Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 april 2016 in de zaak tussen
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), verweerder
Procesverloop
Overwegingen
identificatie van de ongewenste gebeurtenissen die zich bij normale en abnormale werking kunnen voordoen en tot zware ongevallen kunnen leiden en de beoordeling van de kans op en de omvang van die ongevallen, onvoldoende toegepast. Door het onvoldoende juist uitvoeren van een Hazard and Operability (hazop)-studie, of een andere geschikte veiligheidsstudie, heeft eiseres onvoldoende inzicht in de mate van beheersing van de risico’s op zware ongevallen. Dit leidt volgens de arbeidsinspecteur tot een overtreding van artikel 5, derde lid, in samenhang met bijlage II, onder c, van het Brzo.
alleinstallaties’ in eis 2 dat deze ook betrekking heeft op sectie 500. Het louter niet vermelden van artikel 5, derde lid, van het Brzo onder eis 2 maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het eiseres niet duidelijk kon zijn waaraan zij moest voldoen. Verder is in deze eis een opsomming gegeven van de stappen die in ieder geval aantoonbaar in deze veiligheidsstudies dienen te zijn vastgelegd. Deze stappen komen grotendeels overeen met de tekst uit artikel 5 en Bijlage II van het Brzo. Ook daaruit blijkt afdoende op welke regels de eis betrekking heeft. Naar het oordeel van de rechtbank is eis 2 met betrekking tot sectie 500 dus voldoende inzichtelijk. Naar aanleiding van de gestelde eis in juni 2012 was dus voor eiseres voldoende duidelijk welke regels volgens verweerder werden overtreden en op welke wijze eiseres deze overtreding kon opheffen.
Op 5 december 2012 heeft een controle plaatsgevonden waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Uit dit proces-verbaal, een brief van eiseres aan verweerder van 21 januari 2013 en de notulen van het verslag van het managementoverleg van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland met eiseres op 4 februari 2013 blijkt verder dat het eiseres duidelijk was dat ook op dat moment nog steeds niet werd voldaan aan eis 2 voor wat betreft sectie 500. Eiseres was dus zowel voor als na de inwerkingtreding van het boetestelsel per 1 januari 2013 op de hoogte van het feit dat volgens verweerder de veiligheidsstudie van sectie 500 niet voldeed. Een nieuwe eis tot naleving voor het verrichten van veiligheidsstudies onder het nieuwe boetestelsel zou naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen meerwaarde hebben. Gezien het voorgaande kan niet worden volgehouden dat verweerder in strijd met de Beleidsregel rauwelijks tot boeteoplegging is overgegaan.
Technische onderdelen voldoen aan de stand van de techniek, voor zover die redelijkerwijze te verlangen is, en zijn passend voor de aangetroffen situatie.
De opzet realiseert duidelijk onvoldoende de juiste maatregelen, of het onderhoud is niet geborgd. De onderhoudbaarheid van het systeem is slecht, waardoor de PDCA-benadering niet gerealiseerd wordt.”
Het is zodanig van opzet dat onvoldoende aantoonbaar de juiste maatregelen worden getroffen en worden onderhouden. De borging van het systeem is onvoldoende.”
Er wordt gewerkt zoals beschreven is. Er is sprake van een goed functionerende managementloop, verbeteractiviteiten op alle onderdelen zijn structureel en onlosmakelijk aan de bedrijfsvoering verbonden. Na de keuze en beoordeling van maatregelen op geschiktheid moeten deze geïmplementeerd worden. Dat betekent dat deze getroffen worden, goed gebruikt, goed onderhouden dat deze goed blijven functioneren.”
De beschreven werkwijze wordt niet structureel gevolgd; De managementloop wordt incidenteel doorlopen. Verbeteractiviteiten worden incidenteel uitgevoerd en zonder duidelijke band met de bedrijfsvoering.”
De beschreven werkwijze wordt grotendeels gevolgd. De managementloop functioneert, maar men laat wel eens steken vallen. Verbeteractiviteiten worden niet altijd geïnitieerd of uitgevoerd.”
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de bestuurlijke boete van € 125.000,- is gehandhaafd;
- herroept het primaire besluit voor zover daarbij de categorie ‘geïmplementeerd’ als ‘matig’ is beoordeeld en een bestuurlijke boete van € 125.000,- is opgelegd;
- bepaalt dat aan eiseres een bestuurlijke boete wordt opgelegd van € 75.000,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat is vernietigd;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 331,- (zegge: driehonderd en éénendertig euro) aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.984,- (zegge: negentienhonderd en vierentachtig euro)
.