ECLI:NL:RBAMS:2016:2330

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2016
Publicatiedatum
21 april 2016
Zaaknummer
13/845092-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met kinderopvangtoeslag door Kinderopvang De Parel, valsheid in geschrift en witwassen

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 21 april 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [verdachte], die als feitelijk leidinggevende van Kinderopvang De Parel V.O.F. wordt beschuldigd van het plegen van fraude met kinderopvangtoeslag (KOT), valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. De verdachte bood 'gratis' kinderopvang aan, waarbij ouders geen eigen bijdrage hoefden te betalen. Dit leidde tot het aanvragen van KOT door de ouders, die hierdoor werden opgelicht. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat geen eigen bijdrage werd berekend niet voldoende was voor oplichting, maar dat de bijkomende omstandigheid dat ouders meer uren werden verkocht dan zij nodig hadden, wel oplichting opleverde. De verdachte heeft valse facturen verstrekt aan de Belastingdienst en heeft gebruik gemaakt van een onvolledige administratie, wat leidde tot valsheid in geschrift. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en oordeelde dat de winst van de vennootschap uit misdrijf afkomstig was, wat resulteerde in de beschuldiging van witwassen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845092-14 (promis)
Datum uitspraak: 21 april 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [GBA-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 april 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. C. Goedegebuure en mr. M. Boerlage, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.M.H. van Vliet, advocaat te Den Haag, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij] en de toelichting die de benadeelde partij ter terechtzitting heeft gegeven.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt, samengevat en zakelijk weergegeven, verweten dat hij zich in verschillende plaatsen in Nederland
  • in de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 mei 2014 heeft schuldig gemaakt aan het opdracht geven dan wel feitelijk leidinggeven aan (het medeplegen van) het valselijk opmaken van de administratie van Kinderopvang de Parel V.O.F. (hierna: De Parel), met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken (feit 1);
  • in de periode van 31 januari 2014 tot en met 24 juni 2014 heeft schuldig gemaakt aan het opdracht geven dan wel feitelijk leidinggeven aan (het medeplegen van) het opzettelijk ter beschikking stellen van valse facturen aan de Belastingdienst, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven (feit 2 primair), dan wel (het medeplegen van) het gebruik maken van die facturen als ware deze echt en onvervalst (feit 2 subsidiair);
  • in de periode van 28 augustus 2007 tot en met 1 mei 2014 heeft schuldig gemaakt aan het opdracht geven dan wel feitelijk leidinggeven aan (het medeplegen van) (gewoonte)witwassen van een geldbedrag van ongeveer € 4.225.673,- (feit 3 het eerste alternatief cumulatief) en/of (het medeplegen van) (gewoonte)witwassen van dat geldbedrag (feit 3 het tweede alternatief cumulatief).
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, met uitzondering van het onder 1 ten laste gelegde eerste gedachtestreepje. In dit onderdeel van de tenlastelegging wordt De Parel verweten dat valsheid in geschrift is gepleegd door niet een volledige en complete administratie te voeren, waaruit de rechten en de plichten van de onderneming en/of derden kunnen worden gekend. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de omvang van het dossier, onvoldoende duidelijk op welke specifieke omissie en welke feitelijke handelingen dit verwijt betrekking heeft. De dagvaarding wordt ten aanzien van dit onderdeel dan ook nietig verklaard.
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
In november 2014 heeft de FIOD naar aanleiding van signalen van fraude met kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) onderzoek ingesteld naar De Parel en haar bestuurders, verdachten [verdachte] (hierna: [verdachte] ) en [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ).
De Parel verzorgde vanaf de oprichting op 28 augustus 2007 buitenschoolse opvang voor kinderen van 4 tot 13 jaar. [1] , [2] De buitenschoolse opvang vond in eerste instantie plaats op één locatie in Capelle aan den IJssel. Later werd in deze gemeente een tweede locatie opengesteld en werden daarnaast locaties in Gouda en Zoetermeer geopend. [3] De Parel werd vanaf de oprichting direct gedreven door het echtpaar [verdachte] en [medeverdachte] . In 2009 vonden binnen de onderneming echter structuurwijzingen plaats, waarna De Parel indirect door hen werd gedreven, namelijk door [verdachte] via zijn vennootschappen [vennootschap 3] B.V. en [naam] B.V. en door [medeverdachte] via haar vennootschappen [vennootschap 1] B.V. en [vennootschap 2] B.V. [4] De locaties van De Parel zijn allen aan het einde van 2013 gesloten. Op 1 mei 2014 werd de vennootschap onder firma ontbonden. [5]
De signalen van fraude met KOT die in 2013 bij de Belastingdienst binnenkwamen, bestonden allereerst uit meldingen van medewerkers van de gemeente Capelle aan den IJssel. Deze meldingen hielden in dat De Parel kinderopvang aanbood aan vraagouders, zonder bij die ouders daarvoor een eigen bijdrage in rekening te brengen. In een brochure van De Parel valt te lezen dat ouders met een gezamenlijk inkomen tot € 51.564,- geen eigen bijdrage hoefden te betalen. [6] Bij het concept hoorde wel de voorwaarde dat vraagouders De Parel machtigden om de tegemoetkoming voor kinderopvang van de Belastingdienst of de Gemeente direct te innen en op de bankrekening van De Parel te laten uitbetalen. [7] In de meerderheid van de gevallen is de KOT rechtstreeks aan De Parel uitbetaald. In die gevallen betaalden de vraagouders geen eigen bijdrage aan de kinderopvanginstelling. In de gevallen waarin de KOT is uitbetaald aan de vraagouders, stortten de vraagouders alleen de ontvangen KOT door naar de bankrekening van De Parel. Ook in deze gevallen betaalden de vraagouders dus geen eigen bijdrage. [8] Van deze ‘gratis kinderopvang’ bij De Parel werd op grote schaal gebruik gemaakt.
In 2013 kreeg de Belastingdienst de beschikking over een brief van 28 maart 2013 van de gemeente Capelle aan den IJssel aan minister L.F. Asscher, van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarin de gemeente aan de minister verzocht om de gemeente te informeren over de mogelijkheid om landelijk of lokaal (aanvullende) maatregelen te treffen om vermoedelijke fraude met KOT in Capelle aan den IJssel te bestrijden. In mei 2013 deed een medewerkster van De Parel voorts een klikmelding bij de Belastingdienst over fraude met KOT bij de kinderopvanginstelling.
Op basis van al deze signalen heeft de Belastingdienst een nader onderzoek ingesteld naar De Parel. Kort daarna deed mr. J.C. Spigt namens negentien vraagouders bij de FIOD aangifte van vermoedelijke fraude met KOT door De Parel. Vervolgens is de Belastingdienst Rotterdam eind januari 2014 een boekenonderzoek naar de administratie van De Parel gestart. [9]
Uit de bevindingen van het boekenonderzoek [10] is bij de FIOD het vermoeden ontstaan dat De Parel geen volledige administratie heeft gevoerd en dat de bestaande, onderzochte administratie van De Parel al dan niet gedeeltelijk valselijk is opgemaakt. Bovendien is het vermoeden ontstaan dat valse facturen in het kader van het boekenonderzoek namens De Parel aan de Belastingdienst ter beschikking zijn gesteld. Bij de FIOD is ook het vermoeden ontstaan dat de door De Parel ontvangen KOT, die uit misdrijf afkomstig was, is witgewassen. In dit verband is van belang dat de Belastingdienst en FIOD menen dat het recht op KOT pas ontstaat wanneer vraagouders zelf de kosten van kinderopvang dragen en dat daarvoor is vereist dat de vraagouders een eigen bijdrage aan de kinderopvanginstelling betalen. De Belastingdienst en de FIOD menen dat gedurende de jaren 2007-2013 ten onrechte KOT aan De Parel is uitbetaald. Bij de vraagouders worden de verleende kinderopvangtoeslagen om die reden in zijn geheel teruggevorderd.
Aan [verdachte] en [medeverdachte] is ten laste gelegd dat zij opdracht en/of feitelijk leiding hebben gegeven aan valsheid in geschrift en het (gewoonte)witwassen van de omzet van De Parel over de jaren 2007-2013. Aan [verdachte] is voorts ten laste gelegd dat hij opdracht en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan het opzettelijk ter beschikking stellen van valse facturen aan de Belastingdienst, dan wel het gebruik maken van die valse facturen.
De vraag die thans voorligt, is of de in het dossier en op de terechtzitting aangedragen feiten en omstandigheden voldoende redengevend zijn voor het bewijs van de ten laste gelegde betrokkenheid van [verdachte] bij deze strafbare feiten.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, onder 2 primair en onder 3 eerste alternatief cumulatief ten laste gelegde feiten. Zij heeft hiertoe het volgende betoogd.
