ECLI:NL:RBAMS:2016:2604

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
2 mei 2016
Zaaknummer
AWB - 14 _ 6426
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Vici-subsidie door de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2016 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een Vici-subsidie door de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek (NWO). Eiseres, werkzaam aan de Universiteit Leiden, had een aanvraag ingediend voor een onderzoeksvoorstel getiteld 'The Judicialization of Party Politics and the Politicization of the Judiciary: Patterns of interaction between Political Parties and the Courts in European Democracies'. De aanvraag werd afgewezen omdat deze op plaats 38 eindigde in een zeer competitieve selectieprocedure, waarbij slechts 15% van de aanvragen gehonoreerd wordt.

De rechtbank oordeelde dat de selectieprocedure zorgvuldig was verlopen en dat er geen aanknopingspunten waren voor het oordeel dat de afwijzing onzorgvuldig was. Eiseres had aangevoerd dat de procedure niet correct was gevolgd, omdat slechts vier in plaats van vijf pre-adviseurs de aanvraag hadden beoordeeld. De rechtbank stelde vast dat de samenstelling van de beoordelingscommissie in overeenstemming was met de procedurevoorschriften en dat de expertise van de commissieleden voldoende was om de aanvraag te beoordelen.

Daarnaast werd er gekeken naar de kwaliteit van de aanvraag en de beoordeling door de referenten. De rechtbank concludeerde dat de beoordelingscommissie op basis van de beschikbare informatie en adviezen tot een redelijke afweging was gekomen. Eiseres had niet overtuigend aangetoond dat de kritiek van de referenten onterecht was of dat de procedure onzorgvuldig was verlopen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de subsidieaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 14/6426

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 april 2016 in de zaak tussen

[de vrouw] ,te Amsterdam, eiseres,
en
het Algemeen Bestuur van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO),verweerder
(gemachtigden: mr. L. van Duuren en drs. M. Rigterink).

Procesverloop

Bij besluit van 3 februari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een zogenoemde Vici-subsidie afgewezen.
Bij besluit van 25 augustus 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2016. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Tevens was ter zitting aanwezig [belanghebbende] namens de Universiteit Leiden.

