ECLI:NL:RBAMS:2016:132

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2016
Publicatiedatum
14 januari 2016
Zaaknummer
13/650991-13(A), 13/674201-14(B), 13/674334-14(C), 13/733023-14(D)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Levenslange gevangenisstraf voor dubbele medicijnmoord met oplichting van verzekeringsmaatschappijen

Op 14 januari 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een complexe strafzaak waarin de verdachte is beschuldigd van moord op twee jonge mannen, Rafael Alfredo Bido Fernandez en Alan Ramon Perez Gonzalez, en van poging tot oplichting van verschillende verzekeringsmaatschappijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die een vertrouwenspersoon was voor beide slachtoffers, hen op gewetenloze wijze heeft omgebracht door hen injecties met het spierverslappende middel succinylcholine toe te dienen. Dit deed hij met het doel om de uitkeringen van de levensverzekeringen, die hij op hun leven had afgesloten, te incasseren. De rechtbank heeft de verdachte ook schuldig bevonden aan het oplichten van de nabestaanden door hen te laten geloven dat de kosten voor de uitvaart en repatriëring veel hoger waren dan in werkelijkheid het geval was. De verdachte heeft zich voorgenomen om financieel gewin te behalen door de levens van de slachtoffers te beëindigen en heeft daarbij gebruik gemaakt van zijn positie van vertrouwen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, waarbij de ernst van de feiten en het gebrek aan inzicht in zijn daden zwaar hebben meegewogen in de beslissing. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding hebben geëist voor de geleden verliezen door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummers: 13/650991-13 (A), 13/674201-14 (B), 13/674334-14 (C), 13/733023-14 (D)
Datum uitspraak: 14 januari 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1990 ,
gedetineerd in de “ [detentieadres] .
1.
Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek, na daarmee opnieuw te zijn aangevangen, op de terechtzitting van 7, 8, 10 en 11 december 2015 en 4 januari 2016.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, B, C en D aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.A. van de Vliet, en van wat verdachte en zijn raadslieden, mr. M.H. Aalmoes en mr. H.G. Koopman, naar voren hebben gebracht.
2.
Tenlastelegging
De tenlasteleggingen in de zaken A en B zijn gewijzigd op de pro-formazitting van
4 juni 2014 en op de terechtzitting van 7 december 2015.
De tenlasteleggingen in de zaken C en D zijn gewijzigd op de terechtzitting van
7 december 2015.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, heeft schuldig gemaakt aan:
Zaak A onder 1: moord op R.A. Bido Fernandez , op of omstreeks 13 november 2013;
Zaak A onder 2: pogingen tot oplichting van diverse verzekeringsmaatschappijen (TAF, Klaverblad, Axent en Monuta) met betrekking tot overlijdensrisico- en uitvaartverzekeringen op naam van R.A. Bido Fernandez , in de periode van 24 oktober 2013 tot en met 13 november 2013.
Zaak A onder 3: pogingen tot oplichting van diverse verzekeringsmaatschappijen (Dela, TAF en Leidsche Verzekeringen) met betrekking tot overlijdensrisicoverzekeringen op naam van A.R. Perez Gonzalez , in de periode van 1 juni 2013 tot en met 19 november 2013.
Zaak B onder 1: moord op A.R. Perez Gonzalez , in de periode van 26 augustus 2013 tot en met 30 augustus 2013.
Zaak B onder 2: pogingen tot oplichting van diverse verzekeringsmaatschappijen met betrekking tot een levens- en een overlijdensrisicoverzekering op naam van [naam 1] (Aegon en ING) en twee overlijdensrisicoverzekeringen en een uitvaartverzekering op naam van [naam 2] (TAF, ABN/AMRO en Monuta), in de periode van 1 mei 2010 tot en met 13 november 2013.
Zaak C: oplichting van Yarden Uitvaartzorg Amsterdam en de familie/nabestaanden/erfgenamen van A.R. Perez Gonzalez met betrekking tot de uitvaart van A.R. Perez Gonzalez en het transport van het stoffelijk overschot naar de Dominicaanse Republiek, in de periode van 31 augustus 2013 tot en met 13 november 2013.
Zaak D onder 1: pogingen tot oplichting van verzekeringsmaatschappijen (Generali en Monuta) met betrekking tot een overlijdensrisicoverzekering en een uitvaartverzekering op naam van verdachte, in de periode van 4 januari 2013 tot en met 11 juni 2013.
Zaak D onder 2: oplichting van de Dienst Basisinformatie van de Gemeente Amsterdam met betrekking tot een afschrift uit de basisadministratie inhoudende dat verdachte zou zijn overleden, op of omstreeks 4 januari 2013.
