Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
Letter of Intent(hierna: de LOI) en vervolgens in juni 2001 een
Manufacturering Agreement.
Statement of Claimin. Daarmee maakte zij onder meer de volgende vorderingen aanhangig:
Redfern Schedulein het geding, waarin Asko de onder vordering 1 bedoelde documenten specificeert.
Procedural Order No. 2uit, bestaande uit twee documenten: het door het scheidsgerecht aangevulde Redfern Schedule waarin de exhibitieverzoeken in overwegende mate werden toegewezen, en een begeleidende uitspraak. De begeleidende uitspraak luidt – voor zover hier relevant – als volgt.
final’.
3.Het geschil
IBA Rules on the Taking of Evidence in International Arbitrationte hanteren als grondslag voor een beslissing. Voorts zijn de Procedural Orders in strijd met de openbare orde, omdat de aan de deskundige toegekende bevoegdheden dermate ingrijpend zijn dat zij een uitdrukkelijke grondslag behoeven in de overeenkomst tussen partijen, het van toepassing verklaarde arbitragereglement of in het Nederlandse procesrecht. Een dergelijke grondslag ontbreekt echter. Ook is de door het scheidsgerecht gevolgde procedure in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde, nu zij het mogelijk maakt dat het scheidsgerecht kennis neemt van correspondentie tussen advocaat en cliënt, hetgeen afbreuk doet aan de procedurele gelijkheid van partijen en de onpartijdigheid van het scheidsgerecht. Ook zou de door het scheidsgerecht gevolgde procedure betekenen dat het scheidsgerecht de beslissing neemt en bedrijfsgevoelige informatie zonder enige procedurele waarborg aan concurrent Asko kan doorzenden. Tot slot is de door het scheidsgerecht gevolgde procedure in strijd met de regels van een goede procesorde, omdat daarin het recht op hoor en wederhoor van Asko wordt aangetast, en Asko met een beroep op die schending alsnog toegang tot concurrentiegevoelige informatie zou kunnen krijgen, aldus steeds Noži.
4.De beoordeling
NJ2011/269). Het is een beslissing inzake een incident dat ziet op de voortgang en instructie van de zaak. In dat licht bezien kan Procedural Order 2 niet als een (gedeeltelijke) einduitspraak worden aangemerkt omdat hiermee niet definitief de materiële vorderingen worden toe- of afgewezen. Het gaat hier om een niet-zelfstandige, dienende en procedurele beslissing met als doel Asko in de gelegenheid te stellen deze materiële vorderingen te onderbouwen. Hetzelfde moet dan gelden voor de Procedural Orders nu deze nauw verwant zijn met Procedural Order 2. Immers, de Procedural Orders zijn door de arbiters bedoeld ter verificatie van de naleving van Procedural Order 2. Daaruit volgt dat de Procedural Orders net zomin als Procedural Order 2 een einde aan het geding omtrent enig deel van de materiële vorderingen maken. Nu van een eindbeslissing niet is gebleken kan Noži niet ontvangen worden ten aanzien van vordering i en de van deze vordering afhankelijke vordering ii.
904,00(2 punten × tarief € 452,00)