Gedurende het onderzoek door de Belastingdienst en de FIOD zijn onjuistheden en onvolledigheden in verschillende geschriften van de administratie van De Parel vastgesteld, waardoor de inhoud niet overeenstemt met wat werkelijk heeft plaatsgevonden. Uit de inrichting van een administratie van een onderneming moeten te allen tijde de eigen rechten en plichten en de rechten en plichten ten opzichte van derden kunnen worden gekend. Ook moeten de eigen rechten en plichten met die administratie kunnen worden onderbouwd. De verwerking in de administratie moet de weerslag zijn van zogenoemde primaire geschriften, zoals facturen, rekeningen en overeenkomsten en in de kinderopvangbranche in het bijzonder ook plaatsingsovereenkomsten en presentielijsten. Op basis van de inhoud van het dossier kan worden vastgesteld dat in de administratie van De Parel essentiële geschriften ontbraken en bovendien valse facturen zijn opgenomen, waardoor de administratie onvolledig was en daarmee ook vals, omdat de administratie geen getrouw beeld meer kon geven van hetgeen binnen de kinderopvanginstelling heeft plaatsgevonden. De administratie is dan ook opzettelijk valselijk door De Parel opgemaakt. [verdachte] en [medeverdachte] waren beiden leidinggevend en daarmee samen verantwoordelijk voor het reilen en zeilen binnen De Parel. Uit het dossier volgt dat zij naast die formele verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering van De Parel, ook beiden een bepalende rol bij de uitvoering van de bedrijfsvoering hebben gehad. Om die reden kan worden bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte] zodanig bij de strafbare gedragingen van De Parel betrokken zijn geweest, dat zij feitelijk leiding hebben gegeven aan de onder 1 ten laste gelegde valsheid in geschrift.
Op grond van de inhoud van het dossier kan ook het onder 2 primair ten laste gelegde feit worden bewezen, namelijk dat [verdachte] als feitelijk leidinggevende valse facturen van De Parel voor de jaren 2011 en 2012 ter raadpleging aan de Belastingdienst ter beschikking heeft gesteld. De door [verdachte] verstrekte facturen lieten een financieel kostenplaatje zien dat in strijd was met de waarheid. [verdachte] heeft willen voorwenden aan de Belastingdienst dat De Parel wel aan vraagouders had gefactureerd. Het handelen van [verdachte] kon, vanwege onduidelijkheid over de opbrengsten, kosten en winsten over de jaren 2011 en 2012, teweeg brengen dat in rekenkundige zin onvoldoende belasting is geheven.
Met betrekking tot de beschuldiging dat [verdachte] en [medeverdachte] jarenlang de omzet van De Parel hebben witgewassen en daarvan een gewoonte hebben gemaakt, volgt uit het dossier dat [verdachte] en [medeverdachte] vanaf de start van De Parel in 2007 opzettelijk vraagouders ten onrechte kinderopvangtoeslag hebben laten aanvragen, wetende dat er voor de vraagouders geen recht op KOT bestond bij kosteloze kinderopvang. Het recht van vraagouders op KOT ontstaat namelijk pas als vraagouders kosten voor kinderopvang hebben gemaakt en een eigen bijdrage hebben betaald. Daarvan was in het geval van De Parel geen sprake. Een kinderopvanginstelling kan gratis kinderopvang aanbieden, maar mag in dat geval, overeenkomstig de wetgeving en de systematiek van het toekennen van toeslagen, vraagouders niet vragen om KOT. [verdachte] en [medeverdachte] wisten dat wat zij aanboden, in strijd was met het recht. De KOT die De Parel op haar bankrekening heeft ontvangen en die de enige omzet van de kinderopvanginstelling was, is daarmee afkomstig uit misdrijf, namelijk uit oplichting van de Belastingdienst en valsheid in geschrift. Met de ontvangen KOT zijn de door De Parel gemaakte kosten betaald. De winst van De Parel is door [verdachte] en [medeverdachte] uit de onderneming gehaald en overgemaakt naar hun bankrekeningen en de bankrekeningen van hun vennootschappen. Deze geldbedragen zijn vervolgens besteed, onder andere voor het aflossen van hypotheken, eigen levensonderhoud en het levensonderhoud van familieleden van [verdachte] en [medeverdachte] . Van deze witwashandelingen is door De Parel een gewoonte gemaakt. [verdachte] en [medeverdachte] hebben hieraan feitelijk leiding gegeven. Dat blijkt onder meer uit de omstandigheden dat zij beiden zeggenschap hadden over De Parel, feitelijk over het vermogen van de onderneming konden beschikken, de winsten ten eigen bate konden aanwenden en een actieve betrokkenheid hadden bij de concrete strafbare gedragingen, dan wel een passieve betrokkenheid hierbij, maar verwijtbaar hebben nagelaten hier iets aan te doen. Dit betekent dat het onder 3 eerste alternatief cumulatief ten laste gelegde feit is bewezen. Als de rechtbank zou oordelen dat de witwashandelingen niet aan De Parel kunnen worden toegerekend, dan kan op grond van de inhoud van het dossier het onder 3 tweede alternatief cumulatief ten laste gelegde worden bewezen, namelijk dat [verdachte] en [medeverdachte] zich als medeplegers aan gewoontewitwassen hebben schuldig gemaakt.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te komen. Om die reden moet [verdachte] integraal van de ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
Op grond van de inhoud van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de administratie van De Parel, zoals onder 1 ten laste is gelegd, valselijk is opgemaakt. De raadsvrouw heeft bepleit dat ten aanzien van negen van de tien in de tenlastelegging genoemde onderdelen van de administratie geen sprake is van valsheid. De plaatsingsovereenkomsten en jaaropgaven zijn, behoudens een incidentele onregelmatigheid overeenkomstig de afspraken over opvanguren en kinderopvangkosten tussen de vraagouders en De Parel opgemaakt, zodat van valse geschriften en daarmee een geheel valse administratie geen sprake is. Het niet of onvolledig factureren en het ontbreken van presentielijsten kan eveneens geen valsheid van de administratie opleveren. De verplichting tot factureren en het bijhouden van presentielijsten bestaat namelijk niet. Wanneer ten aanzien van bepaalde onderdelen (nog) niet of onvolledig is gefactureerd en presentielijsten onjuistheden bevatten, kan dat niet leiden tot de conclusie dat de administratie in zijn algemeenheid vals is. Voorts hebben [verdachte] en [medeverdachte] met de administratie van De Parel nooit de schijn willen wekken dat naast de uitbetalingen van de KOT ook andere betalingen aan De Parel plaatsvonden. De Parel heeft nooit een eigen bijdrage bij vraagouders geïnd en daarom niet gefactureerd. Andere betalingen waren er niet en konden om die reden ook niet worden verwerkt in de administratie. [verdachte] heeft in 2013 weliswaar alsnog facturen voor de jaren 2011 en 2012 opgemaakt, maar hij deed dat niet met het oogmerk op misleiding.
Eén onder 1 ten laste gelegd onderdeel kan wel worden bewezen. [verdachte] heeft in 2013 twee valse kwitanties opgemaakt. Hij heeft dat echter als natuurlijk persoon gedaan en niet als bestuurder en feitelijk leidinggever van De Parel. Dit betekent dat deze strafbare gedraging niet aan De Parel kan worden toegerekend en dus vrijspraak moet volgen. Vrijspraak van dit feit moet ook volgen, omdat het opnemen van twee valse kwitanties in de administratie van De Parel geen bewijs kan opleveren voor valsheid van die gehele administratie, zijnde een samenstel van geschriften. Het aantal van twee geschriften is hiervoor onvoldoende. Als de rechtbank aan deze verweren voorbij gaat, dan kan alleen [verdachte] als feitelijk leidinggever van de valsheid in geschrift worden aangemerkt. Met betrekking tot [medeverdachte] kan niet worden bewezen dat zij wetenschap had van het strafbare handelen en bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat strafbare gedragingen zich zouden voordoen, en dat zij, terwijl zij bevoegd en gehouden was in te grijpen, maatregelen ter voorkoming van strafbare gedragingen achterwege heeft gelaten. Meer subsidiair moet ten aanzien van dit feit vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging volgen, omdat het enkele opnemen van de kwitanties in de administratie van De Parel onvoldoende is voor het bewijs van het oogmerk om die geschriften te gebruiken. Hiervoor is namelijk vereist dat de geschriften als middel tot misleiding tegenover derden worden gebruikt.
De onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten kunnen niet worden bewezen. [verdachte] heeft in 2013 facturen voor de jaren 2011 en 2012 opgemaakt aan de hand van bestaande presentielijsten en plaatsingsovereenkomsten voor die jaren en deze facturen aan de Belastingdienst ter beschikking gesteld. Vaststaat dat de omzet op basis van deze facturen hoger was dan op basis van de daadwerkelijke omzet, namelijk de totaal ontvangen KOT. De door [verdachte] aan de Belastingdienst verstrekte facturen zouden ertoe hebben geleid dat meer belasting moest worden afgedragen en kunnen mitsdien er niet toe hebben gestrekt dat minder belasting is geheven. [verdachte] moet daarom van het onder 2 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Dat geldt ook voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde. [verdachte] heeft de Belastingdienst er van op de hoogte gebracht dat de facturen pas in 2013 waren opgemaakt en die facturen dan ook niet gebruikt als ware deze echt en onvervalst. Ondersteuning voor dit standpunt is de beslissing van de Belastingdienst om de facturen bij het boekenonderzoek buiten beschouwing te laten. Dit moet leiden tot vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging. Overigens kan de valsheid van de facturen ook niet worden bewezen. De omstandigheden dat de facturen niet waren verwerkt in de omzet en grootboekrekeningen en niet aan vraagouders waren verzonden, leiden niet tot valsheid, omdat de verplichting hiertoe niet bestond. Met betrekking tot de antedatering van de facturen ontbreekt voorts het wettig bewijs.
