daders en de vernederende setting waarin zich een en ander heeft afgespeeld.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 28 april 2016 na het plegen van het bewezen geachte is veroordeeld voor rijden onder invloed, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
In het licht van de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, zoals hierna zal worden besproken, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van enkel een gevangenisstraf.
Rapportages en TBS-maatregel
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte onder meer acht geslagen op de volgende stukken:
  • Een beknopt advies van de Reclassering Nederland d.d. 30 november 2015;
  • Een trajectconsult van 8 december 2015, opgesteld door psychiater S.A.N. Renkema;
  • Een voorlichtingsrapport van forensisch maatschappelijk werker Ton Koot d.d. 29 december 2015;
  • Een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek, opgesteld door N.A.J. van de Laar, d.d. 11 april 2016;
  • Een Pro Justitia psychologisch onderzoek, opgesteld door R.A. Sterk, d.d. 12 april 2016;
  • Een reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland d.d. 25 mei 2016;
  • Het verhoor van de deskundigen N.A.J. van de Laar en R.A. Sterk bij de rechter-commissaris d.d. 2 juni 2016.
De rechtbank stelt vast dat laatstgenoemde deskundigen tot de conclusie komen dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de onder 1, 2 en 3 bewezen geachte misdrijven sprake was van een gebrekkige stoornis van de geestvermogens in de vorm van een autistische stoornis (Autisme Spectrum Stoornis) en afhankelijkheid van alcohol en cannabis. Zij geven aan dat binnen die autistische stoornis sprake is van een preoccupatie met seksualiteit, waarbij verdachte 10 tot 15 keer per dag masturbeert en veel naar porno kijkt. Verdachte is een sociaal geïsoleerde man die anderen niet goed aanvoelt en die beperkt is in het aangaan van intieme banden met anderen. De ernstige sociale beperkingen van veroordeelde belemmeren hem bij het leggen van wederkerige contacten met vrouwen, wat het aangaan van een vrijwillige seksuele relatie in de weg staat, aldus de deskundigen. Zij concluderen dat verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en de dat de conclusies van de gedragsdeskundigen worden gedragen door een deugdelijk en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over, maakt deze tot de hare en acht verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar.
De gedragsdeskundigen hebben gezamenlijk geconcludeerd dat een TBS met voorwaarden een passende maatregel is. Zij zijn, toen ze als deskundigen bij de rechter-commissaris op 2 juni 2016 werden gehoord, bij hun adviezen gebleven, onder meer omdat verdachte niet eerder is behandeld en verdachte terdege beseft dat hij structuur en een klinische behandeling nodig heeft. De bij de TBS behorende voorwaarden zijn omschreven in het reclasseringsadvies van 25 mei 2016.
De TBS-maatregel ziet enerzijds op maatschappelijke beveiliging en anderzijds op re-integratie van de TBS-gestelde door middel van behandeling en/of verpleging. Om de kans op herhaling van soortgelijke feiten te verminderen is een behandeling van de vastgestelde stoornis geïndiceerd. Deze behandeling vindt bij voorkeur plaats in een gesloten klinisch forensisch psychiatrische setting met een gespecialiseerde afdeling, speciaal gericht op veroordeelden met een Autisme Spectrum Stoornis al dan niet in combinatie met zedenproblematiek, zoals FPA [naam 2] te [plaats] of een soortgelijke intramurale instelling. Hoewel verdachte zich, ook ter zitting, gemotiveerd toont voor een behandeling, is niet goed te voorspellen in hoeverre verdachte daartoe gemotiveerd zal blijven. De ernst van de feiten, het verhoogde risico op zedendelicten, de ernst van de stoornis en het vastgestelde verband tussen de stoornis en delicten impliceren de noodzaak van een behandelkader waarbij de verwachte lange behandelduur geborgd is.
De rechtbank overweegt dat nu de deskundigen unaniem tot een TBS met voorwaarden hebben geadviseerd, waarbij een langdurige klinische intensieve behandeling in een gesloten setting deel uitmaakt van die voorwaarden, en verdachte met de geformuleerde voorwaarden heeft ingestemd, zij voldoende aanknopingspunten ziet voor oplegging van een TBS met voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank kan het recidivegevaar en de veiligheid van anderen in het kader van een TBS met voorwaarden voldoende worden gewaarborgd nu er zeer zware voorwaarden aan de TBS worden verbonden. De verdachte zal immers een langdurige klinische behandeling in een gesloten, gespecialiseerde setting ondergaan. In die zin is de TBS met voorwaarden zoals die is voorgesteld door de deskundigen niet als een veel lichtere variant te beschouwen dan TBS met dwangverpleging. De rechtbank acht het van groot belang dat een op de problematiek van de verdachte toegesneden behandeling plaats vindt. Daarmee wordt het recidivegevaar het beste ingedamd.
