ECLI:NL:RBAMS:2016:3644

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
13/684234-15, 13/168595-13 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor stalken en bedreigen van ex-vriendin met vuurwapen

Op 16 juni 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man die zijn ex-vriendin en haar nieuwe partner jarenlang heeft gestalkt en bedreigd. De man kreeg een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en een contactverbod van drie jaar na zijn straf. De rechtbank oordeelde dat de man, ondanks meerdere rechterlijke verboden, meende recht te hebben op omgang met zijn ex-vriendin. Hij had haar jarenlang geappte en gebeld, en op 6 mei 2015 bedreigde hij haar met een pistool in het bijzijn van haar zesjarige zoontje. De rechtbank achtte de kans op herhaling zeer hoog door de indringende en obsessieve manier waarop de man contact zocht met zijn ex-vriendin. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, wapenbezit en belaging. De rechtbank weigerde de poging tot moord te erkennen, omdat niet kon worden vastgesteld dat het vuurwapen opzettelijk was doorgeladen. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op en stelde voorwaarden aan de proeftijd, waaronder een contactverbod met de ex-vriendin.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/684234-15 en tul 13/168595-13 (Promis)
Datum uitspraak: 16 juni 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Iran) op [geboortedatum] 1980,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het [detentie adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sondermeijer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. P.E. van Zon naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1.
hij op of omstreeks 06 mei 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade [persoon 1] en/of [persoon 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (op korte afstand) een pistool op voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] heeft gericht en/of de trekker van het pistool heeft overgehaald;
en/of
hij op of omstreeks 06 mei 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, [persoon 1] en/of [persoon 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk (op korte afstand) een pistool op voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] gericht en/of de trekker van het pistool overgehaald en/of (kort hierna telefonisch via de moeder van voornoemde [persoon 1] ) dreigend de woorden toegevoegd :"Moeders ik krijg die kans nog wel hoor" en/of "het is nu niet gelukt maar een volgende keer gaat het me wel lukken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 06 mei 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, een of meer wapens van categorie III onder 1e, te weten een pistool (merk Crvena Zastava, kaliber 7.65 mm Browning), en/of munitie van categorie III, te weten 4 patronen (kaliber 7.65 mm Browning), voorhanden heeft gehad;
3.
(684243-15 en gevoegde zaak 684054-14 en 684281-14)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 augustus 2013 tot en met 06 mei 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [persoon 1] , in elk geval van een ander, met (telkens) het oogmerk voornoemde [persoon 1] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij,
verdachte,
  • veelvuldig, in elk geval eenmaal of meermalen aan voornoemde [persoon 1] (een) tekstbericht(en) gestuurd per sms en/of whatsapp en/of e-mail en/of,
  • veelvuldig, in elk geval eenmaal of meermalen voornoemde [persoon 1] gebeld en/of,
  • zich veelvuldig, in elk geval eenmaal of meermalen opgehouden in de directe omgeving van de woning van voornoemde [persoon 1] en/of,
  • veelvuldig, in elk geval eenmaal of meermalen, lijm, in elk geval een op lijm gelijkende substantie, in de/het slot(en) en/of rondom de (deur)bel(len) horende bij de woning van voornoemde [persoon 1] gespoten en/of aangebracht en/of,
  • eenmaal of meermalen (een) ei(eren) en/of aarde en/of zand, in elk geval enige substantie tegen de woning van voornoemde [persoon 1] gegooid en/of geworpen en/of,
  • voornoemde [persoon 1] heeft vast gepakt en/of vast gehouden en/of geduwd en/of geknepen;
4.
(684234-15 gevoegde zaak 684281-14)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 augustus 2012 tot en met 8 februari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [persoon 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [persoon 1]
- dreigend de woorden toegevoegd: "Ik hak je om" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of,
  • dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood, vuile kankerhoer. Wacht maar. Wacht maar", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of,
  • veelvuldig dreigende tekstberichten gestuurd per sms en/of whatsapp en/of e-mail waaronder de berichten: "Ik zou niets van je heel laten, als oom agent mij niet had meegenomen" en/of "Ik ga je overgieten met benzine" en/of "Zelfs in je graf ben je niet veilig voor God. Maar als God niets doet, dan help ik God een beetje", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of,
  • een of meerdere foto's van een of meerdere patro(o)n(en) en/of een vuurwapen en/of een geluidsdemper aan voornoemde [persoon 1] gestuurd per whatsapp en/of e-mail en/of,
  • met een luchtdrukgeweer, althans (met) een wapen, een of meerdere patro(o)n(en) afgevuurd/geschoten in de richting van en/of tegen (het raam van) de woning van voornoemde [persoon 1] ;
5.