De raadsvrouw heeft bepleit dat ook de onder 3 ten laste gelegde feiten niet kunnen worden bewezen. Uit de uit het dossier gebleken feiten is gebleken dat, toen [verdachte] en [medeverdachte] De Parel oprichtten, zij het oogmerk hadden om de armste gezinnen in de gemeenschap waarin zij woonden, kosteloze kinderopvang te bieden, en niet om geld te verdienen, vraagouders te duperen en op te lichten en te frauderen. [verdachte] heeft meerdere malen aan de Belastingdienst gevraagd of het in rekening brengen van een eigen bijdrage bij vraagouders een vereiste was voor hun recht op KOT. Op geen enkel moment is die vraag bevestigend beantwoord. Dat [verdachte] zo is geïnformeerd en dat het zijn overtuiging was dat [medeverdachte] en hij op deze manier (geoorloofd) zaken konden doen, blijkt ook uit het feit dat over de werkwijze van De Parel openlijk werd gecommuniceerd.
De Belastingdienst heeft de eigen bijdrage nergens in haar informatievoorzieningen als verplichting voor KOT genoemd. In de toeslagenwijzers voor de jaren 2006-2012 wordt slechts opgemerkt dat de ouders zelf de kosten dragen voor kinderopvang. In 2013 is deze tekst aangevuld met de zin: “Een deel van de kosten wordt vergoed door de KOT. Het andere deel moet u daadwerkelijk zelf betalen aan de opvanginstelling.” Zelfs uit deze toevoeging volgt niet dat het betalen van een eigen bijdrage te allen tijde een verplichting is voor het ontstaan van recht op KOT. Gebleken is dat de verplichting tot het betalen van een eigen bijdrage voorafgaand aan een aantal uitspraken van de Raad van State eind 2012 niet duidelijk was of niet bekend. Uit de wetgeving hierover blijkt voorts ook niet met zoveel woorden dat vraagouders een eigen bijdrage moeten betalen aan kinderopvanginstellingen. Goed verdedigbaar is een uitleg dat het bedrag aan KOT werd bepaald aan de hand van het bedrag dat vraagouders hadden betaald aan een kinderopvanginstelling. Gesteld zou kunnen worden dat het begrip ‘kosten’ dan gelijk is aan het bedrag dat aan een kinderopvanginstelling wordt betaald. Van de KOT die aan De Parel is uitbetaald, kan dan ook niet worden vastgesteld dat die van misdrijf afkomstig is, wat tot vrijspraak van het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen moet leiden. Als de rechtbank aan dit verweer voorbij gaat, dan kan niet worden bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte] wisten of moesten vermoeden dat de KOT van misdrijf afkomstig was en moeten [verdachte] en [medeverdachte] om die reden van dit feit worden vrijgesproken.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, in het bijzonder de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen en de redengevende feiten en omstandigheden daarin, en overweegt als volgt.
4.4.1.
Algemene overwegingen over het beoordelingskader
De kern van deze zaak is de vraag of de door De Parel aangeboden ‘gratis kinderopvang’ en de volledige financiering daarvan uit de door de vraagouders (veelal met hulp van De Parel) aangevraagde KOT strafbare feiten opleveren. Enerzijds gaat het daarbij om de verdenking van valsheid in geschrift, anderzijds om de verdenking van witwassen en het in het kader daarvan door de officier van justitie genoemde strafbare feit oplichting, dat niet als afzonderlijk strafbaar feit ten laste is gelegd.
Valsheid in geschrift
Met betrekking tot de verdenking van valsheid in geschrift stelt de rechtbank het volgende voorop.
Terecht heeft de officier van justitie betoogd dat een gezamenlijkheid van geschriften die een administratie uitmaken, vals kan zijn. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als de gehele administratie in strijd is met de waarheid, een zogenoemde ‘fake’ administratie. Ook is het juist dat het nalaten bepaalde informatie te vermelden die had moeten worden vermeld, een geschrift vals kan maken. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank evenwel van oordeel dat uit de combinatie van die twee stellingen niet kan worden afgeleid dat een administratie altijd als geheel als valselijk opgemaakt moet gelden als daarin iets ontbreekt dat aanwezig had moeten zijn of als daarin onjuistheden voorkomen. De onjuistheid van administratieve bescheiden of het ontbreken daarvan kan slechts tot het oordeel leiden dat de administratie (geheel of gedeeltelijk) vals is als uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het niet gaat om een verklaarbare fout of omissie, maar De Parel de opzet had de administratie te laten afwijken van een juiste administratie. Daarbij zal dus moeten worden beoordeeld of de onjuistheid of omissie zo ernstig is dat de administratie op wezenlijke punten geen goed beeld geeft van de rechten en verplichtingen van de kinderopvanginstelling en dus niet voldoet aan de eisen van artikel 2:10 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat de rechtbank ten aanzien van de in de tenlastelegging onder 1 gestelde valsheid in geschrift telkens per onderdeel van de administratie zal moeten nagaan of sprake is van valsheid in geschrift.
Witwassen – oplichting – eigen bijdrage
Wat betreft de in het kader van de witwasverdenking genoemde oplichting geldt het volgende.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vraagouders geen recht hadden op KOT, omdat De Parel geen eigen bijdrage bij hen in rekening bracht. [verdachte] en [medeverdachte] hebben gesteld dat zij, toen zij De Parel hebben opgericht, bij de Belastingdienst hebben nagevraagd of het innen van een eigen bijdrage een vereiste was voor het toekennen van KOT aan vraagouders. Zij stellen dat hen toen is gezegd dat dit niet het geval was. Ook één van de vraagouders heeft datzelfde verklaard. Dit kan in de systemen van de Belastingdienst niet worden teruggevonden en is niet op schrift gesteld. Dat betekent echter niet dat wat [verdachte] en [medeverdachte] hierover zeggen onwaar is.
Uit de tekst van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: WKO) [11] kan niet rechtstreeks worden afgeleid dat het innen van een eigen bijdrage een vereiste is voor het toekennen van KOT. Uit bijvoorbeeld de artikelen 1, onder n, en 5, eerste lid, van de WKO blijkt slechts dat KOT een tegemoetkoming van het Rijk betreft in de door een vraagouder of zijn partner te betalen kosten voor kinderopvang. In artikel 8 van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen is voorts bepaald dat de KOT wordt uitgedrukt in een percentage van de kosten van kinderopvang. Ook in het op verzoek van de rechtbank opgemaakte nadere ambtsedige verklaring van 8 maart 2016 van controlemedewerker [controlemedewerker] is de verplichting een eigen bijdrage te betalen niet afgeleid uit de wettekst, maar uit het systeem van de wet. Ook wordt daarin gewezen op jurisprudentie.
In een uitspraak van 9 maart 2016 heeft de Raad van State met verwijzing naar eerdere uitspraken onder meer het volgende overwogen:
De Afdeling heeft eerder overwogen (..) dat uit artikel 5, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1, eerste lid, aanhef en onder n, van de Wko, volgt dat onder kinderopvangtoeslag wordt verstaan een tegemoetkoming van het Rijk in de kosten van kinderopvang. De Afdeling ziet in het door appellante aangevoerde geen aanleiding deze vaste jurisprudentie te verlaten. Uit artikel 5, gelezen in samenhang met artikel 1, eerste lid, aanhef en onder n, van de Wko blijkt genoegzaam dat een aanvrager van kinderopvangtoeslag een gedeelte van de kosten zelf dient te dragen, wil hij recht op kinderopvangtoeslag hebben. Dat dit niet met die bewoordingen is bepaald, maakt dat niet anders. Verder volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wko dat de wetgever heeft gekozen voor financiering door al de betrokkenen van de kinderopvang, waarbij dat deel van de kosten dat resteert nadat de overheid en de werkgever hun aandeel hebben geleverd, voor rekening van de ouders komt (Kamerstukken II 2001/02, 28 447, nr. 3, blz. 20-21). [12]
Thans staat dus vast dat een eigen bijdrage voorwaarde is voor toekenning van KOT. Evenwel kan uit eerdere lagere rechtspraak worden afgeleid dat dit bijvoorbeeld in 2012 nog niet zo duidelijk was, zie het door de raadvrouw genoemde vonnis van de rechtbank Almelo [13] , waarin anders werd beslist.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het
enkelniet in rekening brengen van een eigen bijdrage in de jaren waarin onduidelijk was dat alleen recht op KOT bestond als een eigen bijdrage in rekening werd gebracht, geen oplichting van de Belastingdienst oplevert. Dat wordt echter anders als [verdachte] en [medeverdachte] daarnaast ook hebben aangestuurd op het door vraagouders afnemen van meer opvanguren dan die ouders nodig hadden. Terecht heeft de officier van justitie immers aangevoerd dat door het niet in rekening brengen van een eigen bijdrage de ‘rem’ van de eigen bijdrage niet functioneerde, omdat het de vraagouders vanwege het ontbreken van een eigen bijdrage niet uitmaakte hoeveel opvanguren zij afnamen en voor hoeveel opvanguren zij KOT moesten aanvragen. Het niet in rekening brengen van een eigen bijdrage gaat dan ook in tegen het systeem van de wet, dat er immers vanuit gaat dat vraagouders door de te betalen eigen bijdrage per uur een eigen belang hebben bij het inkopen van niet meer opvanguren dan zij nodig hebben en het aanvragen van KOT voor alleen die uren. In wezen werd door het niet innen van een eigen bijdrage het marktmechanisme uitgeschakeld. Immers, ook het uurtarief deed hierdoor niet meer ter zake.
