Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
4.Strafbaarheid
Uit hetgeen de officier van justitie ter zitting heeft gezegd, leidt de rechtbank af dat er voor de gedragingen zoals weergegeven onder C naar Belgisch recht kennelijk een andere strafmaat geldt. Wat daar ook van zij, de rechtbank dient – zoals gezegd – te beoordelen of het EAB voldoet aan de vereisten van artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW en dit is het geval.
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
5.Onschuldverweer
Deze onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.
Slotsom
7.Toepasselijke wetsartikelen
8.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de Onderzoeksrechter, verbonden aan de Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, België, ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht, met dien verstande dat met betrekking tot hetgeen in het EAB onder e) bij C staat vermeld de pleegperiode wordt gesteld op 22 november 2015 tot en met 23 februari 2016.