Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Datum uitspraak: 12 april 2016
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [woonplaats] .
Rechtbank Amsterdam
Op 12 april 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot inbraak in een woning. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting op 29 maart 2016. De officier van justitie, mr. R. Bosman, eiste een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. C.J.M. den Blanken, pleitte voor vrijspraak. De tenlastelegging betrof een incident op 20 januari 2016, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte zou hebben geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres 2] in Amsterdam. Een getuige had de verdachte en zijn medeverdachte gezien bij de voordeur, maar er was geen gereedschap aangetroffen dat kon wijzen op een poging tot inbraak.
De rechtbank heeft de verklaringen van de getuige en de verdachte zorgvuldig gewogen. De getuige had gezien dat de verdachte zich bij de voordeur bevond, maar had geen gereedschap waargenomen. Bovendien was er bij de verdachte en zijn medeverdachte, die kort na het incident werden aangehouden, geen gereedschap aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er een stevige verdenking was, er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk de schroef in het slot had gedraaid. De rechtbank oordeelde dat andere scenario's mogelijk waren en dat het wettig en overtuigend bewijs ontbrak.
Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. E.F.A. van Buitenen en de rechters mrs. S.P. Pompe en A. Meester, in aanwezigheid van griffier mr. A.P. de Klerk.