De rechtbank neemt het bovenstaande bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten in de volgende paragrafen als uitgangspunt.
4.4.2.
Feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrift (feit 1)
In de periode van 28 augustus 2007 tot en met 1 mei 2014 waren [verdachte] en [medeverdachte] bestuurders van De Parel. [verdachte] wordt verweten dat hij, in de zin van artikel 51, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, tot het valselijk opmaken van de administratie van De Parel feitelijk leiding heeft gegeven.
Voor een bewezenverklaring van feitelijk leidinggeven aan strafbare feiten moet in de eerste plaats komen vast te staan dat een natuurlijke persoon, al dan niet samen met andere natuurlijke personen, deze feiten heeft gepleegd. Als dit het geval is, dan moet in de tweede plaats worden vastgesteld of de rechtspersoon als (mede)pleger van deze feiten kan worden aangemerkt. In dit kader is bepalend of de strafbare gedragingen van de natuurlijke persoon of personen en het opzet op die gedragingen aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend. Ten slotte moet komen vast te staan dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de strafbare feiten van de rechtspersoon. Om tot een bewezenverklaring van feitelijk leidinggeven te komen moet worden vastgesteld dat de verdachte van de strafbare feiten op de hoogte zijn geweest en de mogelijkheid hebben gehad om deze te beëindigen.
De rechtbank zal allereerst stilstaan bij de vraag of per ten laste gelegd onderdeel van de administratie sprake is van valsheid in geschrift.
Plaatsingsovereenkomsten onjuist opmaken (gedachtestreepje 2)
In de administratie van De Parel zijn plaatsingsovereenkomsten aangetroffen die tussen vraagouders en De Parel zijn opgemaakt. Deze overeenkomsten vermelden onder meer de afspraken over het aantal af te nemen opvanguren die vraagouders na inschrijving bij de kinderopvang met De Parel hadden gemaakt. Het gaat hier om een schatting van het aantal opvanguren dat vraagouders dachten nodig te hebben en niet om de naderhand in werkelijkheid afgenomen opvanguren.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het enkele feit dat de in de plaatsingsovereenkomsten vermelde aantallen af te nemen opvanguren niet overeenkwamen met de opvanguren die vraagouders in werkelijkheid hebben afgenomen, niet maakt dat de plaatsingsovereenkomsten valselijk zijn opgemaakt. Dat geldt vooral nu het vraagouders vrijstaat meer opvanguren in te kopen dan De Parel later aan hen heeft geleverd en de in de plaatsingsovereenkomst te vermelden af te nemen opvanguren bovendien een door de vraagouders en de kinderopvanginstelling te maken schatting betreft.
Onjuist en onvolledig presentielijsten bijhouden (gedachtestreepje 3)
Gedurende het onderzoek is vastgesteld dat in de administratie van De Parel een deel van de presentielijsten van de locaties van de kinderopvanginstelling voor de ten laste gelegde periode ontbrak. Ook is gebleken dat de in de administratie aanwezige presentielijsten onvolledig waren en onjuistheden bevatten.
De rechtbank overweegt dat in artikel 11, tweede lid, van de Regeling WKO is bepaald welke gegevens de administratie van een kinderopvanginstelling in ieder geval moet bevatten. De aanwezigheid van presentielijsten in een dergelijke administratie is geen vereiste. De vraagouders die met een kinderopvanginstelling een plaatsingsovereenkomst sluiten, krijgen het recht om hun kinderen te laten opvangen. In hoeverre zij daarvan gebruik maken, is niet van belang voor de rechten en plichten van de kinderopvanginstelling. Hoewel het bijhouden van presentielijsten in de kinderopvangbranche algemeen gebruikelijk lijkt, is de rechtbank van oordeel dat, vanwege het gebrek aan een wettelijke verplichting daartoe, het ontbreken van de presentielijsten en de gebreken in de aanwezige presentielijsten niet leiden tot valsheid van de administratie.
Factureren aan vraagouders zonder incasseren (gedachtestreepje 7)
In de administratie van De Parel zijn facturen aan vraagouders aangetroffen, die grotendeels niet aan hen zijn toegestuurd en die niet zijn geïncasseerd. Vast staat dat een klein deel van de facturen wel naar vraagouders is verzonden. [verdachte] heeft verklaard dat hij enige facturen heeft verzonden. Dat de kosten die in deze facturen stonden vermeld, niet hoefden te worden betaald, was de vraagouders duidelijk vanwege de afspraken met betrekking tot financiering van de kinderopvangkosten, die in de brochure van De Parel stonden vermeld en in de inschrijvingsformulieren en de plaatsingsovereenkomsten waren vastgelegd, inhoudende dat die kosten geheel uit de KOT zouden worden betaald.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat de verzonden facturen niet zouden worden geïncasseerd, niet leidt tot valsheid van deze facturen.
Onjuiste jaaropgaven (gedachtestreepje 8)
Op basis van het dossier is komen vast te staan dat de in de jaaropgaven vermelde aantallen af te nemen opvanguren overeenkomen met de opvanguren die in de plaatsingsovereenkomsten zijn vastgelegd. De vermelde opvanguren komen niet overeen met de opvanguren die vraagouders in werkelijkheid hebben afgenomen. De rechtbank is van oordeel dat nu geen wettelijke bepaling De Parel verplichtte tot het vastleggen van de in werkelijkheid afgenomen opvanguren in de jaaropgaven, niet is bewezen dat de jaaropgaven valselijk zijn opgemaakt.
In de jaaropgave van De Parel over het jaar 2008 is ten aanzien van [persoon 1] een verkeerde ingangsdatum voor kinderopvang vermeld, namelijk 1 januari 2008 in plaats van 21 april 2008. De rechtbank is van oordeel dat geen feiten en omstandigheden zijn gebleken op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat deze jaaropgave opzettelijk en met het oogmerk tot misleiding vals is opgemaakt. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het in dit geval een incident betreft.
Onvolledig factureren aan vraagouders en geantedateerde facturen in de administratie opnemen (gedachtestreepjes 4 en 6)
In de kinderopvangbranche is het algemeen gebruik dat facturen worden verstuurd. In ieder geval moesten in de administratie van De Parel de rechten en verplichtingen zoals blijkend uit de met vraagouders gesloten plaatsingsovereenkomsten tot uiting komen. De meest gangbare werkwijze is om dat te doen door het opmaken, verzenden en verwerken van facturen in de financiële administratie. Uit onderzoek, waaronder de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting, is gebleken dat De Parel dat niet heeft gedaan. [14]
Volgens [verdachte] was het verzenden van facturen aan vraagouders niet nodig, omdat de vraagouders geen eigen bijdrage aan De Parel hoefden te betalen en de kinderopvangkosten geheel uit de KOT werden betaald, die in het merendeel van de gevallen door de Belastingdienst of de gemeente rechtstreeks aan De Parel werd uitbetaald. De rechtbank is van oordeel dat ook als er vanuit wordt gegaan dat aanvankelijk niet voor iedereen, inclusief [verdachte] en [medeverdachte] , duidelijk was dat het innen van een eigen bijdrage verplicht was, De Parel wel aan alle vraagouders facturen had moeten sturen, waaruit de overeengekomen kosten voor kinderopvang en de (kwijtgescholden) eigen bijdrage bleken. Door het ontbreken van die facturen is uit de administratie van De Parel niet af te leiden welke omzet De Parel op grond van de plaatsingsovereenkomsten zou hebben gehad en welk deel van de facturen niet werd geïnd.
In de administratie van De Parel zijn enige facturen aangetroffen die wel naar vraagouders zijn verzonden. Deze facturen hebben betrekking op in rekening gebrachte opvanguren en de kosten daarvoor voor wat betreft de jaren 2011 en 2012. [15] Gedurende het onderzoek zijn in de administratie ook facturen over de jaren 2011 en 2012 ten aanzien van alle vraagouders aangetroffen, die [verdachte] in 2013 heeft opgemaakt. [16] Bij vergelijkend onderzoek naar deze facturen zijn verschillen geconstateerd tussen enige originele facturen en de naderhand opgemaakte facturen. [17]
Vaststaat dat de administratie van De Parel door de zelfsturende teams op de verschillende locaties werd geregeld en dat de originele facturen over de jaren 2011 en 2012 en de door [verdachte] naderhand opgemaakte facturen weliswaar in deze algemene administratie waren opgenomen, maar dat geen enkele factuur is verwerkt in de financiële administratie. De rechtbank is in het licht van deze feiten en omstandigheden van oordeel dat zonder het volledig maandelijks factureren aan vraagouders en met het opnemen van de valse, geantidateerde facturen in de administratie van De Parel, de administratie geen goed beeld van de rechten en verplichtingen van De Parel heeft gegeven en de administratie op deze onderdelen valselijk is opgemaakt.