Overwegingen

1.1
Eiseres is [functie] aan de Universiteit Leiden. Zij heeft in april 2013 een vooraanmelding ingediend met het oog op het verkrijgen van een Vici-subsidie voor onderzoek in het kader van het programma “Vernieuwingsimpuls”. Dit programma stelt subsidies beschikbaar van maximaal € 1.500.000 voor “excellente senioronderzoekers met een opvallend en origineel talent”. De subsidierondes binnen dit programma zijn zeer competitief: van de ingediende aanvragen wordt gemiddeld slechts 15% gehonoreerd.
1.2
Eiseres is naar aanleiding van het advies van de Vici-selectiecommissie bij brief van 21 juni 2013 in de gelegenheid gesteld haar Vici-vooraanmelding, getiteld ‘
The Judicialization of Party Politics and the Politicization of the Judiciary: Patterns of interaction between Political Parties and the Courts in European Democracies’, uit te werken tot een volledige aanvraag.
1.3
Op 12 augustus 2013 heeft eiseres een uitgewerkte Vici-subsidieaanvraag ingediend. Vervolgens hebben vier externe adviseurs (referenten) met expertise op het wetenschapsgebied van eiseres de aanvraag beoordeeld en advies uitgebracht. Bij brief van 10 oktober 2013 heeft verweerder de oordelen van de externe adviseurs aan eiseres gestuurd. Daarbij is eiseres in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Van die gelegenheid heeft zij gebruik gemaakt.
1.4
Op 25 november 2013 heeft een interviewselectievergadering plaatsgevonden waarbij de wetenschapsbrede beoordelingscommissie de door de vier commissieleden opgestelde preadviezen met betrekking tot het voorstel, de referentenoordelen en het weerwoord heeft besproken. Het voorstel van eiseres eindigde op plaats 26 (van de 111 uitgewerkte aanvragen) met een voorlopige gemiddelde score van 2.7.
1.5
Op 17 december 2013 heeft de beoordelingscommissie een interview met eiseres gehouden.
1.6
Nadat van alle geselecteerden een interview is afgenomen, heeft de beoordelingscommissie een definitieve prioriteitenlijst opgesteld. Het voorstel van eiseres eindigde op deze lijst op plaats 38 met een eindscore van 3.09. De beoordelingscommissie heeft de onderzoeksvoorstel als geheel met een 3.1 beoordeeld en heeft daarbij drie hoofdcriteria gehanteerd: ‘kwaliteit van de onderzoeker’, ‘kwaliteit, innovatief karakter en wetenschappelijke impact van het onderzoeksvoorstel’ en ‘kennisbenutting’.
De kwaliteit van eiseres is met een 2,3 beoordeeld. Daarbij is vermeld dat de publicatielijst en de trackrecord zeer goed zijn. Er zijn internationale beurzen verworven en er is een overtuigend wetenschappelijk (inter)nationaal netwerk. Eiseres wordt gezien als een leidend onderzoeker op haar onderzoeksterrein. Er is ruime ervaring als projectleider en er is ervaring met het succesvol begeleiden van jonge onderzoekers. De referenten zijn lovend over de onderzoekscapaciteiten van eiseres. In de discussie werd goede kennis van het desbetreffende onderzoeksonderwerp en onderzoeksveld getoond, maar werden niet alle vragen voldoende overtuigend beantwoord.
De kwaliteit van het onderzoeksvoorstel is beoordeeld met een 3,9. Het voorgestelde onderzoeksvoorstel bestaat uit twee met elkaar gerelateerde onderzoeksvragen. De eerste onderzoeksvraag is innovatief. Referent 2 is kritischer over het tweede deel van het voorstel en de onderlinge vergelijking. Referent 3 is kritisch over de veelheid aan voorgestelde methodes. De commissie is van mening dat eiseres de kritiek op het tweede deel van haar onderzoek tijdens het interview onvoldoende overtuigend heeft geadresseerd, waardoor de twijfel hierover bij de commissie niet is weggenomen. Ook had eiseres volgens de commissie meer kunnen zeggen over de keuze van de te onderzoeken (groepen) landen.
De kennisbenutting is beoordeeld met een 2,9. De voorgestelde kennisbenutting heeft de commissie als helder en realistisch beoordeeld. De referenten zijn positief over dit deel van het voorstel en de commissie heeft zich hierbij aangesloten.
1.7
De beoordelingscommissie heeft de definitieve prioriteitenlijst als advies aan verweerder voorgelegd. Verweerder heeft het advies overgenomen en besloten de 31 hoogst geprioriteerde voorstellen te honoreren. Bij het primaire besluit heeft verweerder het voorstel van eiseres, dat op plaats 38 was geëindigd, dan ook afgewezen.
1.8
Eiseres heeft tegen de afwijzing bezwaar gemaakt. Nadat op 19 maart 2014 een hoorzitting heeft plaatsgevonden, heeft de bezwaarschriftencommissie op 8 juli 2014 een advies uitgebracht. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het advies van de bezwaarschriftencommissie overgenomen en het primaire besluit gehandhaafd.
2. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een subsidie in het kader van de “Vernieuwingsimpuls” beleidsvrijheid toekomt. Dat betekent dat de rechtbank het bestreden besluit terughoudend dient te toetsen. Slechts indien moet worden geoordeeld dat verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen, dan wel dat het besluit is genomen in strijd met de wet of in strijd met enig algemeen rechtsbeginsel, is plaats voor vernietiging van dat besluit. Dat betekent dat de rechtbank de zorgvuldigheid van de gevolgde selectieprocedure bij het oordeel dient te betrekken. In dit verband verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 25 februari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH3950.