(gevoegde zaak 684.054/14)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 november 2013 tot en met 16 januari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een of meer slot(en) en/of (deur)bel(len), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan (Woningbouwvereniging) [woningbouwvereniging] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door lijm, in elk geval een (op lijm gelijkende) substantie, in voornoemd(en) slot(en) en/of rondom voornoemde (deur)bel(len) te spuiten en/of aan te brengen

3.Voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding en bevoegdheid van de rechtbank
De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
In het onderhavige dossier bevinden zich processen-verbaal onder nummer 2014200285, inhoudende onder meer een proces-verbaal van aangifte d.d. 16 augustus 2014 door [persoon 1] van belaging door verdachte tussen 1 augustus 2014 tot 12 augustus 2014, een proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2014 en een verhoor van verdachte d.d. 26 november 2014. Deze aangifte en feiten hebben niet tot een vervolging geleid. De officier van justitie heeft de zaak worden geseponeerd blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte.
De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanleiding om de officier van justitie ambtshalve niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van het onder 3 ten laste gelegde, voor zover het de periode van 1 augustus 2014 tot en met 16 augustus 2014 betreft.
3.3.
Schorsing van de vervolging
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
Verdachte heeft geruime tijd een relatie gehad met aangeefster [persoon 1] . Ze hebben samen ook een zoon. In 2012 is de relatie verbroken. Aangeefster heeft verklaard dat zij en haar nieuwe partner [persoon 2] sinds die relatiebreuk worden belaagd en bedreigd door verdachte. Hij zou haar vaak berichten sturen, opbellen en opzoeken. Ook zou hij veelvuldig het slot van de voordeur van haar woning en haar deurbel vernielen en eieren gooien tegen haar raam. De belaging en bedreigingen zouden een hoogtepunt hebben bereikt op 6 mei 2015, toen verdachte aangeefster en [persoon 2] zou hebben opgezocht, een vuurwapen op hen zou hebben gericht en de trekker zou hebben overgehaald. Verdachte bekent het wapenbezit op 6 mei 2015, maar ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de bedreigingen, belaging en vernielingen.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. De poging tot moord kan worden bewezen op grond van de aangiftes van [persoon 1] en [persoon 2] , de foto’s die verdachte aan [persoon 1] stuurde, de locatie die verdachte op 5 mei 2015 aan [persoon 2] stuurde en de mededeling die verdachte na het incident aan de zus van [persoon 1] heeft gedaan. Door het wapen op [persoon 1] en [persoon 2] te richten en de trekker over te halen is sprake van een begin van uitvoering. Uit het wapenrapport blijkt dat het wapen naar behoren functioneerde en dat het niet voltooien van het delict het gevolg is van de onkunde van verdachte. Er kan niet worden gesteld dat sprake was van een gemoedsopwelling. Het was een doordacht plan en aldus is sprake van poging tot moord. Verdachte heeft het wapenbezit bekend. De belaging, bedreiging en vernieling kunnen bewezen worden op grond van de aangiftes, de verklaringen van de buren, de bevindingen van verbalisanten en de beschikbare foto’s.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte op de ochtend van 6 mei 2015 in de buurt van aangevers [persoon 1] en [persoon 2] is geweest. De verklaringen over de bedreiging op die dag komen bovendien niet met elkaar overeen. Er is sprake van een complot van aangeefster [persoon 1] en haar familie tegen verdachte. Als de feiten al bewezen kunnen worden, dienen ze gekwalificeerd te worden als bedreiging en niet als poging tot moord of doodslag. Verdachte, die wel degelijk weet hoe een vuurwapen werkt, heeft immers niet de trekker overgehaald terwijl het vuurwapen doorgeladen was, tenminste, dat volgt niet uit de bewijsmiddelen. Van strafbare belaging is geen sprake, nu zowel verdachte als twee getuigen hebben verklaard dat verdachte en aangeefster regelmatig goed en vriendschappelijk contact met elkaar hadden. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2, 3 en 5.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Het oordeel over het onder 1 ten laste gelegde