Voor zover de facturen niet zijn opgemaakt dan wel niet zijn verzonden en voor zover deze wel zijn verzonden, maar niet zijn verwerkt in de financiële administratie, moet worden aangenomen dat dit in opdracht van [verdachte] is gebeurd, omdat hij blijkens de taakverdeling binnen De Parel exclusief met de administratie was belast. [verdachte] was verantwoordelijk voor de administratie en de boekhouding; [medeverdachte] voor de invulling van de kinderopvang en de pedagogische kant. [18] Het verweer van [verdachte] in dit verband dat de boekhouder niet om facturen heeft gevraagd, wordt door de rechtbank verworpen, omdat de boekhoudverplichting van De Parel in dit geval het opmaken van facturen meebracht en [verdachte] ook ongevraagd moest zorgen dat deze brondocumenten in de financiële administratie werden verwerkt.
Opstellen van valse kwitanties en onvolledige kasadministratie bijhouden (gedachtestreepjes 9 en 10)
In de administratie van De Parel zijn ook twee kwitanties aangetroffen die waren bestemd voor [persoon 2] . Het gaat om kwitanties van De Parel als bewijs voor de ontvangst van twee contante betalingen van € 50,- en € 150,-. [19] Uit de verklaring van [persoon 2] blijkt echter dat zij deze betalingen nooit heeft verricht. De kwitanties, die in april 2013 per e-mail door [verdachte] werden verstrekt, zijn opgemaakt om als bewijs te dienen dat zij een eigen bijdrage voor de kinderopvang van haar kinderen aan De Parel had betaald. [20]
Gedurende het onderzoek naar de administratie van De Parel is ook geconstateerd dat De Parel weliswaar kasontvangsten en -uitgaven had, maar dat deze geheel buiten de financiële administratie werden gehouden. [21]
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat binnen De Parel bijna geen contante betalingen werden verricht of geaccepteerd. De contante ontvangsten en betalingen die wel ten behoeve van De Parel plaatsvonden, voor bijvoorbeeld de boodschappen voor de kinderopvanginstelling, werden echter niet in de kasadministratie en dus ook niet in de financiële administratie verwerkt. Ook heeft [verdachte] verklaard dat hij in 2013 kwitanties voor [persoon 2] heeft opgemaakt, zodat zij kon aantonen dat één van haar kinderen bij De Parel kinderopvang had genoten, terwijl dat in werkelijkheid niet het geval was. [verdachte] wist dan ook dat de kasadministratie onvolledig was en dat de valse kwitanties waren bestemd om als echt en onvervalst te gebruiken. [22]
In het licht van het vorenstaande is bewezen dat [verdachte] ten behoeve van De Parel voormelde kwitanties in strijd met de waarheid en dus valselijk heeft opgemaakt. Ook is bewezen dat de contante betalingen en kasontvangsten niet in de kasadministratie van De Parel zijn verwerkt. Gezien de reeds vermelde taakverdeling binnen De Parel moet worden aangenomen dat dit in opdracht van [verdachte] is gebeurd. Ook al gaat het niet om grote bedragen, toch gaat het om een opzettelijk buiten de boekhouding laten van een deel van de bedrijfsactiviteiten, waardoor geen goed beeld van de rechten en verplichtingen van De Parel is gegeven en de administratie gedeeltelijk vals is.
Conclusie
Het bovenstaande leidt ertoe dat de onder 1 ten laste gelegde valsheid in geschrift met betrekking tot de gedachtestreepjes 4, 6, 9 en 10 is bewezen. De onjuistheid van de geschriften of het ontbreken daarvan leidt tot het oordeel dat de administratie gedeeltelijk vals is opgemaakt, met het oogmerk om dat samenstel van geschriften als echt en onvervalst te (doen) gebruiken, omdat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het gaat om de opzet om de administratie te laten afwijken van een juiste administratie en hierdoor geen goed beeld te geven van de rechten en verplichtingen van De Parel.
Het verweer van de raadsvrouw dat ten aanzien van dit feit vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen, omdat niet is bewezen dat de geschriften als middel tot misleiding tegenover derden zijn gebruikt, wordt in het licht van het vorenstaande verworpen. Voor een bewezenverklaring van valsheid in geschrift is immers niet vereist dat bovenbedoeld gebruik heeft plaatsgevonden.
Dat de administratie van De Parel ook met betrekking tot de gedachtestreepjes 2, 3, 7 en 8 valselijk is opgemaakt, is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken. [verdachte] wordt ook vrijgesproken met betrekking tot gedachtestreepje 5. De rechtbank is van oordeel dat met de bewezenverklaring van de valsheid in geschrift wat betreft gedachtestreepje 4 (onvolledig factureren), gedachtestreepje 5 (onvolledig factureren voor de te betalen eigen bijdrage) geen zelfstandige betekenis heeft.
Strafbaarheid van De Parel en [verdachte] als feitelijk leidinggever
De rechtbank ziet zich voorts voor de vragen gesteld of deze strafbare gedragingen aan De Parel kunnen worden toegerekend en of [verdachte] hieraan feitelijk leiding heeft gegeven.
Op basis van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat [verdachte] als bestuurder van De Parel strafbare gedragingen heeft verricht op naam en in de sfeer van de rechtspersoon. De strafbare gedragingen van [verdachte] , zijn opzet daarop en zijn oogmerk tot misleiding, die kunnen worden afgeleid uit de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelingen en het bezien van die handelingen in onderling verband en samenhang, kunnen dan ook aan De Parel worden toegerekend. Dit betekent dat De Parel kan worden aangemerkt als dader van de valsheid in geschrift.
Gezien de uit de bewijsmiddelen gebleken feitelijke positie van [verdachte] binnen De Parel kan ook worden bewezen dat hij aan de valsheid in geschrift feitelijk leiding heeft gegeven. Het onder 1 ten laste gelegde feit is daarmee bewezen.
4.4.3.
Ter beschikking stellen van een geschrift met valse facturen van De Parel (feit 2)
[verdachte] heeft ten behoeve van het boekenonderzoek van de Belastingdienst een digitaal bestand ter beschikking gesteld, met daarop een groot aantal facturen met betrekking tot in rekening gebrachte opvanguren en de kosten daarvoor voor de jaren 2011 en 2012. [23] [verdachte] heeft deze facturen in 2013 opgemaakt, toen hij zag dat facturen over de jaren 2011 en 2012 in de administratie van De Parel onvolledig waren of ontbraken. Hij heeft deze facturen daarom alsnog opgemaakt, aan de hand van onder meer de plaatsingsovereenkomsten. [24] Vaststaat dat de facturen door [verdachte] zijn geantidateerd, terwijl op geen enkele van deze facturen hiervan melding is gemaakt. [25]
[verdachte] wordt verweten dat hij, als bestuurder en feitelijk leidinggevende van De Parel, opzettelijk de valse facturen ter beschikking heeft gesteld, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven (primair), dan wel van die facturen gebruik heeft gemaakt als ware deze echt en onvervalst (subsidiair).
Om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit te komen, moet overeenkomstig het bepaalde in artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen worden bewezen dat het voor raadpleging beschikbaar stellen van de valse facturen aan de Belastingdienst ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven. Naar het oordeel van de rechtbank beoogt het artikel gedragingen strafbaar te stellen die naar haar aard in het algemeen geschikt zijn om teweeg te kunnen brengen dat in rekenkundige zin onvoldoende belasting wordt geheven. Nu De Parel diensten verleende die vrijgesteld zijn van BTW, kunnen de facturen voor de BTW-heffing geen verschil maken. Het maken en in de financiële administratie opnemen van de facturen zou gezien het beleid van De Parel om de eigen bijdrage niet te innen ook niet tot een andere winst geleid hebben en is dus ook niet van invloed op de heffing van inkomstenbelasting bij de vennoten. In het licht hiervan is het primair ten laste gelegde feit niet bewezen en wordt [verdachte] hiervan vrijgesproken.
Dit ligt anders voor het subsidiair ten laste gelegde feit. Zoals hiervoor onder 4.4.2. is overwogen, is het in de kinderopvangbranche gebruikelijk dat facturen worden opgemaakt en verzonden naar vraagouders en vervolgens verwerkt worden in de (financiële) administratie, zodat in die administratie de rechten en verplichtingen van De Parel tot uiting komen. [verdachte] heeft dit niet gedaan. Hij heeft de facturen over de jaren 2011 en 2012 naderhand opgemaakt en weliswaar in zijn eigen administratie opgenomen, maar niet verzonden en ook niet in de grootboekrekeningen van de jaren 2011 en 2012 (de financiële administratie) verwerkt. [26] Door het digitale bestand met de facturen wel aan de Belastingdienst ter beschikking te stellen, terwijl [verdachte] wist dat de door hem verstrekte administratie diende voor raadpleging van de rechten en verplichtingen van De Parel, heeft [verdachte] aan de Belastingdienst voorgewend dat dit wel het geval was en het bestand daarmee jegens een derde gebruikt, in de zin van artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst. Dit leidt ertoe dat het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit is bewezen. Het verweer van de raadsvrouw dat de facturen niet tegen een derde zijn gebruikt, wat tot vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten leiden, wordt dan ook verworpen.
