ECLI:NL:RBAMS:2016:250

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 januari 2016
Publicatiedatum
25 januari 2016
Zaaknummer
HA RK 362.2015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 januari 2016 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich als gedaagde in een civiele procedure bevond. Het wrakingsverzoek was ingediend op 2 december 2015 en betrof de kantonrechter mr. E.R.S.M. Marres. De verzoeker had verschillende gronden aangevoerd voor de wraking, waaronder beschuldigingen van partijdigheid en onterecht oordeel over zijn processtukken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter geen betrokkenheid had bij de feiten die de verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag legde. De rechtbank oordeelde dat de rechter pas kennis had genomen van het dossier na de indiening van het wrakingsverzoek en dat de afwijzing van de concept-kortgedingdagvaarding niet bekend was bij de rechter. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden waren voor de vrees van de verzoeker dat de rechter partijdig zou zijn, en dat het wrakingsverzoek lichtvaardig was ingediend zonder kenbare grondslag. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd bepaald dat een volgend verzoek van de verzoeker in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen. De procedure werd hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beschikking op het op 2 december 2015 schriftelijk gedane en onder rekestnummer
C/15/598341/HA RK 362.2015 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. E.R.S.M. Marres, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
- het schriftelijke wrakingsverzoek d.d. 2 december 2015;
- de schriftelijke aanvulling van het wrakingsverzoek d.d. 3 december 2015;
- een fax van verzoeker d.d. 14 december 2015;
- een fax van verzoeker d.d. 18 december 2015.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 december 2015. Verzoeker en de rechter zijn verschenen. De rechter heeft op het verzoek gereageerd en verzoeker heeft zijn verzoek nader toegelicht. De behandeling is vervolgens gesloten. Van de behandeling is
geenproces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 8 januari 2016.

2.De feiten

Verzoeker is gedaagde in een bij de rechtbank aanhangige en onder zaaknummer [ ] geregistreerde zaak.

3.Het verzoek en de gronden daarvan

Verzoeker heeft aangevoerd dat:
- de rechter zich op onaanvaardbare wijze heeft gemengd in zijn processuele mogelijkheden door te oordelen dat de door verzoeker ingediende concept-kortgedingdagvaarding niet voldeed aan de eisen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
- zijn woning viermaal onder water is gelopen en dat dit te wijten is aan de kantonrechter mr. Ulrici, maar dat gerechtsdeurwaarder [ ], die door de rechter wordt gesteund, verzoeker daarvoor aansprakelijk wil stellen;
- de rechter geweigerd heeft om gerechtsdeurwaarder [ ] de opdracht te geven om de ingediende repliek, die zoals alle geschriften van [ ] benedenmaats is, te herschrijven;
- de rechter niet op zijn verzoek tot uitstel op medische gronden heeft gereageerd.

4.De reactie van de rechter

De rechter heeft, samengevat, aangevoerd dat hij tot nu toe niet feitelijk bij de behandeling van het onderhavige dossier was betrokken. De rechter stelt dat hij pas kennis van het dossier heeft genomen nadat het wrakingsverzoek door verzoeker was ingediend. Wat betreft de afwijzing van de concept-kortgedingdagvaarding stelt de rechter dat hij hier onbekend mee is. De rechter heeft erkend dat nog op het verzoek tot uitstel van klager gereageerd moet worden, maar stelt dat de beslissing op dat verzoek is aangehouden vanwege het ingediende wrakingsverzoek.

5.De beoordeling van het verzoek

5.1
Op grond van het bepaalde in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dient in een wrakingprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2
Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
5.3
Vast is komen te staan dat de rechter geen betrokkenheid heeft gehad bij de gebeurtenissen die verzoeker aan de eerste drie door hem gemaakte verwijten ten grondslag legt. Dat de rechter nog niet op het verzoek tot uitstel (het vierde verwijt) heeft gereageerd komt omdat het onderhavige wrakingsverzoek is ingediend en levert dus ook geen grond voor wraking op. Het wrakingsverzoek bevat dan ook geen gronden waaruit vooringenomenheid van de rechter, of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, valt af te leiden.
5.4
Omdat door verzoeker het middel van wraking lichtvaardig, zonder kenbare grondslag is ingezet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van recht. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek van klager tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
5.5
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
- bepaalt dat de procedure wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, mrs. S.P. Pompe en A.P. Schoonbrood-Wessels, leden, in tegenwoordigheid van de griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 januari 2016.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv, geen voorziening open.