Dat sprake zou zijn van een complot tegen verdachte is onvoldoende onderbouwd en vindt bovendien geen steun in de bewijsmiddelen. Integendeel, het dossier bevat ondersteuning voor de verklaringen van aangevers [persoon 1] en [persoon 2] over feit 1, maar ook over allerlei andere details. Over feit 1 wordt niet alleen verklaard door [persoon 1] en [persoon 2] , maar ook door de zoon van verdachte en [persoon 1] , die destijds slechts zes jaar oud was. De moeder van [persoon 1] heeft voorts verklaard over een telefoongesprek kort na de bedreiging, welk verklaring steun vindt in de historische telefoongegevens van verdachte. Niet is gebleken van enige onbetrouwbaarheid, ongeloofwaardigheid en/of onjuistheid van deze verklaringen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en acht bewezen dat verdachte een pistool heeft gericht op [persoon 1] en [persoon 2] en de trekker heeft overgehaald, zoals onder 1.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat dat dit niet een poging tot moord oplevert. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat het vuurwapen bewust en opzettelijk doorgeladen was op het moment dat verdachte [persoon 1] en [persoon 2] trof en de trekker overhaalde op de ochtend van 6 mei 2015. Het moet dan ook ervoor gehouden worden dat verdachte het pistool bewust niet had doorgeladen en dat zijn opzet niet was gericht op moord of doodslag, maar wel op bedreiging van beide aangevers.
4.4.2.
Het oordeel over het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna in rubriek 5 is vermeld, op grond van de bekennende verklaring van verdachte, het proces-verbaal van aanhouding en het wapenrapport.
4.4.3.
Het oordeel over het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde
[persoon 1] heeft gedurende een periode van bijna drie jaren 22 keer aangifte gedaan van belaging en bedreiging door verdachte. Deze verklaringen zijn telkens van gelijke strekking: verdachte houdt zich op bij haar woning, hij belt haar veelvuldig, hij smst haar veelvuldig, al dan niet met bedreigende teksten, hij gooit met regelmaat eieren tegen haar raam en hij vernielt het slot en de deurbel vaak. Niet alleen [persoon 1] verklaart hierover, ook haar onderbuurvrouw en een buurman verklaren een aantal van deze gedragingen te hebben waargenomen.
De woningeigenaar [woningbouwvereniging] heeft meermalen aangifte gedaan van vernieling van de deur, slot en bellen en ook verbalisanten hebben tijdens observaties gezien dat verdachte zich ophield bij de woning van [persoon 1] , dat hij een ei tegen haar raam heeft gegooid en dat hij lijm in het slot van haar voordeur heeft aangebracht. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich aan deze gedragingen schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de gedragingen van verdachte gekwalificeerd kunnen worden als belaging. De rechtbank oordeelt dat dit hier het geval is, ondanks dat verdachte de wederrechtelijkheid van zijn handelen heeft betwist. Belaging betreft de stelselmatige inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer, welke stelselmatigheid wordt gezien in een herhaling van gedragingen, strekkende tot het lastig vallen van een of meerdere personen. Het zich in de buurt van een woning ophouden, de toegang tot die woning hinderen en het telefonisch benaderen van deze persoon kunnen, in onderlinge samenhang beschouwd, naar hun aard gekwalificeerd worden als belagingshandelingen. De omstandigheden waaronder deze gedragingen hebben plaatsgevonden spelen bij deze beoordeling een rol. De rechtbank overweegt hiertoe dat de ten laste gelegde gedragingen zich hebben afgespeeld gedurende een lange periode in en om de woning van [persoon 1] en haar zoon, een plek waar zij zich bij uitstek veilig en vertrouwd moet kunnen voelen en geen enkel ongewenst contact hoeft te dulden. Dat het contact ongewenst was, blijkt, naast de aard van verdachtes gedragingen, uit het gegeven dat [persoon 1] veelvuldig aangifte tegen verdachte heeft gedaan en keer op keer heeft geuit dat zij niet gediend is van dit contact met verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [persoon 1] zodanig zijn geweest dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op diens persoonlijke levenssfeer.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde zoals hierna in rubriek 5 is vermeld.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 6 mei 2015 te Amsterdam, [persoon 1] en [persoon 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk op korte afstand een pistool op voornoemde [persoon 1] en [persoon 2] gericht en de trekker van het pistool overgehaald en kort hierna telefonisch via de moeder van voornoemde [persoon 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Het is nu niet gelukt, maar een volgende keer gaat het me wel lukken.";
2.