De rechtbank overweegt tenslotte over de vereisten voor het opleggen van de TBS maatregel met voorwaarden het volgende:
  • De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde en het gevaar voor herhaling;
  • Aan de terbeschikkingstelling zullen de voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 25 mei 2016;
  • Vastgesteld wordt dat het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, telkens een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a lid 1 aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht;
  • Vastgesteld wordt dat de strafbare feiten ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd telkens een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. In het geval het tot een omzetting van de voorwaardelijke TBS tot een onvoorwaardelijke TBS mocht komen, dan kan de totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
SamenloopHet verweer van de raadsvrouw dat sprake is van eendaadse samenloop faalt. Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde, respectievelijk de verkrachting en de wederrechtelijke vrijheidsberoving, is er geen eendaadse samenloop, gelet op de verschillende rechtsbelangen die worden beschermd door onderscheidenlijk de artikelen 242 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het beslagDe inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. en/of 8) Imitatie mitrailleur AK47 (5091051) en
17. Boksbeugel (5091062),
dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 4 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
8.4.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
8.4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] kan worden toegewezen tot de gevorderde bedragen aan materiele en immateriële schadevergoeding nu de vordering helder is en deze goed is onderbouwd. Dit met toewijzing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van benadeelde partij [persoon 2] kan ook worden toegewezen tot de gevorderde bedragen aan materiele en immateriële schadevergoeding. Ook met toewijzing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
8.4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de vorderingen af te wijzen dan wel niet ontvankelijk te verklaren omdat verdachte niet in de gelegenheid is geweest om deugdelijk verweer tegen deze vorderingen te voeren. Subsidiair heeft de raadsvrouw gesteld dat er geen rechtstreeks verband is tussen de bewezenverklaarde verkrachting en de geleden materiele schade dan wel dat deze schade onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft ze bepleit dat dit bedrag disproportioneel is. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen dan wel de vervangende hechtenis op maximaal één dag te stellen, nu verdachte onvoldoende draagkracht heeft om de schade te vergoeden.
8.4.3.
Het oordeel van de rechtbank
8.4.3.1. De benadeelde partij [persoon 1]
De benadeelde partij heeft zich als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen geachte in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, te weten:
panty, schoenen, onderkleding € 100,00;
eigen risico zorgverzekering € 310,78;
eigen risico mei 2014 – mei 2015 GGZ €192,00;
kosten hepatitis B vaccin € 80,36;
Inkomstenderving € 11.232,63, ter zitting verminderd tot € 9.091,18;
reiskosten € 4.600,54;
parkeerkosten € 361,17;
toekomstige kosten therapie € 250,00;
reiskosten bijwonen zitting eerste aanleg 3 juni 2016 € 79,75;
reiskosten hoger beroep € 166,46;
kosten communicatie SHN, politie, advocaat € 20,00;
immateriële schadevergoeding € 30.000,00.
Totaal € 45.252,24.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen geachte feiten rechtstreekse schade heeft geleden tot een bedrag van € 15.085,78. Dit omvat de posten 1 tot en met 9 en 11. De rechtbank acht het aannemelijk en redelijk dat de benadeelde partij als gevolg van deze bewezenverklaarde feiten kosten heeft moeten maken voor zorg en medicijnen en dat zij reiskosten heeft moeten maken voor haar werk en in verband met gesprekken met onder meer de politie. Ook de onder 7 genoemde parkeerkosten vallen hieronder. Door enkel te stellen dat deze schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl die zeer uitgebreid is en ter zitting nader is toegelicht, heeft verdachte deze onderdelen van de vordering onvoldoende betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze onderdelen van de vordering geen onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De vordering omvat een beperkt aantal schadeposten. Het grootste gedeelte van de overgelegde 90 pagina’s bevat een onderbouwing van deze gevorderde schade. Hoewel de vordering pas enkele dagen voor de zitting is verstrekt, heeft verdachte voldoende gelegenheid gehad de vordering te betwisten. Nu verdachte niet heeft onderbouwd hoe hij zijn verweer tegen de vordering met getuigen dan wel deskundigen had willen onderbouwen, wordt ook dit verweer als onvoldoende gemotiveerd terzijde geschoven.
