ECLI:NL:RBAMS:2016:2030

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2016
Publicatiedatum
11 april 2016
Zaaknummer
C/13/586284 / HA ZA 15-427
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht en optreden tegen woonoverlast door gemeente

In deze zaak vorderen eisers, bewoners van een gemeente, dat de rechtbank voor recht verklaart dat er sprake is van woonoverlast en dat het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Amstelveen en de Gemeente Amstelveen moeten optreden tegen deze overlast. Eisers stellen dat zij sinds 2009 overlast ervaren van buurtbewoners en dat de Gemeente hierin tekortschiet. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tegen het College, omdat dit geen rechtspersoon is. Ook de vordering tegen de Gemeente om op te treden tegen de woonoverlast is afgewezen, omdat dit een bestuursrechtelijke kwestie betreft die niet door de burgerlijke rechter kan worden beoordeeld. De rechtbank heeft de eisers in de proceskosten veroordeeld, die in totaal € 1.517,00 bedragen. Het vonnis is uitgesproken op 20 april 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/586284 / HA ZA 15-427
Vonnis van 20 april 2016
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat: mr. L.F. Portier te Eindhoven,
tegen
1. het bestuursorgaan
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMSTELVEEN,
zetelend te Amstelveen,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTELVEEN,
zetelend te Amstelveen,
gedaagden,
advocaat: mr. J. Bakker te Amsterdam.
Gedaagden zullen hierna afzonderlijk het College respectievelijk de Gemeente worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 april 2015 met producties,
  • de conclusie van antwoord van 5 augustus 2015 met productie,
  • het tussenvonnis van 30 september 2015,
  • de conclusie van repliek met productie, van 23 december 2015,
  • de conclusie van dupliek van 3 februari 2016,
  • het verzoek van eisers om een akte te nemen en de afwijzing van dat verzoek ter rolle van 17 februari 2016 om reden dat een toelichting op het verzoek ontbreekt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisers wonen sinds 2009 in [woonplaats] aan het [adres] . Vanaf het voorjaar 2009 ervaren zij op verschillende manieren overlast van buurtbewoners. Eisers hebben hierover contact gezocht met (organen van) de Gemeente en de politie.
2.2.
Het College heeft uiteindelijk geconcludeerd dat de rol van de Gemeente in deze kwestie is uitgespeeld, zoals het College in een brief van 24 juli 2014 schrijft aan de advocaat van eisers:
Uw brief van 30 juni 2014 hebben wij in goede orde ontvangen. U vraagt nogmaals aandacht voor de burenoverlast die uw cliënten ervaren. U geeft aan dat de overlast blijft aanhouden en de situatie met de dag verslechtert.
U vraagt de gemeente voor de tweede keer om [eisers gezamenlijk] een verhuisvergoeding toe te kennen wegens ernstige burenoverlast. Zoals wij in onze brief van 19 februari 2014 hebben medegedeeld heeft zowel de gemeente als de politie naar onze mening alles gedaan wat redelijkerwijs mogelijk was om de [eisers gezamenlijk] bij te staan en te adviseren (zie bijlage).
Gelet op het feit dat de verschillende door ons geïnitieerde gesprekken tussen uw cliënten met de burgerraadsman, de afdeling Veiligheid Kabinet en Handhaving en met de buurtregisseur/wijkagent (kennelijk) niet tot de (door uw cliënten) gewenste resultaten hebben geleid en wij geen enkele rol meer in deze voor de gemeente zien, handhaven wij ons standpunt dat de gemeente binnen haar mogelijkheden de klachten voldoende heeft behandeld. Dat uw cliënten nog steeds overlast ervaren, betreuren wij ten zeerste, doch dit vormt voor ons geen aanleiding om tot toekenning van een verhuisvergoeding over te gaan.
In uw brief geeft u overigens aan dat de politie de aangiftes van uw cliënten niet meer in behandeling neemt. Hier kunnen wij als gemeente geen oordeel over uitspreken. Wel hebben wij dit nagevraagd bij de politie en het blijkt dat er in 2014 geen overlastmeldingen geregistreerd zijn. Wellicht ten overvloede wijzen wij u op de mogelijkheid - desgewenst - een klacht over de politie in te dienen bij de onafhankelijke Commissie voor Politieklachten. (…)