op 6 mei 2015 te Amsterdam, een wapen van categorie III onder 1e, te weten een pistool van het merk Crvena Zastava, kaliber 7.65 mm Browning, en munitie van categorie III, te weten 4 patronen van het kaliber 7.65 mm Browning, voorhanden heeft gehad;
3.
in de periode van 2 augustus 2013 tot en met 31 juli 2014 en in de periode van 17 augustus 2014 tot en met 6 mei 2015 te Amsterdam, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [persoon 1] , met het oogmerk voornoemde [persoon 1] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
  • veelvuldig aan voornoemde [persoon 1] tekstberichten gestuurd per sms en WhatsApp,
  • veelvuldig voornoemde [persoon 1] gebeld,
  • zich veelvuldig opgehouden in de directe omgeving van de woning van voornoemde [persoon 1] ,
  • veelvuldig lijm in het slot en rondom de deurbel horende bij de woning van voornoemde [persoon 1] aangebracht en
  • meermalen eieren en zand tegen de woning van voornoemde [persoon 1] gegooid;
4.
in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 8 februari 2015 te Amsterdam [persoon 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [persoon 1]
  • veelvuldig dreigende tekstberichten gestuurd per sms, waaronder: "Ik zou niets van je heel laten, als oom agent mij niet had meegenomen.", "Ik ga je overgieten met benzine." en "Zelfs in je graf ben je niet veilig voor God. Maar als God niets doet, dan help ik God een beetje." en
  • foto's van patronen, een vuurwapen en een geluidsdemper aan voornoemde [persoon 1] gestuurd per WhatsApp;
5.
in de periode van 18 november 2013 tot en met 16 januari 2014 te Amsterdam telkens opzettelijk en wederrechtelijk sloten en deurbellen, toebehorende aan Woningbouwvereniging [woningbouwvereniging] , heeft vernield en onbruikbaar heeft gemaakt door lijm in voornoemde sloten en rondom voornoemde deurbellen aan te brengen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigings- grond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaren, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft voorts de opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis ten aanzien van feit 3 en gevangenneming ten aanzien van feiten 4 en 5 gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de op te leggen straf niet de reeds ondergane voorlopige hechtenis dient te overstijgen. Een groot deel van het ten laste gelegde kan niet bewezen worden en voor hetgeen wel bewezen kan worden stellen de LOVS kortere straffen voor dan reeds ondergaan. Van opheffing van een schorsing en een gevangenneming zou dan ook geen sprake kunnen zijn.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op zeer intimiderende wijze gedurende een geruime periode een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [persoon 1] . Deze inbreuk heeft met name plaatsgevonden in en om haar woning, waar verdachte veelvuldig contact heeft gezocht met het slachtoffer. De belaging is uiteindelijk geëscaleerd toen verdachte met een wapen het slachtoffer en haar nieuwe partner heeft bedreigd, in het bijzijn van de zesjarige zoon van verdachte.
