ECLI:NL:RBAMS:2016:1566

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
13/751893-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Polen toegestaan onder voorwaarden van het EVRM

Op 22 maart 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Regionale Rechtbank in Zielona Góra op 28 september 2015. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.J.C. de Vries. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering beoordeeld aan de hand van de Overleveringswet (OLW) en de relevante bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon substantiële gronden diende te stellen om aan te tonen dat er een reëel risico bestond op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM na overlevering aan Polen. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon geen specifieke omstandigheden had aangedragen die dit risico onderbouwden. De rechtbank wees erop dat de algemene politieke situatie in Polen en het onderzoek van de Europese Commissie niet voldoende waren om te concluderen dat de mensenrechten in Polen niet gerespecteerd zouden worden.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Poolse autoriteiten toegestaan, ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek dat tegen hem loopt in Polen. De uitspraak werd gedaan door de president van de 2e strafkamer, mr. A.C. Enkelaar, en de rechters mrs. I.M.L. Felix en P. Rodenburg, in aanwezigheid van griffier mr. D. Smeets.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751893-15
RK nummer: 16/682
Datum uitspraak: 22 maart 2016
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 januari 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 september 2015 (ontvangen op 20 januari 2016) door de
President of the 2nd Criminal Division of the Circuit Courtin Zielona Góra (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [detentie adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 maart 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. M.J.C. de Vries, advocaat te Noordwijk en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een Besluit van 1 april 2015 van het
Regional Court of Krosna Odrzańdie, 4th Criminal Divisionin Gubin (referentie IV Kp 7/15).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Polen 2 strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid, feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e van de OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Wederspannigheid en/of bedreiging en/of mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (artikelen 184, 285, 300, 304 WvSr)
Mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (artikelen 300, 304 WvSr)

5.Artikel 11 van de OLW

De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon erg van de tegen hem gerezen verdenking is geschrokken. Gelet op de verdenking, namelijk het mishandelen van overheidsdienaren, vreest de opgeëiste persoon dat hij in Polen geen eerlijk proces zal krijgen. De raadsman heeft hiertoe verwezen naar de recente politieke ontwikkelingen in Polen. De rechtstaat en het recht op een eerlijk proces staan onder druk in Polen. Ook de Europese Commissie verricht op dit moment onderzoek naar de rechtstatelijke situatie in Polen. Het EAB is gebaseerd op de aanname dat de mensenrechten in alle EU-lidstaten gerespecteerd worden. Op dit moment bestaat er echter gerede twijfel of dit in Polen het geval is. De overlevering dient om deze reden geweigerd te worden.
De rechtbank vat dit verweer als een beroep op artikel 11 van de OLW op en is van oordeel dat dit verweer niet kan slagen. Overlevering vindt alleen plaats aan de justitiële autoriteiten van landen die lid zijn van de Europese Unie. Ook Polen is, zoals alle lidstaten van de Europese Unie, partij bij het EVRM. Het is aan de opgeëiste persoon om substantiële gronden te stellen op basis waarvan aannemelijk is dat er een reëel risico bestaat dat hij na overlevering onderworpen zal worden aan een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De enkele mogelijkheid van een onmenselijke behandeling is onvoldoende. De opgeëiste persoon kan voorts verschillende categorieën van informatie aandragen, waaronder algemene informatie over de situatie in de uitvaardigende staat voor wat betreft de te vrezen mensenrechtenschending. De rechtbank zal dan vervolgens dienen te beoordelen of sprake is van een reëel risico dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke en vernederende behandelingen of bestraffingen.
De rechtbank is van oordeel dat de raadsman geen specifieke de opgeëiste persoon betreffende omstandigheden naar voren heeft gebracht waarop het vermoeden van een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM kan worden gebaseerd. Voorts is niet voldoende concreet onderbouwd aangevoerd dat er voor de opgeëiste persoon in Polen geen
effective remedyals bedoeld in artikel 13 van het EVRM aanwezig is. Ter onderbouwing van de stelling heeft de raadsman alleen gewezen op de algemene politieke situatie in Polen en op het feit dat de Europese Commissie thans onderzoek verricht naar de situatie in Polen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer van de opgeëiste persoon hiermee de benodigde onderbouwing mist en dat er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ook thans nog van dient te worden uitgegaan dat Polen de bepalingen van het EVRM zal nakomen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 180, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
President of the 2nd Criminal Division of the Circuit Courtin Zielona Góra (Polen) ten behoeve van het in Polen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. I.M.L. Felix en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 maart 2016.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.