4.4.4.
Gewoontewitwassen (feit 3)
[verdachte] wordt tot slot verweten dat hij, als bestuurder en feitelijk leidinggevende van De Parel (3 eerste alternatief cumulatief) en als natuurlijk persoon (3 tweede alternatief cumulatief), de omzet van De Parel over de jaren 2007-2013, voor een geldbedrag van ruim vier miljoen euro heeft witgewassen.
Onder 4.4.1. is reeds overwogen dat naar het oordeel van de rechtbank het niet in rekening brengen door De Parel van een eigen bijdrage aan de vraagouders in de jaren dat onduidelijkheid bestond over de vraag of dit een vereiste was voor het recht op KOT, geen oplichting van de Belastingdienst oplevert. Dat is anders als vanuit De Parel of door [verdachte] en [medeverdachte] persoonlijk is aangestuurd op het door vraagouders afnemen van meer opvanguren dan die ouders nodig hadden. Wat betreft het ‘verkopen’ van meer opvanguren dan de vraagouders nodig hadden, geldt het volgende.
In de eerste plaats is door verschillende ouders gewezen op de pakketten waarmee De Parel werkte. Het werken met pakketten is op zichzelf gebruikelijk. Wel is gebleken dat De Parel in elk pakket zowel voorschoolse als naschoolse opvang aanbood. [27] Het is een feit van algemene bekendheid dat aanzienlijk veel meer ouders gebruik maken van naschoolse opvang dan van voorschoolse opvang. [verdachte] heeft ter terechtzitting bevestigd dat dit bij De Parel niet anders was. [28] Reeds door de inrichting van de pakketten is dus door het merendeel van de vraagouders meer opvanguren afgenomen dan zij nodig hadden. Voorts zijn in het dossier verklaringen te vinden die er op wijzen dat vraagouders op aanbeveling van [verdachte] dan wel medewerkers van De Parel een pakket met meer opvanguren hebben afgenomen dan zij nodig hadden, zodat hun kinderen dan altijd bij De Parel terecht konden. [29] De omvang van dit verschijnsel is door de rechtbank echter moeilijk te schatten. Uit de als DOC-187 in het dossier opgenomen overzicht van de achteraf opgemaakte facturen over de jaren 2011 en 2012 valt af te leiden dat in die jaren slechts een beperkt deel van de vraagouders het volledige pakket afnam, namelijk naar schatting van de rechtbank, aan de hand van de gefactureerde bedragen en het door De Parel gehanteerde uurtarief, ongeveer 40 procent van de vraagouders, en niet 90 procent, zoals oud-medewerkster [persoon 3] bij de rechter-commissaris heeft verklaard.
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat De Parel in staat was kinderopvang aan te bieden zonder dat een eigen bijdrage in rekening werd gebracht, omdat de kosten door De Parel laag werden gehouden. [verdachte] heeft er in dit verband onder andere op gewezen dat [basisschool] ook aanvankelijk geen huur aan De Parel in rekening bracht. De rechtbank is evenwel van oordeel dat ook als er vanuit wordt gegaan dat De Parel lagere kosten had dan vergelijkbare kinderopvanginstellingen, dit niet kan verklaren hoe De Parel ondanks het niet innen van eigen bijdragen een winst heeft kunnen maken die in de loop van de jaren 2008-2012 veelal het tienvoudige of meer was van wat in de branche gemiddeld werd behaald. [30] De winst viel over de jaren 2007-2011 bovendien ook veel hoger uit dan het door [verdachte] ter terechtzitting genoemde percentage van 30 procent. Dit kan niet anders worden verklaard dan doordat door De Parel (veel) meer opvanguren aan de vraagouders werden ‘verkocht’ dan ‘geleverd’.
De rechtbank is op basis van deze bevindingen van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de gehele omzet van De Parel van misdrijf afkomstig was. Dat kan echter wel worden gezegd van de opvanguren die de vraagouders hebben afgenomen zonder dat zij die nodig hadden, omdat het wegens het ontbreken van een eigen bijdrage toch niet uitmaakte hoeveel uren zij afnamen. Door enerzijds tegen de vraagouders te zeggen dat zij geen eigen bijdrage behoefden te betalen en het aantal af te nemen opvanguren daarom niet uitmaakte, en anderzijds aan de Belastingdienst het met de ouders overeengekomen pakket in het kader van de aanvraag KOT op te geven, is de Belastingdienst immers in die gevallen steeds bewogen tot de uitkering van een
hogereKOT dan wanneer de eigen bijdrage wel in rekening zou worden gebracht en de vraagouders naar mag worden aangenomen alleen de opvanguren zouden hebben afgenomen die zij echt nodig hadden en dus ook een KOT zouden hebben aangevraagd voor alleen die uren. De Belastingdienst is dus opgelicht.
Maar ook de ouders zijn opgelicht. Hierbij is gebruik gemaakt van een samenweefsel van verdichtsels, namelijk de omstandigheden dat de kinderopvang gratis was, dat het niet uitmaakte hoeveel opvanguren de vraagouders afnamen, omdat de opvang toch gratis was, en wat basisschool [basisschool] betreft bovendien dat het om een unieke samenwerking van de basisschool met De Parel ging. Daarnaast is gebruik gemaakt van listige kunstgrepen, namelijk het aanbieden van pakketten waarin naschoolse opvang alleen verkrijgbaar was samen met voorschoolse opvang, het stellen van de eis dat vraagouders De Parel machtigden, zodat de KOT rechtstreeks op de bankrekening van De Parel werd uitbetaald, en het op naam van de ouders ter gelegenheid van de aanmelding van de kinderen invullen van de aanvraag voor KOT door [verdachte] of een medewerker van De Parel en het daarbij invullen van het met de vraagouders overeengekomen aantal opvanguren, dat in veel gevallen hoger lag dan wat die vraagouders in werkelijkheid nodig hadden respectievelijk afnamen. Doordat hierdoor in feite het marktmechanisme werd uitgeschakeld (de opvang was ‘gratis’, dus uren noch uurtarief deden er meer toe), is de kritische zin van de ouders buiten werking gesteld ten aanzien van de omvang van de aan te vragen KOT. Omdat de aanvragen KOT niet door de vraagouders zelf, maar door [verdachte] of een andere medewerker van De Parel werden ingevuld, werd de kritische zin ten aanzien van de vraag of de vraagouders recht hadden op de aangevraagde KOT, zoals die normaal verwacht mag worden bij het zelf invullen van een dergelijke aanvraag onderdrukt. De vraagouders gingen er immers vanuit dat De Parel wel wist wat er moest worden ingevuld.
Door een samenweefsel van verdichtsels en listige kunstgrepen is een deel van de vraagouders opgelicht, omdat ze zijn bewogen om de voor de KOT aanvraag noodzakelijke gegevens te verstrekken aan De Parel en in te stemmen met de voor hen door De Parel ingevulde KOT-aanvragen, waarin een hoger bedrag aan KOT werd aangevraagd dan in een normale situatie zou zijn aangevraagd.
Op grond van het bovenstaande, alsmede hetgeen onder 4.4.1. is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet de gehele omzet van De Parel, maar wel een deel daarvan van misdrijf afkomstig is. Gelet op de betrokkenheid van [verdachte] bij het bovenstaande en zijn positie binnen De Parel als enige verantwoordelijke voor de administratie en als enige bevoegde op de bankrekening, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte dit wist. De rechtbank kan het deel dat van misdrijf afkomstig is slechts schatten, omdat onderzoek op basis van de genoemde uitgangspunten niet heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat de rechtbank daarom in het voordeel van [verdachte] voorzichtig moet schatten. De rechtbank is van oordeel dat de lagere kosten van De Parel hooguit tegen het gemis van de eigen bijdrage zouden kunnen opwegen, zodat in ieder geval de gehele winst, zoals verantwoord in de jaarrekeningen, moet worden beschouwd als van misdrijf afkomstig, namelijk verkregen uit het ‘verkopen’ van meer opvanguren dan de vraagouders nodig hadden. De rechtbank schat dit bedrag op bijna twee miljoen euro. [31]
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] gedurende enige jaren als natuurlijk persoon, en niet als bestuurder en feitelijk leidinggever, geldbedragen heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet. In dit verband wordt verwezen naar de volgende feiten en omstandigheden.
- Tijdens het bestaan van De Parel in de jaren 2007-2013 is op de bankrekening van De Parel de uitbetaalde KOT ontvangen. Vervolgens is van die bankrekening een totaalgeldbedrag van € 779.049,- overgeboekt naar de bankrekeningen van [verdachte] en zijn vennootschappen. Ook is een totaalgeldbedrag van € 830.320,- van de bankrekening van De Parel overgeboekt naar de bankrekeningen van [medeverdachte] en haar vennootschappen. Voorts zijn ten behoeve van [verdachte] en [medeverdachte] betalingen en opnames verricht voor een totaalgeldbedrag van € 324.904,49. [32]
- Met geldbedragen afkomstig van de bankrekening van De Parel zijn door [verdachte] aflossingen gedaan voor hypothecaire geldleningen van de percelen [perceel] te Gouda en [adres] te Rotterdam. [33]
Dit alles leidt ertoe dat het onder 3 tweede alternatief cumulatief ten laste gelegde feit is bewezen, namelijk dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, waarvan hij een gewoonte heeft gemaakt. Het onder 3 eerste alternatief cumulatief ten laste gelegde feit is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.
