Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 november 2014, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 18 februari 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie gehouden op 11 augustus 2015, met de daarin genoemde akte vermindering van eis en overlegging nadere productie, met één productie.
2.De feiten
ABN AMRO is bereid om (…) derivatentransacties aan te gaan met de Cliënt[rechtbank: [eiseres] en haar mede-contractanten]
(…).
De bijgesloten Algemene Bepalingen Derivatentransacties mei 2001 zijn van toepassing op alle derivatentransacties tussen de Cliënt en ABN AMRO. Door ondertekening van deze Kredietovereenkomst verklaart de Cliënt een exemplaar van deze Algemene Bepalingen te hebben ontvangen.
In aanvulling op artikel 8 van de Algemene Bepalingen Derivatentransacties mei 2001 zal gelden dat ABN AMRO, zonder dat enige sommatie of ingebrekestelling vereist zal zijn, eveneens één of meerdere lopende transacties onmiddellijk en in zijn geheel kan beëindigen en alles wat door de Cliënt uit hoofde daarvan, al dan niet opeisbaar of onder voorwaarde, is verschuldigd, onmiddellijk in zijn geheel tussentijds kan opeisen, indien en zodra de kredietfaciliteit bij ABN AMRO wordt beëindigd.
Tevens zendt ABN AMRO de Cliënt ter informatie de brochure OTC-Derivatentransacties met de Bank. Door ondertekening van deze Kredietovereenkomst verklaart de Cliënt deze brochure te hebben ontvangen.”
maken deel uit van de brochure “Informatie Treasurydienstverlening ABN AMRO”, welke u via uw Treasuryadviseur of Accountmanager heeft ontvangen.”
3.Het geschil
- ABN AMRO veroordeelt om aan [eiseres] EUR 193.242,-- te betalen, althans tot betaling van zodanig bedrag in hoofdsom als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, vermeerderd met wettelijke rente ex artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en subsidiair ex artikel 6:119 BW;
- ABN AMRO veroordeelt tot vergoeding aan [eiseres] van buitengerechtelijke kosten van EUR 2.786,--, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
primairevordering ten grondslag, dat zij de renteswap onder invloed van dwaling heeft gesloten. Zij heeft gedwaald omtrent de omstandigheid dat de renteswap een negatieve marktwaarde zou kunnen hebben en dat zij die aan ABN AMRO zou moeten voldoen bij verkoop van haar onderneming en/of aflossing van de financiering gedurende de looptijd van de renteswap. ABN AMRO heeft haar nooit op dit specifieke risico gewezen.
EUR 2.786,--. ABN AMRO dient ook deze kosten te vergoeden, aldus [eiseres] .
4.De beoordeling
schending klachtplicht
beidenormschendingen heeft begroot op de bij haar in rekening gebrachte negatieve marktwaarde ad EUR 196.362,30. [eiseres] heeft in dit verband naar voren gebracht dat zij, wanneer zij wél juist zou zijn geïnformeerd over de risico’s dan wel passend zou zijn geadviseerd, zou hebben gekozen voor een lening met een variabele rente. ABN AMRO heeft dit een en ander betwist. Volgens ABN AMRO moet ervan worden uitgegaan dat [eiseres] bij het wegdenken van de schadeveroorzakende gebeurtenis zou hebben gekozen voor een lening met een vaste rente. Bovendien had [eiseres] van ABN AMRO, zoals ABN AMRO aanvoert, van haar nooit een lening met een variabele rente kunnen verkrijgen.
5.De beslissing
(i) had geopteerd voor een lening met een variabele rente,
(ii) dat ABN AMRO danwel een andere bank tot het verstrekken daarvan ook bereid was geweest en
20 april 2016voor akte aan de zijde van [eiseres] strekkende tot:
a) mededeling of [eiseres] van de gelegenheid tot bewijslevering door getuigen gebruik wenst te maken en, zo ja, met vermelding van het aantal getuigen alsmede met een opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen in de eerstvolgende drie maanden; en/of
b) overlegging van bewijsstukken,
mr. E.R. Mac-Donald, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2016. [1]