3.1
Eiseres heeft aangevoerd dat de procedure onzorgvuldig is geweest omdat, anders dan de procedure voorschrijft, het onderzoeksvoorstel door slechts vier pre-adviseurs, zijnde leden van de domeinbeoordelingscommissie, in plaats van door vijf, is beoordeeld. Bovendien bezat van die vier pre-adviseurs slechts één commissielid, in plaats van twee, expertise op het gebied van de aanvraag. In de beoordelingscommissie zat verder ten onrechte geen enkele wetenschapper met deskundigheid op het gebied van maatschappij- en gedragswetenschappen. Dit heeft nadelige gevolgen gehad voor de beoordeling, omdat daarmee kennis over de gevolgde wetenschappelijk methodes ontbrak.
3.2
Verweerder heeft daar tegenover gesteld dat in het kader van de Vici-competitie wordt gewerkt met vakinhoudelijke referenten en een gebiedsbrede wetenschappelijke commissie, waarbij het kan voorkomen dat op bepaalde vakgebieden onvoldoende expertise aanwezig is in de commissie. Verweerder maakt daarom vooraf de samenstelling van de commissie bekend, zodat de aanvrager daarop kan inspelen.
3.3
De rechtbank stelt vast dat in de brochure “Call for proposals, Vernieuwingsimpuls - Vici 2013” (hierna: de brochure) staat beschreven dat het gaat om een wetenschapsbrede beoordeling en dat de beoordelingscommissie die de aanvragen beoordeelt, is samengesteld uit leden die uiteenlopende wetenschapsdisciplines vertegenwoordigen. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, bestaat de wetenschapsbrede beoordelingscommissie uit wetenschappers afkomstig uit de drie domeinen, Alfa-Gamma, Beta en Life-Sciences. Dat, zoals eiseres heeft aangevoerd, aan de beoordeling door een wetenschapsbrede commissie, waarin de specifieke expertise van de aanvrager niet of niet voldoende is vertegenwoordigd, de door haar genoemde wezenlijke nadelen zijn verbonden, betekent niet dat verweerder niet in redelijkheid voor een wetenschapsbrede beoordeling heeft kunnen kiezen. In de brochure staat immers ook beschreven dat bij het schrijven van de aanvraag met die brede samenstelling rekening gehouden moet worden en dat die aanvraag dus toegankelijk moet zijn voor commissieleden uit geheel andere wetenschapsdisciplines. Dit betekent dat, zoals verweerder ook heeft gesteld, eiseres daarvan dus op de hoogte was en de door haar genoemde nadelen ook voor andere deelnemers gelden.
3.4
De rechtbank overweegt verder dat, volgens de procedurevoorschriften, verweerder per aanvraag in beginsel vijf pre-adviezen vraagt, waarvan twee van commissieleden met een expertise uit het domein waarbinnen de aanvraag valt, in dit geval het Alfa-Gamma domein. In het geval van eiseres hebben vier leden van de beoordelingscommissie een pre-advies uitgebracht. Van één van deze commissieleden ligt de expertise dichter bij het vakgebied van eiseres. Nu sprake is van een wetenschapsbrede commissie en niet is gebleken dat in het geval van de 31 gehonoreerde aanvragen wel sprake was van pre-adviezen door wetenschappers die deskundigheid bezaten op het betreffende vakgebied, ziet de rechtbank evenmin aanknopingspunten voor de conclusie dat de procedure op dat punt onzorgvuldig is geweest. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat de pre-adviezen mede zijn gebaseerd op de adviezen van de vier referenten die in elk geval deskundig zijn op het vakgebied van eiseres. Tot slot is onvoldoende aannemelijk geworden dat (en op welke wijze) eiseres ten opzichte van andere kandidaten is benadeeld doordat slechts vier in plaats van (de in beginsel voorgeschreven) vijf pre-adviseurs zich over het voorstel en de adviezen van de referenten hebben uitgelaten. De beroepsgrond slaagt niet.
4.1
Eiseres heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het oordeel over de kwaliteit van de aanvraag onzorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft ten onrechte te veel gewicht toegekend aan de kritiek van referent 2 ten aanzien van de noodzaak om het eerste en tweede deel van het onderzoeksvoorstel gezamenlijk te onderzoeken. Dit klemt te meer, nu referent 2, ondanks de kritiek, een hoge score (A) aan het voorstel heeft toegekend.
4.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres in het weerwoord de beoordelingscommissie onvoldoende heeft overtuigd van de kwaliteit van het voorstel waarbij aansluiting is gezocht bij het op dit onderdeel gegeven advies door referent 2. Tijdens het interview is eiseres nogmaals in de gelegenheid gesteld te reageren op de kritiek van referent 2. Eiseres is er onvoldoende in geslaagd de twijfel weg te nemen.
4.3