De rechtbank ziet in het gedrag van verdachte duidelijk een patroon dat zich in ernst ontwikkelt, waarbij verdachte lichtzinnig en roekeloos handelt door zich te bewapenen, met alle mogelijke gevolgen van dien. Het geheel van gedragingen van verdachte is zeer intimiderend geweest voor het slachtoffer en heeft bovendien een onvoorspelbaar karakter gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke gedragingen nadelige psychische gevolgen kunnen hebben voor de slachtoffers. Het slachtoffer heeft het handelen van verdachte dan ook begrijpelijkerwijs als beangstigend ervaren, zoals ook gebleken is uit de verklaring die haar gemachtigde ter terechtzitting heeft voorgelezen. Daarbij komt dat hij niet alleen het leven van aangeefster [persoon 1] tot een hel heeft gemaakt, maar ook dat van haar moeder, zuster en buren heeft beheerst.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 26 april 2016. Daaruit volgt dat verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezen verklaarde eerder is veroordeeld ter zake van belaging van [persoon 1] . De veroordeling heeft verdachte niet ervan weerhouden opnieuw vergelijkbare strafbare feiten te begaan. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
De problematiek tussen verdachte en het slachtoffer heeft geleid tot een civielrechtelijk contactverbod, dat volledig door verdachte is genegeerd. Ook een strafrechtelijk contactverbod dat is opgelegd door de rechter-commissaris heeft verdachte aan zijn laars gelapt. Zelfs de periode in detentie heeft verdachte er niet van kunnen weerhouden contact op te nemen met het slachtoffer. Vanuit detentie heeft hij immers meerdere brieven verstuurd aan het slachtoffer met zeer onplezierige verwensingen en onsmakelijke tekeningen. Verdachte moest en zou contact opnemen met het slachtoffer, om haar te beletten haar leven, met haar nieuwe partner, te leiden. Verdachte heeft zich hierbij kennelijk telkens laten leiden door zijn opvatting dat hij recht had op omgang met het slachtoffer en heeft daarmee de wens van het slachtoffer en de rechterlijke verboden om contact met het slachtoffer te hebben genegeerd.
De rechtbank had, gelet op zijn gedrag, graag meer inzicht gekregen in de psyche van verdachte. Hij heeft echter, ondanks zijn toezegging aan de rechter-commissaris, niet meegewerkt met het onderzoek door een psycholoog, een psychiater en evenmin in het Pieter Baan Centrum. Uit het NIFP rapport d.d. 12 februari 2016 volgt dat er aanwijzingen zijn voor persoonlijkheidsproblematiek vanwege de dissimulatie van mogelijke klachten, inconsistenties in het verhaal van verdachte en gebrek aan inzicht in zijn eigen aandeel in een situatie.
Dit baart de rechtbank zorgen. Zoals ter terechtzitting is gebleken externaliseert verdachte de incidenten en is hij ervan overtuigd dat de schuld van alle strubbelingen tussen hem en het slachtoffer aan het slachtoffer te wijten zijn. Verdachte laat hiermee zien geen enkel inzicht te hebben in zijn aandeel in de incidenten en in het laakbare van zijn gedrag. Verdachte neemt op indringende, intimiderende en obsessieve wijze contact op met het slachtoffer, ondanks dat het slachtoffer herhaaldelijk aan hem te kennen heeft gegeven van zijn toenaderingen niet gediend te zijn. Deze houding leidt ertoe dat de rechtbank het recidivegevaar als zeer hoog inschat en zich ambtshalve gehouden voelt maatregelen te nemen om dat risico in te perken. De rechtbank zal dan ook een contactverbod aan verdachte opleggen, inhoudende dat het hem niet is toegestaan direct contact op te nemen met het slachtoffer, op welke wijze dan ook, zij het schriftelijk, telefonisch of in persoon. De stelselmatigheid van de belaging en bedreigingen maken dat de rechtbank voor deze voorwaarde een proeftijd van 3 (drie) jaren aangewezen acht.
Verdachte heeft zich, naast jarenlange belaging, schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een ernstige bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, waarbij specifiek wordt verwezen naar de toenemende ernst van de belagingen de bedreigingen, erin culminerend dat verdachte in april 2015 een foto van zijn onderarm naast een vuurwapen aan aangeefster stuurt, waarna hij op 6 mei 2015 aangeefster en haar nieuwe vriend bedreigt door een vuurwapen op hen te richten en de trekker over te halen, en verdachtes volkomen gebrek aan respect ten aanzien van de rechten van het slachtoffer en bevelen van rechterlijke autoriteiten, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles overwegende komt de rechtbank tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur. Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet een poging tot moord bewezen acht, zal de gevangenisstraf navenant lager zijn dan geëist.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • Item 4974020 - Zaktelefoon Kl:Grijs APPLE [nummer]
  • Item 4974021 - Zaktelefoon APPLE [nummer]
  • Item 4974026 - STK Simkaart van zaktelefoon LYCA
  • Item 4974027 - STK Simkaart van zaktelefoon LYCA
  • Item 4973693 - Pistool, met patroonhouder
  • Item 4961545 - Zaktelefoon SAMSUNG
9.1.
