3.2.Uit de uitspraak van de Afdeling van 19 november 2014 volgt ook dat voor het niet-ontvankelijk verklaren van een bij een rechter ingesteld rechtsmiddel wegens misbruik van recht zwaarwegende gronden zijn vereist, aangezien met de niet-ontvankelijkverklaring de betrokkene in feite het recht op toegang tot de rechter wordt ontzegd. Dit geldt te meer indien het gaat om een door een burger tegen de overheid ingesteld rechtsmiddel, gelet op de – soms zeer verstrekkende – bevoegdheden waarover de overheid beschikt en die een burger in de regel niet heeft. In het licht daarvan en gelet op artikel 13, tweede lid, van Boek 3 van het BW en de uitspraak van de Afdeling van 21 juli 2003 (ECLI:NL:RVS:2003:AL6396) zijn in geval van een dergelijk rechtsmiddel zwaarwichtige gronden onder meer aanwezig indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij gegeven zijn, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw. Zoals volgt uit de uitspraak van 21 juli 2003, levert een min of meer overmatig beroep op door de overheid geboden faciliteiten in het algemeen op zichzelf geen misbruik van recht op. Elk beroep op die faciliteiten brengt immers kosten met zich voor de overheid en benadeelt de overheid in zoverre. Wel kan het aantal malen dat een bepaald recht of een bepaalde bevoegdheid wordt aangewend in combinatie met andere omstandigheden bijdragen aan de conclusie dat misbruik van recht heeft plaatsgevonden. 4. Ter beoordeling van de vraag of in dit geval het beroep wegens misbruik van recht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
5. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat, eiseres, haar gemachtigde en de partner van de gemachtigde, met grote regelmaat Wob-verzoeken indienen in verband met verkeersboetes die aan hen zijn opgelegd en vervolgens bezwaar en beroep instellen. De rechtbank heeft in een aantal van deze zaken het beroep van eiseres, haar gemachtigde of diens partner niet-ontvankelijk verklaard omdat is gebleken dat de Wob –verzoeken met geen ander doel werden ingediend dan met het oogmerk om ten laste van de overheid dwangsommen en proceskostenvergoedingen te innen. Ook de onderhavige zaak verschilt niet wezenlijk van de andere hiervoor aangehaalde zaken. Zie bijvoorbeeld de uitspraken ECLI:NL:RBAMS:2015:2799, ECLI:NL:RBAMS:2015:3905 en ECL:NL:RBAMS:2015:5267. 6. Eiseres, dan wel de gemachtigde van eiseres, heeft een verzoek gedaan bij het CVOM om 26 documenten waarvan zij, gelet op haar expertise, en die van haar gemachtigde, op de hoogte waren dat het CVOM niet over die stukken beschikt. Het betoog dat het de gemachtigde van eiseres niet duidelijk is waar hij de verzoeken moet indienen volgt de rechtbank, gelet op de expertise en de veelvoud aan verzoeken die eiseres en haar gemachtigde indienen niet. Door toch een verzoek te doen bij het CVOM op deze documenten maakt eiseres het verzoek nodeloos ingewikkeld en vertraagt zij met opzet de besluitvorming. Bovendien zijn eiseres en haar gemachtigde hier al diverse malen op gewezen door verschillende verweerders.
7. Daarbij komt dat (de gemachtigde van) eiseres steeds verzoekt om verstrekking van documenten waarvan verweerder (reeds eerder) uitvoerig heeft toegelicht dat deze gevraagde documenten openbaar zijn en daartoe heeft verwezen naar de eigen website. Dit is ook in onderhavige procedure het geval. De stelling van de gemachtigde van eiseres dat hij deze documenten niet kan vinden op de website van verweerder, volgt de rechtbank niet nu eiseres haar stelling niet nader heeft onderbouwd, bijvoorbeeld door aan te geven welke documenten dan niet zijn verstrekt of welke hij niet kan vinden. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat zij de gevraagde documenten via de website van verweerder wel kan vinden. De stukken waar de gemachtigde van eiseres om heeft verzocht zijn van meet af aan openbaar en dat moet hem ook duidelijk zijn geweest. Voor zover eiseres heeft betoogd dat er stukken, zoals onderhoudsrapporten, ontbreken, lag het op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Eiseres heeft dat niet gedaan.
8. Uit het verloop van de procedure blijkt dat (de gemachtigde van) eiseres verweerder zo snel als maar mogelijk, op 9 april 2015, in gebreke heeft gesteld en vervolgens aanspraak meent te maken op verbeurde dwangsommen. Eiseres herhaalt deze ingebrekestelling een week later, op 16 april 2015, zonder daarbij enige notie te geven van de brief van verweerder van 15 april 2015. De verklaring voor deze werkwijze is, aldus de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft verklaard, daarin gelegen dat als verweerder meent onnodig verkeersboetes uit te kunnen schrijven dit eiseres er juist toe aanzet om ingebrekestellingen te versturen aan verweerder.
9. De vraag van de rechtbank wat eiseres met de verkregen documenten zal gaan doen wordt door de gemachtigde van eiseres ontwijkend beantwoord. Een meer concretere reactie dan dat de documenten zullen worden gebruikt voor onderzoek naar het verkeersbeleid in Nederland geeft de gemachtigde van eiseres niet. Eveneens kan de gemachtigde van eiseres niet aangeven of hij beroep heeft aangetekend tegen de zogenoemde Mulder-beschikking bij de kantonrechter, dan wel wat de stand van zaken van deze procedure is. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat eiseres de vergaarde stukken op enigerlei wijze openbaar heeft gemaakt of openbaar zal maken.
10. Gelet op hetgeen is overwogen in de rechtsoverwegingen 5 tot en met 9 is er geen enkele reden om aan te nemen dat eiseres met haar verzoek van 3 februari 2015 een ander doel voor ogen had, dan het zoveel mogelijk verbeuren van dwangsommen en proceskostenvergoedingen innen. Eiseres heeft misbruik gemaakt van de wettelijke bevoegdheid om een Wob-verzoek in te dienen.
11. Dat in de bestuurlijke fase sprake was van misbruik van bevoegdheid door eiseres dan wel haar gemachtigde heeft tot gevolg dat alle op die fase volgende handelingen, waaronder de keuze om verder te procederen, delen in dat lot. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat sprake is van misbruik van (proces)recht. Zij zal het beroep niet‑ontvankelijk verklaren. Dat heeft tot gevolg dat de rechtbank niet meer toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
12. Artikel 8:75, eerste lid, van de Awb biedt grond om eiseres (ambtshalve) te veroordelen in de kosten die verweerder in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Gesteld noch gebleken is echter dat verweerder dergelijke kosten heeft gemaakt. Daarom zal de rechtbank niet tot een proceskostenveroordeling overgaan.