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de beoordelingscommissie onzorgvuldig heeft gehandeld. Niet onbegrijpelijk is dat verweerder het kritiekpunt, zoals als eerste verwoord door referent 2, van wezenlijke aard heeft geacht en na het interview tot de conclusie is gekomen dat eiseres de bestaande twijfel bij het onderzoekvoorstel niet heeft weggenomen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit het dossier en de adviezen valt af te leiden dat van meet af aan al enige twijfel bestond over de haalbaarheid van het voorstel. Dat, zoals eiseres stelt, referent 2 in zijn/haar oordeel niet heeft aangegeven waarom het eerste deel van het onderzoeksvoorstel niet samen met het tweede deel zou kunnen worden uitgevoerd en niet heeft aangegeven waarom het tweede deel minder innovatief zou zijn, leidt niet tot vernietiging van het bestreden besluit. Het oordeel van de referenten is weliswaar richtinggevend, maar niet doorslaggevend bij de beoordeling van de aanvraag. Weliswaar zijn de referenten deskundig op het wetenschapsgebied van eiseres, maar zij zien alleen de individuele aanvraag, terwijl de beoordelingscommissie alle aanvragen beoordeelt op basis van het onderzoeksvoorstel, het oordeel van de referenten, het weerwoord, de pre-adviezen en het interview. Daar komt bij dat niet het referentenoordeel, maar de motivering van de afwijzing in het bestreden besluit ter beoordeling aan de rechtbank voorligt. In dat verband verwijst de rechtbank naar de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 15 maart 2006.
5.1
Eiseres heeft verder aangevoerd dat het interview onzorgvuldig is verlopen en dat dit consequenties heeft gehad voor de beoordeling van de aanvraag. In dit verband heeft zij aangevoerd dat zij tijdens het interview verschillende keren in haar betoog is onderbroken en dat dit door verweerder ook niet is betwist. Verder is zij tijdens het interview over punten van kritiek op het onderzoeksvoorstel niet of nauwelijks bevraagd.
5.2
De rechtbank stelt voorop dat het interview slechts een onderdeel is van de gehele selectieprocedure. De aanvraag wordt immers beoordeeld op grond van meerdere onderdelen, namelijk het onderzoeksvoorstel, het referentenoordeel, het weerwoord en de pre-adviezen. Dit betekent dat zelfs in het geval het interview niet naar alle tevredenheid zou zijn verlopen, dat op zich zelf bezien onvoldoende is om de gehele selectieprocedure als onzorgvuldig te bestempelen. De rechtbank heeft onvoldoende aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat interview zodanig onzorgvuldig is geweest dat daarmee afbreuk is gedaan aan de positie van eiseres. Zo is eiseres, gezien de transcript van het interview, wel degelijk bevraagd over het in het afwijzingsbesluit opgenomen kritiekpunt ten aanzien van het tweede deel van het onderzoek. Eiseres heeft niet aannemelijk weten te maken dat de conclusie van de beoordelingscommissie dat de eerder genoemde twijfel bij de haalbaarheid van het onderzoek na het interview niet geheel was weggenomen, uitsluitend is terug te voeren op de wijze waarop het interview is verlopen.
6.1
Eiseres heeft ten slotte nog aangevoerd dat de score op het onderdeel kennisbenutting gedeeltelijk is gebaseerd op oneigenlijke criteria, namelijk op de kritiek van pre-adviseur 2 op de kwaliteit van het onderzoeksvoorstel.
6.2
De rechtbank volgt eiseres daarin niet. De pre-adviseurs hebben het onderdeel kennisbenutting positief beoordeeld en niet is gebleken dat het oordeel over de kwaliteit van het onderzoeksvoorstel het oordeel over de kennisbenutting heeft beïnvloed.
7. De rechtbank overweegt tot slot dat geconcludeerd moet worden dat eiseres gedurende alle fases in de procedure en op alle onderdelen van haar aanvraag zeer hoog heeft gescoord. De Vici-selectieprocedure betreft evenwel een zeer competitieve selectie, waarbij slechts 15% van de aanvragen wordt gehonoreerd. Bij de beoordeling van de aanvragen zal het dan ook dikwijls gaan om (zeer) kleine verschillen die de doorslag geven, zoals door verweerder ter zitting ook naar voren is gebracht. Dit betekent dan ook dat, zoals in het geval van eiseres, relatief kleine kritiekpunten doorslaggevend kunnen zijn. Eiseres is met andere excellente en getalenteerde onderzoekers zeer ver gekomen in de procedure en zij is na afweging van alle relevante onderdelen uiteindelijk terechtgekomen op plaats 38, hetgeen in dit geval een afwijzing van de subsidieaanvraag betekent. Dat, zoals eiseres stelt, verweerder hierbij onzorgvuldig zou hebben gehandeld of de afwijzing van de aanvraag gebrekkig zou hebben gemotiveerd, is, zoals uit het voorgaande ook volgt, evenwel niet gebleken.
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden de Vici-subsidie heeft geweigerd.
9. Het beroep is ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht of voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Bongers-Scheijde, voorzitter, en mr. B.C. Langendoen en mr. R. Hirzalla, leden, in aanwezigheid van M.E. Sjouke, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2016.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.