Verbeurdverklaring
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot een deel van die voorwerpen het onder 3 en 4 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard. Het betreft:
  • Item 4974020 - Zaktelefoon Kl:Grijs APPLE [nummer]
  • Item 4974021 - Zaktelefoon APPLE [nummer]
  • Item 4974026 - STK Simkaart van zaktelefoon LYCA
  • Item 4974027 - STK Simkaart van zaktelefoon LYCA
  • Item 4961545 - Zaktelefoon SAMSUNG
9.2.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met dit voorwerp het onder 1 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer. Het betreft:
- Item 4973693 - Pistool, met patroonhouder

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 3.750,00, bestaande uit € 1.250,00 aan materiële schadevergoeding en € 2.500,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de immateriële schadevergoeding en tot toewijzing van een bedrag van € 822,46 aan materiële schade, nu dat het totaalbedrag is van de facturen die bij de vordering zijn gevoegd. Verder heeft de officier van justitie toepassing van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsman heeft de vordering betwist. Op geen van de facturen staat de naam van aangeefster [persoon 1] vermeld, zodat niet vast is komen te staan dat zij rechtstreekse schade heeft geleden door het ten laste gelegde feit. De immateriële schade dient beperkt te worden tot het bedrag van € 1.250,00, zoals aanvankelijk was gevorderd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vordering als volgt.
(gebruik passage indien geheel of gedeeltelijk niet van eenvoudige aard)De benadeelde partij zal in de vordering voor de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat (maak een keuze)niet is komen vast te staan dat de schade waarvan door [persoon 1] vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks aan haar is toegebracht door het(maak een keuze) onder 5(vul feitnummers in) bewezen verklaarde feit(maak een keuze). De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer en verdachte het oogmerk had [persoon 1] angst aan te jagen. Onweersproken is dat benadeelde partij een (EMDR-)therapie heeft ondergaan vanwege het door verdachtes handelen toegebrachte psychisch toestandsbeeld. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.250,00. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1, 3 en 4 bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/168595-13, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 19 maart 2015 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 55, 57, 63, 285, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaartde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het onder 3 ten laste gelegde, voor zover het de periode van 1 augustus 2014 tot en met 16 augustus 2014 betreft.
Verklaarthet onder 1, eerste alternatief, ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaartbewezen dat verdachte het onder 1, tweede alternatief en het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaartniet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 1 en 4 bewezen verklaarde levert op: bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op: belaging, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.
Verklaarthet bewezene strafbaar.
Verklaartverdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 1 (één) jaar, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
Veroordeelde mag tot het einde van de proeftijd van 2 jaren op geen enkele wijze, direct noch indirect, contact opnemen, zoeken of hebben met [persoon 1] , geboren [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , thans wonende [adres] te [woonplaats] .
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaardenen het op grond van artikel 14d
van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verklaart verbeurd:
  • Item 4974020 - Zaktelefoon Kl:Grijs APPLE [nummer]
  • Item 4974021 - Zaktelefoon APPLE [nummer]
  • Item 4974026 - STK Simkaart van zaktelefoon LYCA
  • Item 4974027 - STK Simkaart van zaktelefoon LYCA
  • Item 4961545 - Zaktelefoon SAMSUNG
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- Item 4973693 - Pistool, met patroonhouder
Wijst de vordering van [persoon 1] toe tot € 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] , aan de Staat € 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 22 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelastde tenuitvoerlegging van de bij voornoemd vonnis van 19 maart 2015 opgelegde voorwaardelijke straf, zijnde een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis ten aanzien van feit 3.Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Wijst af het verzoek tot gevangenneming ten aanzien van feiten 4 en 5.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. C.F. de Lemos Benvindo en F.W. Pieters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L.A. Haulo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juni 2016.