De tekst van de integrale tenlasteleggingen is opgenomen in
bijlage 1, die aan dit vonnis is gehecht en als hier ingevoegd geldt.
3.
Voorvragen
De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is, met in achtneming van de verwerping van het preliminaire verweer (strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie) op de terechtzitting van 7 december 2015, ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4.
Waardering van het bewijs
4.1 Inleiding
4.1.1 Hieronder volgt een korte inleiding op hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en de vragen die in verband daarmee, in het licht van de tenlasteleggingen, door de rechtbank dienen te worden beantwoord. De feiten en omstandigheden de daarvoor relevant worden geacht zullen per onderdeel nader worden uitgewerkt.
4.1.2 Op 30 augustus 2013 wordt Alan Ramon Perez Gonzalez (hierna: Perez Gonzalez ), geboren op [geboortegegevens] in de Dominicaans Republiek, dood in de woning van hem en zijn moeder aangetroffen. Hij is sinds 2010 in Nederland en spreekt niet of nauwelijks Nederlands. Zijn moeder, Carmen Perez Gonzalez , is bevriend met de moeder van verdachte en verdachte heeft een goed contact met haar. Hij ondersteunt bovendien Perez Gonzalez met financiële en administratieve zaken, maar behoort niet tot diens vriendengroep waarmee Perez Gonzalez bijvoorbeeld sport en uitgaat.
Tijdens het aantreffen van het stoffelijk overschot van Perez Gonzalez treedt verdachte op als vertegenwoordiger van de familie en hij regelt daarna de repatriëring naar de Dominicaanse Republiek. Hij sluit daartoe een overeenkomst met een uitvaartmaatschappij en int geld bij de familie om de kosten daarvan te voldoen, welke kosten tot op heden niet zijn voldaan.
Het blijkt dat op naam van Perez Gonzalez een levensverzekering was afgesloten met verdachte als begunstigde. De familie van Perez Gonzalez was hiervan niet op de hoogte. Zeer kort na diens overlijden claimt verdachte uitkering van het verzekerde bedrag.
Bij later onderzoek wordt de aanwezigheid van succinylcholine (een spierverslappend medicijn) en succinylmonocholine (een, niet lichaamseigen, omzettingsproduct daarvan) in het lichaam van Perez Gonzalez aangetoond.
4.1.3 Niet veel later, op 13 november 2013, wordt geconstateerd dat Rafael Alfredo Bido Fernandez (hierna: Bido Fernandez ), is overleden in de woning op het adres [adres] . Dat is de woning van de moeder van verdachte en diens halfbroer [naam 4] . Verdachte verblijft daar zo nu en dan ook en heeft daar een eigen slaapkamer.
Bido Fernandez , geboren op [geboortegegevens] , in de Dominicaanse Republiek is nog maar een maand in Nederland. Hij verblijft al die tijd in genoemde woning. Bido Fernandez en verdachte kenden elkaar goed vanuit de Dominicaanse Republiek en ze trekken in deze maand veel met elkaar op.
Het blijkt dat op naam van Bido Fernandez ook verzekeringen zijn afgesloten, één levensverzekering en drie overlijdensrisicoverzekeringen. Als begunstigde is de moeder van verdachte aangemerkt.
Ook in het lichaamsmateriaal van Bido Fernandez is de aanwezigheid van succinylmonocholine aangetoond. Bovendien is in de woning waar Bido Fernandez verbleef een tas aangetroffen met daarin geopende en ongeopende flesjes succinylcholine en gebruikte injectiespuiten, waarin eveneens de aanwezigheid van dat middel wordt aangetoond.
4.1.4 Naast genoemde, afgesloten verzekeringen, is ook getracht, bij verschillende andere verzekeringsmaatschappijen, zowel met betrekking tot Perez Gonzalez als Bido Fernandez , verzekeringen af te sluiten – voor forse bedragen – maar heeft dat niet geleid tot afgifte van polissen.
4.1.5 Tenslotte blijkt dat op naam van verdachte zelf en twee bekenden van hem, de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] , levensverzekeringen zijn afgesloten. Uitkering van die polissen is geclaimd waarbij is aangegeven dat genoemde personen, dus inclusief verdachte, zijn overleden. Het is evenwel gebleken dat behalve verdachte ook [naam 1] en [naam 2] ten tijde van de claims nog in leven waren.
4.1.6 In verband met het voorgaande ligt ten eerste de vraag voor of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee moorden, al dan niet om verzekeringsgelden op te kunnen strijken. Ten tweede dient de vraag te worden beantwoord of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (poging tot) oplichting van een of meer verzekeringsmaatschappijen en de familie van Perez Gonzalez .

