ECLI:NL:RBAMS:2016:248

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 januari 2016
Publicatiedatum
25 januari 2016
Zaaknummer
HA RK 358.2015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in ondercuratelestelling procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 januari 2016 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoekster die in een psychiatrische instelling verblijft. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. M.E.B. Terwee, de kantonrechter die de behandeling van een verzoek om ondercuratelestelling leidde. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 november 2015 heeft verzoekster haar bezwaren tegen de rechter naar voren gebracht, stellende dat de rechter niet onpartijdig was en vooringenomen. De rechter had verzoekster de gelegenheid gegeven om zich te verweren tegen het verzoek om ondercuratelestelling en had haar zelfs aangemoedigd om financiële bescheiden in te dienen ter ondersteuning van haar standpunt dat haar financiën op orde waren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter. De rechter had verzoekster in de gelegenheid gesteld om haar standpunt te verduidelijken en had kritische vragen gesteld aan de behandelaars van de psychiatrische instelling. De rechtbank concludeerde dat de vrees voor partijdigheid van verzoekster niet objectief gerechtvaardigd was. Het wrakingsverzoek werd dan ook afgewezen, en de procedure werd hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beschikking op het op 24 november 2015 mondelinge gedane en onder rekestnummer C/15/598012/HA RK 358.2015 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster] ,
thans verblijvende in een psychiatrische instelling te [ ],
verzoekster,
gemachtigde: mr. M. de Klerk,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M.E.B. Terwee, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
- Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling d.d. 24 november 2015;
- De schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek d.d. 15 december 2015.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 december 2015. Verzoekster en haar gemachtigde zijn verschenen. Verzoekster heeft haar verzoek nader toegelicht. De behandeling is vervolgens gesloten. Van de behandeling is
geenproces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 8 januari 2016.

2.De feiten

2.1
Bij de rechtbank, sector kanton, locatie Amsterdam, is in behandeling een verzoek om verzoekster onder curatele te stellen met zaaknummer [ ].
2.2
Op 24 november 2015 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek om ondercuratelestelling plaatsgevonden.

3.Het verzoek en de gronden daarvan

3.1
Blijkens het van de mondelinge behandeling opgemaakte proces-verbaal heeft verzoekster aan haar verzoek tot wraking het volgende ten grondslag gelegd:
‘Ik vind de rechter niet onpartijdig en vooringenomen. Ik wraak u bij deze. U zegt dat u een keuze moet maken tussen het standpunt van twee partijen. U kiest dan automatisch voor de instelling. Hierdoor acht ik de rechter niet onpartijdig en vooringenomen.’
4. De reactie van de rechter
De rechter heeft, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd:
Op 24 november 2015 heeft de rechter, naar aanleiding van het verzoek om ondercuratelestelling, verzoekster op de locatie van de psychiatrische instelling bezocht. Aanleiding voor het verzoek was volgens de behandelaars van de psychiatrische instelling (hierna de behandelaars) een [ ], een weigering van de voorgestelde behandeling, problemen op financieel gebied en waarschijnlijk op het gebied van huisvesting. Verzoekster zou op 9 september 2015 hebben aangegeven wel open te staan voor bewind, maar stemde beslist niet in met curatele.
De rechter herkent zich niet in het verwijt dat zij zich vooringenomen/partijdig zou hebben opgesteld, omdat zij verzoekster in de gelegenheid heeft gesteld om zich tegen het verzoek om ondercuratelestelling te verweren. Ook heeft zij de nodige kritische vragen aan de behandelaars gesteld en heeft zij de mogelijkheid besproken om een minder vergaande maatregel op te leggen.
Verzoekster heeft de rechter uiteindelijk gewraakt na sluiting van de behandeling en naar aanleiding van haar rechterlijk oordeel dat zij een maatregel aangewezen achtte, maar dat zij zich nog wenste te beraden of dit curatele of de minder zware maatregel van bewind en/of mentorschap diende te zijn. Dat rechtvaardigt naar het oordeel van de rechter geen wraking.

5.De beoordeling van het verzoek

5.1
Op grond van het bepaalde in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dient in een wrakingprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2
Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
5.3
De partij die om een wraking verzoekt moet alle feiten en omstandigheden, die naar haar mening het wrakingsverzoek rechtvaardigen, tegelijk voordragen. De rechtbank gaat daarom uit van de feiten en omstandigheden zoals die in het proces-verbaal van 24 november 2015 zijn opgenomen.
5.4
Verzoekster heeft ter zitting erkend dat zij door de rechter in de gelegenheid is gesteld om zich tegen het verzoek om ondercuratelestelling te verweren. Desgevraagd heeft zij verklaard dat de mondelinge behandeling ongeveer vijftig minuten heeft geduurd. Verzoekster heeft bij de rechter onder meer betoogd – zo heeft zij ter zitting verder gesteld – dat haar financiën op orde waren en dat zij dat kon aantonen. De rechter heeft daarop gereageerd, aldus verzoekster, door verzoekster in de gelegenheid te stellen haar financiële bescheiden nog in te dienen. Vast is komen te staan dat de rechter, nadat de mondelinge behandeling was gesloten, aan verzoekster heeft medegedeeld dat zij een maatregel aangewezen achtte, maar dat zij zich nog wenste te beraden of dit curatele of bewind en/of mentorschap zou moeten zijn. Uit deze uitlating kan echter in het licht van het vorenstaande geen vooringenomenheid van de rechter of een zwaarwegende aanwijzing voor een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor worden afgeleid.
5.5
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de procedure wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, mrs. S.P. Pompe en A.P. Schoonbrood-Wessels, leden, in tegenwoordigheid van de griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 januari 2016.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv, geen voorziening open.