De rechtbank acht niet bewezen dat met van misdrijf afkomstige geldbedragen betalingen door De Parel zijn verricht aan vraagouders in het kader van terugvorderingen van de Belastingdienst. Voor zover die betalingen zijn verricht, is de rechtbank van oordeel dat dit heeft plaatsgevonden in de sfeer van De Parel en haar bedrijfsvoering en niet in het kader van de bewezen verklaarde witwashandelingen. Dat met de van misdrijf afkomstige geldbedragen ook is voorzien in het levensonderhoud van [verdachte] en [medeverdachte] , is ook niet bewezen. Gelet op de omstandigheid dat [verdachte] en [medeverdachte] voor hun werkzaamheden loon ontvingen, gaat de rechtbank er van uit dat de kosten voor het levensonderhoud daarmee zijn betaald. [verdachte] wordt ook hiervan vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
1. Kinderopvang de Parel V.O.F. in de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 mei 2014 in Nederland de administratie van de Kinderopvang de Parel V.O.F., zijnde een samenstel van geschriften, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft Kinderopvang de Parel V.O.F. opzettelijk en in strijd met de waarheid
- niet volledig (maandelijks) gefactureerd aan de vraagouders voor wat betreft de afgenomen uren kinderopvang, en
- geantedateerde facturen voor wat betreft de jaren 2011 en 2012 opgenomen in de administratie (DOC-187, p. 1320) waarvan meerdere facturen niet overeenkwamen met reeds eerder over deze periode verstrekte facturen, en
- kwitanties opgesteld die niet zijn verantwoord in de kasadministratie, en
- niet alle betalingen en kasontvangsten opgenomen in de kasadministratie van Kinderopvang de Parel V.O.F.,
zulks met het oogmerk om dat samenstel van geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van welke bovenomschreven verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feithij in de periode van 31 januari 2014 tot en met 24 juni 2014 in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst, te weten een digitaal bestand (DOC-187), bestaande uit een groot aantal facturen met betrekking tot de aan de vraagouders in rekening gebrachte kinderopvanguren voor wat betreft de jaren 2011 en 2012, zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, voornoemd bestand ter beschikking heeft gesteld aan de Belastingdienst en bestaande die valsheid daarin dat valselijk en in strijd met de waarheid deze facturen niet waren verwerkt in de omzet en grootboekrekeningen van de jaren 2011 en 2012, waren geantedateerd en niet waren verstuurd aan de gefactureerden;
ten aanzien van het onder 3 tweede alternatief cumulatief ten laste gelegde feithij in de periode van 28 augustus 2007 tot en met 1 mei 2014 in Nederland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte geldbedragen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, immers heeft verdachte
- geldbedragen van in totaal 779.049,- euro van de bankrekening van Kinderopvang de Parel V.O.F. overgemaakt op de bankrekeningen van [verdachte] , [naam] B.V. en [vennootschap 3] B.V. (AMB-052, p. 266), en
- geldbedragen van in totaal 830.320,- euro van de bankrekening van Kinderopvang de Parel V.O.F. overgemaakt op de bankrekeningen van [medeverdachte] , [vennootschap 2] B.V. en [vennootschap 1] B.V., (AMB-052, p. 266), en
- contante geldbedragen en betalingen van in totaal 324.904,49 euro van de bankrekening van Kinderopvang de Parel V.O.F. laten doen en/of gedaan en/of opgenomen ten behoeve van de vennoten van Kinderopvang de Parel V.O.F. (AMB-052, p. 266), en
- geldbedragen van de bankrekening van Kinderopvang de Parel V.O.F. gebruikt voor de aflossing van hypothecaire geldleningen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten stonden, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

[verdachte] heeft geldbedragen verworven en voorhanden gehad, terwijl de geldbedragen afkomstig waren uit door hem gepleegde oplichting. Het gaat hierbij om de in de bewezenverklaring vermelde geldbedragen die niet zijn overgedragen en omgezet, namelijk de geldbedragen van € 779.049,- en € 830.320,- die van de bankrekening van De Parel zijn overgeboekt naar op de bankrekeningen van [verdachte] , [medeverdachte] en hun vennootschappen.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet worden aangenomen dat indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd. (ECLI:NL:HR:2014:1164, ro. 2.3)
Het is niet gebleken dat het enkele verwerven en voorhanden hebben door [verdachte] van bovenbedoelde geldbedragen kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst ervan. Dit betekent dat het bewezen verklaarde handelen met betrekking tot deze geldbedragen niet als gewoontewitwassen kan worden gekwalificeerd en dat [verdachte] ten aanzien hiervan wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
De onder 1 en onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feiten en de overige onder 3 tweede alternatief cumulatief bewezen verklaarde handelingen zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. Hij is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] , gezien de ernst van de volgens haar bewezen te achten feiten, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij strafoplegging ook acht te slaan op de door de verdediging naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van [verdachte] en de vordering van de officier van justitie te matigen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en de persoon van [verdachte] . De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
[verdachte] heeft zich als feitelijk leidinggever schuldig gemaakt aan het opmaken van een valse administratie en het gebruik maken van valse facturen. Het belang, dat met het strafbaar stellen van het opmaken en gebruik maken van valse geschriften wordt beschermd, is het vertrouwen dat burgers en instellingen in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften, zoals een administratie van een onderneming, moeten kunnen stellen. [verdachte] heeft dit publieke vertrouwen geschaad.
Daarnaast heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Hij heeft door De Parel uit oplichting ontvangen kinderopvangtoeslagen in het financiële verkeer gebracht en aan het zicht van justitie onttrokken.
[verdachte] was bestuurder en leidinggevende van een professionele kinderopvanginstelling. De rechtbank stelt voorop dat het maatschappelijk van groot belang is dat op personen met een dergelijke functie en opererend vanuit een professioneel bedrijf kan worden vertrouwd. [verdachte] heeft door de wijze waarop De Parel is uitgebaat, concurrentievervalsend opgetreden. De Parel bood immers (naar het scheen) ‘gratis’ kinderopvang aan, terwijl vraagouders elders een eigen bijdrage moesten betalen en berekende dus (naar achteraf moet worden gezegd door oplichting van de Belastingdienst en de vraagouders) een prijs waar gewone kinderopvanginstellingen niet mee konden concurreren.
Vast staat dat door aldus te handelen [verdachte] de integriteit van het financiële en economische verkeer en het vertrouwen dat in hem, juist vanuit zijn professie, mocht en moest worden gesteld, in de kern heeft geschonden. De kinderopvangtoeslagen zijn in het merendeel van de gevallen direct uitbetaald aan De Parel. De vraagouders hebben hiervan geen cent gezien. Toch zijn het de vraagouders die terugvorderingen van tientallen duizenden euro’s van de Belastingdienst hebben ontvangen. Verdachte heeft zich moeten realiseren dat zijn werkwijze ongebruikelijk was en niet paste in het systeem van de wet en dat reeds de vraag was of het aanbieden van kinderopvang zonder eigen bijdrage geoorloofd was, maar heeft zich in ieder geval moeten realiseren dat hij de ouders en de belastingdienst oplichtte door de ouders meer uren te verkopen dan zij nodig hadden. Hij heeft de ouders daardoor blootgesteld aan het risico van terugvordering van KOT door de belastingdienst. De rechtbank is van oordeel dat verdachte onvoldoende rekening heeft gehouden met de financiële risico’s voor de ouders.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ook het nadeel dat is ontstaan, meegewogen. Door de jegens de Belastingdienst begane oplichting is de Belastingdienst bewogen tot het uitkeren van hogere kinderopvangtoeslagen. De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval de gehele winst van De Parel, namelijk de KOT verkregen uit het ‘verkopen’ van meer opvanguren dan de vraagouders nodig hadden, moet worden beschouwd als nadeel.
Gezien het vorenstaande en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor fraude, die bij een benadelingsbedrag van één miljoen euro of hoger een gevangenisstraf van ten minste 24 maanden noemen, acht de rechtbank oplegging van een lange gevangenisstraf gerechtvaardigd.
In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat het weliswaar gaat om een benadelingsbedrag van ongeveer twee miljoen euro, maar dat [verdachte] wordt veroordeeld voor het witwassen van een aanmerkelijk lager geldbedrag, namelijk voor een geldbedrag van ongeveer een half miljoen euro.