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat er sprake is van woonoverlast jegens eisers en voorts bepaalt dat het College en de Gemeente vanaf de datum van het vonnis optreden tegen de woonoverlast jegens eisers en deze bestrijden, met veroordeling van het College en de Gemeente in de kosten van het geding.
3.2.
Als grondslag van en toelichting op de eis stellen eisers samengevat het volgende. De Gemeente schiet tekort in haar taak zorg te dragen voor een veilige en leefbare woonsituatie. De situatie is voor eisers onhoudbaar geworden en veroorzaakt psychische klachten. Zij durven de woning niet meer uit. Zij durven niet meer op het balkon te komen. Eisers hebben vele foto’s waarop de overlast en de vernielingen te zien zijn. Eisers hebben ter bescherming camera’s geplaatst, maar deze worden telkenmale vernield. Door geen afdoende maatregelen te nemen tegen de woonoverlast handelt de Gemeente onrechtmatig jegens eisers. Meer specifiek handelt de Gemeente onrechtmatig doordat zij nalaat zich te houden aan artikel 2.15 lid 1 sub b van de APV. Op grond van dit artikel is het verboden zich op of aan de weg zodanig op te houden dat voor andere weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt. Eisers hebben schade geleden, niet alleen immateriële schade maar ook materiële schade door vernielingen. De omvang van de schade is nog niet te bepalen. Nadat is vastgesteld dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld, zullen eisers de geleden schade bij de Gemeente vorderen. Eisers hebben belang bij de gevraagde verklaring voor recht omdat zij daarna een schadevergoeding kunnen vorderen. Voor het College geldt dat dit een bestuursorgaan van de Gemeente is en om die reden dan ook kan worden gedagvaard, aldus eisers.
3.3.
Gedaagden voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

bevoegdheid(sincident)