De vordering wordt voor wat betreft de schadepost reiskosten hoger beroep (post 10) niet-ontvankelijk verklaard nu deze gebeurtenis te onzeker is om op voorhand te worden toegewezen. Deze vordering is daarmee een onevenredige belasting van het strafproces.
Vast staat dat aan de benadeelde partij [persoon 1] door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van de strafbare feiten geestelijk letsel heeft opgelopen. In dit geval is sprake van meer dan een enkel psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen. De benadeelde partij heeft voldoende concrete en objectieve gegevens aangevoerd waaruit blijkt dat ten gevolge van het strafbare feit een psychische beschadiging is ontstaan. Ook is er een ernstige inbreuk gepleegd op haar lichamelijke integriteit.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist onder verwijzing naar een soortgelijke zaak waarin een lager bedrag werd toegekend. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 12.000,00.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering kan dan ook tot een bedrag van € 27.085,78 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hierna vermeld onder de beslissing.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 1] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd. Ook wordt de gebruikelijke vervangende hechtenis aan verdachte opgelegd nu verdachte 21 jaar is en de veroordeling onvoldoende is om ervan uit te gaan dat hij in de toekomst geen verdiencapaciteit meer heeft.
8.4.3.2. Benadeelde partij [persoon 2]
De benadeelde partij [persoon 2] vordert € 120,00 aan materiële schadevergoeding en
€ 15.000,00 aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vordering tot materiële schade vergoeding betwist
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering van [persoon 2] is weliswaar tot het gehele bedrag van € 120,00 door de verdediging betwist, maar het betreft een kale betwisting. De posten € 50,00 voor kleding (post 1), € 30,00 aan reiskosten (post 2) en € 40,00 aan telefoonkosten (post 3) zijn naar het oordeel van de rechtbank zodanig bescheiden, dat zij de materiële schade - op de voet van het bepaalde in artikel 6:97 BW - op die hoogte zal inschatten. Dit leidt ertoe dat de gevorderde materiële schade tot het gevorderde bedrag van € 120,00 wordt toegewezen.
Vordering tot immateriële schade vergoeding betwist
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit geestelijk letsel heeft opgelopen. In dit geval is sprake van meer dan een enkel psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen. De benadeelde partij heeft voldoende concrete en objectieve gegevens aangevoerd waaruit blijkt dat ten gevolge van het strafbare feit een psychische beschadiging is ontstaan. Daar komt bij dat er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, te weten dat zij ernstige psychische schade heeft opgelopen van deze voor haar zeer traumatische gebeurtenis en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 8.000,00.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen,
Hoofdelijkheid
De rechtbank bepaalt dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de vergoeding van de schade aan de benadeelde.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 2] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 8.120,00.
Ook ten aanzien van deze schadevergoeding en de vervangende hechtenis worden deze aan verdachte opgelegd nu verdachte 21 jaar en de veroordeling onvoldoende is om ervan uit te gaan dat hij in de toekomst geen verdiencapaciteit meer heeft.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 47, 57, 63, 242 en 282 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3.3. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Verkrachting.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
Medeplegen van verkrachting.
