Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 25 november 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 31 maart 2016 en daarin genoemde processtukken,
- de brief naar aanleiding van het proces-verbaal van 19 april 2016 van de zijde van [eiser] .
2.De feiten
Profit Sharing Loan Facility(hierna: de Olsen lening). Krachtens deze overeenkomst was Olsen gerechtigd om bedragen tot € 16.400.000,00 van Brightwell te lenen. De Olsen lening was geldig tot en met 31 december 2012. De lening voorzag in halfjaarlijkse rentebetaling. Uit hoofde van deze Olsen lening heeft Brightwell aan Olsen in de loop van de jaren 2007 tot en met 2010 ongeveer 11 miljoen euro betaald. Olsen van haar kant heeft in 2008, 2009 en 2010 bij elkaar ongeveer € 890.000,00 aan rente betaald. Brightwell heeft op 10 november 2009 de Olsen lening gecedeerd aan Beaumont Cash Management Ltd., een dochtervennootschap van Brightwell (hierna: BCM en de cessie).
swap transaction agreementaangegaan (hierna: de swap-overeenkomst). In die overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:
time depositgezet bij Banque Invik.
Administrative Services Agreement, amended and restatedvan 1 november 2003 werd IMFC Fund Services B.V. de administrateur van Beaumont. IMFC Fund Services B.V. heeft op 12 april 2012 haar naam gewijzigd in Arcari Fund Solutions B.V. (hierna: Arcari). Arcari heeft zich per 30 mei 2014 teruggetrokken als administrateur van Beaumont. [naam 2] was bestuurder van Arcari.
3.Het geschil in conventie
true and fair viewgeven van de financiële positie van Brightwell aan het einde van de jaren 2009 en 2010 en van de geldstromen die in Brightwell in die jaren zijn omgegaan. KPMG had die jaarrekeningen niet mogen goedkeuren en zij had moeten waarschuwen tegen de risico’s waaraan Brightwell in 2009 en 2010 was blootgesteld als gevolg van de Olsen lening, aldus nog steeds [eiser] .
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling
in conventie
trading fundzoals Beaumont geen normale vorm van investering. Bovendien paste de Olsen lening niet binnen de investeringsstrategie van Beaumont;
Brightwell Portfolio Fund Class C. Dit is geen zelfstandige vennootschap;
Basis for disclaimer of opinion(zie het hiervoor in 2.12 opgenomen citaat uit de betreffende toelichting) toegelicht op grond waarvan zij tot deze oordeelonthouding is gekomen. In deze disclaimer is toegelicht dat geen informatie kon worden verkregen over een lening/investering die een aanzienlijk percentage van het netto vermogen van de betreffende vennootschap vertegenwoordigde, zodat geen oordeel kon worden gegeven over de waardering daarvan in de jaarrekeningen. In het accountantsrapport bij de jaarrekening 2008 van Beaumont is daarbij ook nog de swap-overeenkomst vermeld. De oordeelonthouding, in combinatie met de toelichting daarop, is naar het oordeel van de rechtbank zodanig duidelijk voor degenen met wier belangen KPMG rekening moest houden, dat KPMG hiermee kon volstaan. Dat hiernaast nog een afzonderlijke waarschuwingsplicht op basis van een verdergaande civielrechtelijke norm zou bestaan - zoals [eiser] heeft betoogd - wordt gelet op het voorgaande verworpen. De slotsom is dat KPMG niet tekort is geschoten in haar (mogelijke) zorgplicht jegens [eiser] , zodat de vordering van [eiser] aangaande de jaarrekeningen 2007 en 2008 eveneens zal worden afgewezen.
Credit Risk, terwijl er wel melding wordt gemaakt van de cessie aan BCM van 10 november 2009. Ook worden de bedragen die daadwerkelijk in 2009 en 2010 aan Olsen zijn uitgeleend niet vermeld onder het kopje
Loan.Hierdoor maken de jaarstukken 2009 en 2010 geen gewag van de geldstromen van en naar Olsen en melden zij niet dat de Olsen lening een kredietrisico opleverde waarvoor geen zekerheid was overeengekomen, aldus steeds [eiser] . Ter zitting heeft [eiser] nog gesteld dat KPMG bekend was met de verpanding.
loanop te nemen. Verder heeft KPMG aangevoerd dat de Olsen lening op 25 februari 2011 is afgelost aan BCM. De jaarrekeningen 2009 en 2010 van Brightwell zijn pas daarna gecontroleerd. KPMG was niet bekend met de lening van Olsen bij Banque Invik en niet met de verpanding en had dan ook, gelet op de aflossing, geen reden om de Olsen lening te noemen onder het kopje
Credit Risk. Los daarvan is in de toelichtingen op de jaarrekeningen 2009 en 2010 een nadere toelichting gegeven op de cessie van de Olsen lening aan BCM en in de jaarrekening 2010 wordt ook nog vermeld dat de Olsen lening op 25 februari 2011 inclusief rente is afgelost. Er was dan volgens KPMG ook geen reden om op de door [eiser] gestelde gronden de goedkeuring aan de jaarrekeningen 2009 en 2010 van Brightwell te onthouden dan wel om een waarschuwing te geven. KPMG heeft daarbij nog erop gewezen dat ook de Accountantskamer de desbetreffende klacht van [eiser] heeft afgewezen.
6.422,00(2,0 punten × tarief € 3.211,00)