4.1.
De rolrechter heeft in de conclusie van antwoord een bevoegdheidsexceptie gelezen en eisers gelegenheid gegeven te antwoorden in bevoegdheidsincident. Ter rolle van 2 september 2015 is aan hen ter zake akte niet-dienen verleend. De rechtbank komt heden op deze processuele beslissingen terug, omdat in de conclusie van antwoord geen bevoegdheidsexceptie is te lezen. Gedaagden concluderen in de conclusie van antwoord immers tot niet-ontvankelijkverklaring althans afwijzing van de vorderingen. Het bevoegdheidsincident wordt dus als non-existent beschouwd. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat gelet op de omstandigheid dat eisers aan hun vorderingen een onrechtmatige daad ten grondslag hebben gelegd, de burgerlijke rechter bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen. Het voorgaande staat los van de (hierna te beantwoorden) vraag of eisers ontvankelijk zijn in hun vorderingen tegen het College respectievelijk de Gemeente.
vorderingen tegen het College
4.2.
Gedaagden voeren aan dat voor zover de vorderingen zijn gericht tegen het College eisers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Dit verweer slaagt. Terecht wijzen gedaagden erop dat het College geen rechtspersoon is. Het College kan in vermogensrechtelijke zin niet worden aangesproken. De Gemeente, als de rechtspersoon waarvan het College een orgaan is, is in die zin het aan te spreken rechtssubject. Eisers zijn dus in zoverre niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
vordering tegen de Gemeente inzake de verklaring voor recht
4.3.
De gevraagde verklaring voor recht dient, zo begrijpt de rechtbank de vordering met de daarop gegeven toelichting, als basis voor een latere schadevergoedingsvordering tegen de Gemeente (buitengerechtelijk dan wel in een opvolgend rechtsgeding). De enkele omstandigheid dat eisers in deze procedure naast een verklaring voor recht geen schadevergoeding hebben gevorderd, hoeft – anders dan gedaagden betogen – niet al tot niet-ontvankelijkheid te leiden. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:760).
4.4.
Gedaagden voeren verder aan dat de gevorderde verklaring voor recht niet-uitvoerbaar en niet mogelijk is. De kwalificatie van de in het geding zijnde gedragingen als woonoverlast speelt volgens hen niet in de rechtsverhouding tussen partijen. Voor zover de vordering tot een verklaring voor recht is gericht tegen de Gemeente, is deze naar het oordeel van de rechtbank inderdaad niet toewijsbaar. De gevraagde verklaring voor recht voldoet niet aan de daartoe te stellen eisen. Een vordering tot een verklaring voor recht dient immers te strekken tot het vaststellen van een rechtsverhouding (artikel 3:302 Burgerlijk Wetboek (BW)). De gevraagde verklaring voor recht heeft die strekking niet want zij strekt slechts ertoe een feitencomplex dat speelt tussen eisers en buurtbewoners te kwalificeren als ‘woonoverlast’. Deze vordering tegen de Gemeente ligt dan ook reeds hierom voor afwijzing gereed.
vordering tegen de Gemeente inzake optreden en bestrijden woonoverlast
4.5.
De vordering dat de rechtbank bepaalt dat de Gemeente optreedt tegen de woonoverlast en deze bestrijdt, leest de rechtbank als een vordering om de Gemeente te veroordelen tot het bedoelde optreden en bestrijden. Wat eisers hiermee in wezen vorderen is een bevel aan het lokaal bestuur om handhavend op te treden tegen een met de APV strijdige situatie. Het bestuursrecht heeft hiervoor een eigen stelsel van rechtsbescherming: een aanvraag van een belanghebbende aan het desbetreffende bestuursorgaan om handhavend op te treden is een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. Onderdeel van die rechtsbescherming is dat wordt bekeken wie als belanghebbenden zijn aan te merken (en wie niet) en welke belangen door het bestuur moeten worden meegewogen. Met dat stelsel is niet te verenigen een beslissing van de burgerlijke rechter om, met voorbijgaan aan het stelsel van bestuursrechtelijke rechtsbescherming, aan de lokale overheid handhavingsverplichtingen op te leggen. Het staat immers ter beoordeling van de bestuursrechter of het bevoegde bestuursorgaan van de Gemeente een (toewijzend) handhavingsbesluit ingevolge de APV (en de Gemeentewet) moet geven. Tegen een dergelijk besluit staat – zoals gedaagden terecht hebben betoogd – een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang open. Dit betekent dat eisers niet ontvankelijk zijn in deze vordering jegens de Gemeente.
proceskosten
4.6.
Eisers zullen als de in het ongelijk gestelden worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van de Gemeente en het College tot heden begroot op:
€ 613,00 aan griffierecht
€ 904,00aan salaris advocaat
€ 1.517,00 totaal.
4.7.
Verder zullen eisers worden veroordeeld in de nakosten voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot, op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart eisers niet-ontvankelijk in hun vorderingen tegen het College,
5.2.
verklaart eisers niet-ontvankelijk in hun vordering tegen de Gemeente tot bepaling dat de Gemeente tegen de woonoverlast optreedt en deze bestrijdt,
5.3.
wijst de vorderingen tegen de Gemeente voor het overige af,
5.4.
veroordeelt eisers in de kosten van het geding, aan de zijde van gedaagden tot heden begroot op € 1.517,00, voor zover van toepassing inclusief btw,
5.5.
veroordeelt eisers in de nakosten van het geding, begroot op € 131,--, te verhogen met een bedrag van € 68,-- onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en eisers niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis hebben voldaan,
5.6.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bakker en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2016. [1]

Voetnoten

1.type: BvB