Bij de straftoemeting zal de rechtbank in het voordeel van [verdachte] ook het volgende betrekken. [verdachte] en [medeverdachte] hebben verklaard dat zij De Parel hebben opgericht met de bedoeling om kinderopvang aan te bieden aan minder draagkrachtigen. De rechtbank houdt er rekening mee dat niet valt uit te sluiten dat dit in eerste instantie de bedoeling was en dat mogelijk in een later stadium bleek dat gemakkelijk een hogere winst kon worden behaald als in plaatsingsovereenkomsten een hoger aantal af te nemen opvanguren werd vastgelegd en daarbij een hogere KOT werd aangevraagd, waarmee de Belastingdienst werd opgelicht.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting voorts acht geslagen op de uit het dossier gebleken en de door de verdediging naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . Uit een [verdachte] betreffend uittreksel van justitiële documentatie van 8 maart 2016 is gebleken dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en is veroordeeld. De rechtbank zal dit in strafmatigende zin betrekken bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf.
Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan een deel van 6 maanden voorwaardelijk. De voorwaardelijke straf strekt ertoe [verdachte] ervan te weerhouden zich in de op twee jaren gestelde proeftijd wederom aan al dan niet soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken.

8.De vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft tijdens de terechtzitting in deze zaak mondeling betaling van € 10.090,- aan materiële schadevergoeding gevorderd. Zij heeft ter onderbouwing van deze vordering geen voegingsformulier of andere stukken overhandigd.
De rechtbank overweegt dat het civielrechtelijke karakter van een vordering benadeelde partij met zich brengt dat de vordering zal moeten worden onderbouwd. In het algemeen geldt dat voor zover de benadeelde partij dat achterwege laat door noch bescheiden te overleggen waarmee de vordering kan worden gestaafd, noch ter terechtzitting te verschijnen om de vordering nader toe te lichten, de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat zonder onderbouwing van de vordering benadeelde partij onvoldoende informatie beschikbaar is om te kunnen beoordelen of de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten schade heeft geleden en zo ja, op welk bedrag die schade moet worden begroot. De mondelinge toelichting van de benadeelde partij ter terechtzitting is hiervoor onvoldoende.
In het licht van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vordering benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafproces oplevert, wat betekent dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering desgewenst bij de burgerlijk rechter aanbrengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriftenDe op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 51, 57, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissingen

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart de dagvaarding partieel nietig, voor zover het betreft het onder 1 ten laste gelegde eerste gedachtestreepje “niet een volledige en complete administratie gevoerd waaruit de rechten en de plichten van de onderneming en/of derden kunnen worden gekend”.
Verklaart de onder 2 primair en onder 3 eerste alternatief cumulatief ten laste gelegde feiten niet bewezen en spreekt [verdachte] hiervan vrij.
Verklaart bewezen dat [verdachte] de onder 1, onder 2 subsidiair en onder 3 tweede alternatief cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit
- valsheid in geschrift;
ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit
- het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
ten aanzien van het onder 3 tweede alternatief cumulatief bewezen verklaarde feit
- een gewoonte maken van witwassen, meermalen gepleegd.
Verklaart het onder 3 tweede alternatief cumulatief bewezen verklaarde feit niet strafbaar, voor zover het betreft het verwerven en voorhanden hebben van de geldbedragen € 779.049,- en € 830.320,-, en ontslaat [verdachte] van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Verklaart het overige bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt [verdachte] tot
een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte van 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast, en stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging van dit strafdeel kan worden gelast indien [verdachte] zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.H.C. Jongeneel, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en M. Vaandrager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.H. Boersma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 april 2016.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste documentnummering.
2.DOC-120, p. 6 (een geschrift, zijnde een bedrijfsprofiel van Kinderopvang de Parel van de Kamer van Koophandel van 21 maart 2015).
3.OPV-01, p. 18 en 20 (overzichtsproces-verbaal van 29 mei 2015).
4.DOC-120, p. 2 (een geschrift, zijnde bedrijfsprofiel van Kinderopvang de Parel van de Kamer van Koophandel van 21 maart 2015), DOC-122 (een geschrift, zijnde bedrijfsprofiel van [naam] B.V. van de Kamer van Koophandel van 21 maart 2015), DOC-128 (een geschrift, zijnde een bedrijfsprofiel van [vennootschap 3] B.V. van de Kamer van Koophandel van 7 april 2015), DOC-121 (een geschrift, zijnde bedrijfsprofiel van [vennootschap 2] B.V. van de Kamer van Koophandel van 21 maart 2015) en DOC-129 (een geschrift, zijnde bedrijfsprofiel van [vennootschap 1] B.V. van de Kamer van Koophandel van 7 april 2015).
5.DOC-120, p. 7 (een geschrift, zijnde een bedrijfsprofiel van Kinderopvang de Parel van de Kamer van Koophandel van 21 maart 2015).
6.DOC-110, p. 4 (een geschrift, zijnde een informatieboekje van Kinderopvang De Parel).
7.DOC-111, p. 2 (een geschrift, zijnde een brief van Kinderopvang De Parel van 2007, gericht aan ouders en verzorgers van kinderen van openbare basisschool [basisschool] ) en de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 april 2016.
8.DOC-004, p. 14 (een verslag van toeslagenonderzoek van 25 april 2014 van [persoon 4] ).
9.OPV-01, p. 6 (overzichtsproces-verbaal van 29 mei 2015) en DOC-002, p. 5 (een verslag van boekenonderzoek van 24 juni 2014 van [persoon 5] ).
10.DOC-002 (een verslag van boekenonderzoek van 24 juni 2014 van [persoon 5] ).
11.De citeertitel van deze wet is per 1 augustus 2010 gewijzigd. De wet heette tot 31 juli 2010 de Wet kinderopvang. Per 1 augustus 2010 is ook de artikelnummering gewijzigd. Artikel 1 WKO luidt tegenwoordig artikel 1.1 WKO, artikel 2 WKO luidt artikel 1.2 WKO, artikel 3 WKO luidt artikel 1.3 WKO, etc.
12.Raad van State van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:597, rechtsoverweging 3.2.
13.Rechtbank Almelo van 21 november 2012, ECLI:NL:RBALM:2012:BY3996.
14.G-006-01, p. 5 (verklaring van [persoon 6] ), G-007-01, p. 6 (verklaring van [persoon 2] ), G-009-01, p. 5 (verklaring [persoon 7] ), G-010-01, p. 2 (verklaring van [persoon 8] ), G-011-01, p. 5 (verklaring van [persoon 9] ) en de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 april 2016.
15.DOC-164, DOC-165 en DOC-166 (geschriften, zijnde facturen van september 2011 aan [familie 1] , van februari 2012 aan [familie 2] en van mei 2012 aan [familie 3] ).
16.DOC-187 (een geschrift, zijnde een ten behoeve van het boekenonderzoek verstrekt overzicht van facturen over de jaren 2011 en 2012) en de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 april 2016.
17.AMB-047, p. 8-9 (proces-verbaal van bevindingen facturen van 20 mei 2015).
18.De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 april 2016.
19.AMB-051, p. 4-5 (proces-verbaal van bevindingen administratie van 21 mei 2015) en DOC-035 (geschriften, zijnde twee kwitanties van 10 maart 2008 en 3 juni 2008 van Kinderopvang “De Parel” aan de moeder van [persoon 2] ).
20.G-007-01, p. 7 (verklaring van [persoon 2] ).
21.DOC-002, p. 6 (een verslag van boekenonderzoek van 24 juni 2014 van [persoon 5] ).
22.De verklaring die verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 april 2016 heeft afgelegd.
23.AMB-047, p. 1 (proces-verbaal van bevindingen facturen van 20 mei 2015), G-001-01, p. 3 (verklaring van [persoon 5] ), DOC-187 (een geschrift, zijnde een ten behoeve van het boekenonderzoek verstrekt overzicht van facturen over de jaren 2011 en 2012) en de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 april 2016.
24.De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 april 2016.
25.OPV-01, p. 65 (overzichtsproces-verbaal van 29 mei 2015) en AMB-047, p. 7 (proces-verbaal van bevindingen facturen van 20 mei 2015).
26.De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 april 2016.
27.DOC-190 (een geschrift, zijnde een overzicht van pakketten en tarieven buitenschoolse opvang bij Kinderopvang De Parel voor schooljaar 2009-2010) en de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 april 2016.
28.De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 april 2016.
29.G-006-01, p. 2 (verklaring van [persoon 6] ), G-011-01, p. 2 (verklaring van [persoon 9] ), G-013-01, p. 2 (verklaring van [persoon 10] ), G-014-01, p. 3 (verklaring van [persoon 11] ), DOC-184, p. 2 (verklaring van [persoon 12] ), DOC-009, p. 1 (verklaring van [persoon 13] ) en DOC-086, p. 2 (verklaring van [persoon 14] )
30.AMB-045, p. 2 (proces-verbaal van analyse resultaten De Parel van 11 mei 2015).
31.AMB-045, p. 1 (proces-verbaal van analyse resultaten De Parel van 11 mei 2015), voor de jaren 2007-2012, en AMB-052, p. 8-9 (proces-verbaal van analyse onttrekkingen De Parel van 8 mei 2015), voor de jaren 2013-2014.
32.AMB-052, in het bijzonder p. 9 (proces-verbaal van analyse onttrekkingen De Parel van 8 mei 2015).
33.DOC-112 en DOC-116 (geschriften, zijnde bankafschriften van de Rabobank ten name van [vennootschap 2] B.V. en [naam] B.V.) en V-006-03, p. 9-10 (verklaring van [verdachte] ) en de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 april 2016.