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 jaren.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
Opname in FPA [naam 2] of een soortgelijke instelling
Veroordeelde wordt verplicht om op basis van een door het NIFP-IFZ afgegeven
indicatiestelling zich te laten opnemen voor een klinische behandeling in FPA [naam 2] te [plaats] of een soortgelijke intramurale instelling, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Meldplicht
Veroordeelde wordt, in het kader van de meldplicht, door een toezichthouder van Reclassering Nederland bezocht in de klinische setting waar betrokkene opgenomen is (FPA [naam 2] of een soortgelijke instelling). Hierna moet betrokkene meewerken aan de meldplicht zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Andere voorwaarden
- Na afloop van de intramurale behandeling werkt veroordeelde mee aan het
voorgeschreven ambulante c.q. intramurale nazorgtraject, ook als dat een kortdurende
time-out plaatsing van maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met
nog eens maximaal zeven weken, in het kader van forensisch psychiatrisch toezicht
inhoudt;
- Veroordeelde dient zich op het gebied van drug- en alcoholgebruik te houden aan de
aanwijzingen en richtlijnen van de behandelaars van de kliniek en de reclassering, ook
ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. De controle op de naleving van deze
voorwaarde zal ondersteund worden door middel van urineonderzoek en/of
blaastesten;
- Veroordeelde neemt de voorgeschreven medicatie in, zolang als zijn behandelaars
nodig achten;
- Veroordeelde houdt zich gedurende de opname in FPA [naam 2] of een soortgelijke
instelling aan de huisregels van de kliniek en de behandelafdeling;
- Veroordeelde houdt zich aan het afgesproken vrijhedenbeleid dat door de kliniek
en de reclassering met hem afgesproken wordt;
- Veroordeelde houdt zich aan de verlofafspraken buiten de kliniek die in overleg
met de kliniek en de reclassering gemaakt worden;
- Veroordeelde stelt zich begeleidbaar en controleerbaar op en geeft toestemming
aan de reclassering om met alle personen en instellingen die van belang zijn voor de
controle op de naleving van de voorwaarden, contact te kunnen opnemen en
informatie te mogen uitwisselen;
- Veroordeelde werkt mee aan het vinden van passend werk dan wel een zinvolle
dagbesteding waarbij rekening gehouden wordt met zijn draagkracht - en last;
  • Veroordeelde geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties;
  • Veroordeelde werkt mee aan het vinden van geschikte huisvesting, ook indien
dat een beschermde woonvorm dan wel een (woon)voorziening met adequate zorg
inhoudt;
- Veroordeelde begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering en het
Openbaar Ministerie buiten de landsgrenzen van Nederland. Betrokkene overlegt
hierover vooraf met de reclassering en het Openbaar Ministerie (OM) beslist;
- Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem door de reclassering
worden gegeven.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die aanwijzingen hulp en steun te verlenen.
Ten aanzien van het beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. (en/of 8). Imitatie mitrailleur AK47 (5091051);
17. Boksbeugel (5091062).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
2. Zilveren harddisk FREECOM SSPAEB (5091081);
3. Harddisc DIGINOTE (5091118);
4. Grijze harddisc MAXTOR PERSONAL storag (5091123);
5. Diskette TRANSCEND usb stick (5091131);
6. Goudkleurige diskette (5091139);
7. Zwarte diskette (5091161);
9. Zwarte harddisc SAMSUNG (5091170);
10. Harddisc SAMSUNG STORY (5091192);
11. MP3-speler DIFRNCE (5091204);
12. Zwarte computer ACER (5091236);
13. Paarse computer ACER ASPIRE (5091224);
14: Zwarte zaktelefoon SAMSUNG S2 (5090840).
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Benadeelde partij [persoon 1]Wijst de vordering van benadeelde partij [persoon 1] , te dezen domicilie kiezende op het adres van haar advocaat, mr. A.P. Hendriks, [adres, te plaats] , toe tot een bedrag van € 27.085,78, bestaande uit:
1. panty, schoenen, onderkleding € 100,00;
2. eigen risico zorgverzekering € 310,78;
3. eigen risico mei 2014 – mei 2015 GGZ €192,00;
4. kosten hepatitis B vaccin € 80,36;
5.inkomstenderving € 11.232,63, ter zitting verminderd tot € 9.091,18;
6. reiskosten € 4.600,54;
7. parkeerkosten € 361,17;
8. toekomstige kosten therapie € 250,00;
9.reiskosten bijwonen zitting eerste aanleg 3 juni 2016 € 79,75;
11. kosten communicatie SHN, politie, advocaat € 20,00;
13. immateriële schadevergoeding € 12.000,00.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan benadeelde partij [persoon 1] , voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 20 april 2014, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 1] ., te dezen domicilie kiezende op het adres van haar advocaat, mr. A.P. Hendriks, [adres, te plaats] , te betalen de som van € € 27.085,78, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 20 april 2014, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis voor de duur van 170 dagen, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [persoon 2]Wijst de vordering van benadeelde partij [persoon 2] , te dezen domicilie kiezende op het adres van haar advocaat, mr. W. van Egmond, [adres, te plaats] , toe tot een bedrag van € 8.120,00, bestaande uit:
1. Materiële schade
(€ 50,00 kleding, € 30,00 reiskosten, € 40,00 telefoonkosten) € 120,00
2. Immateriële schade € 8.000,00
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan benadeelde partij [persoon 2] voornoemd, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald. te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 3 augustus 2014, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 2] , te dezen domicilie kiezende op het adres van haar advocaat, mr. W. van Egmond, [adres, te plaats] , te betalen de som van € 8.120,00, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 3 augustus 2014, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis voor de duur van 75 dagen, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de verplichting tot betaling voor de ander is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en J.B. Oreel, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juni 2016.