5.Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde

Moord op Rafael Alfredo Bido Fernandez

5.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van dit feit op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de moord op Rafael Alfredo Bido Fernandez . Dit standpunt heeft de officier van justitie uitvoerig onderbouwd met verwijzing naar verschillende bewijsmiddelen in het dossier.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis zal hetgeen de officier van justitie naar voren heeft gebracht niet integraal worden overgenomen maar hieronder worden besproken voor zover de rechtbank dat aangewezen acht.
5.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, waartoe zij diverse verweren heeft gevoerd. De rechtbank zal bij de beoordeling van de bewijsmiddelen, steeds het daarop betrekking hebbende verweer – voor de duidelijkheid aangegeven met
bulletpoints– bespreken.
5.3
Oordeel rechtbank
5.3.1
Aantreffen Bido Fernandez
In de ochtend van 13 november 2013 vindt een 112-melding plaats, waarbij de melder zegt dat op het adres [adres] een familielid niet wakker wordt. Deze melder is verdachte. Op het moment dat de politie de woning betreedt zien ze in de linker slaapkamer een man, Rafael Alfredo Bido Fernandez (hierna: Bido Fernandez ), op bed liggen. Het lichaam van Bido Fernandez voelt stijf en koud aan. Door de eveneens gearriveerde ambulancedienst en brandweer wordt tevergeefs geprobeerd hem te reanimeren. Het stoffelijk overschot van Bido Fernandez wordt daarop overgebracht naar het VU-ziekenhuis. Aanvankelijk wordt gedacht aan een weliswaar onverklaarbaar, maar natuurlijk overlijden en wordt het lichaam vrijgegeven. Verdachte zegt tegen de politie dat hij de afhandeling van het overlijden verder op zich zal nemen.
De (eerste) schouwarts die een verklaring van natuurlijk overlijden afgeeft is dr. [naam huisarts] , huisarts te Amsterdam. Hij verklaart later dat Bido Fernandez zich een dag voor zijn overlijden in de praktijk heeft ingeschreven, maar dat hij hem toen niet gezien heeft. Sterker nog: uit de verklaring van [naam assistente] , doktersassistente van [naam huisarts] , volgt dat verdachte zich heeft voorgedaan als Bido Fernandez tijdens de inschrijving in de praktijk. Dit roept uiteraard vraagtekens op, maar verdachte heeft hierover ter terechtzitting geen verklaring willen afleggen.
[naam huisarts] heeft verder als getuige verklaard dat hij ten tijde van de schouw met de aanwezigen (dat waren van de familie, zo stelt de rechtbank vast, enkel verdachte en diens halfbroer [naam 4] ) obductie op het lichaam heeft besproken, omdat de man zo jong is overleden. Verdachte zegt dan dat het lichaam niet verder onderzocht hoeft te worden. Dat bevreemdt minst genomen, omdat verdachte daarover op dat moment nog geen contact heeft gehad met de vader of moeder van Bido Fernandez .
5.3.2
Onderzoek lichaam Bido Fernandez
Op het lichaam van Bido Fernandez wordt (uiteindelijk) sectie verricht door de arts en forensisch patholoog dr. V. Soerdjbalie-Maikoe. Tevens wordt toxicologisch onderzoek gedaan door drs. R. van der Hulst. Dit laatste onderzoek toont succinylmonocholine aan in de urine, glasvocht links en rechts, hersenvocht en hartbloed. De aanwezigheid van het omzettingsproduct succinylmonocholine in verschillende lichaamsmaterialen, bewijst een blootstelling aan succinylcholine, aldus Van der Hulst.
Succinylcholine is een spierverslappend middel dat in de operatiekamer wordt gebruikt. Het middel is in Nederland niet vrij verkrijgbaar.
In haar definitieve sectierapport van 20 juni 2014 komt Soerdjbalie-Maikoe tot de conclusie dat het overlijden van Bido Fernandez goed kan worden verklaard door hartspierschade en daardoor functiestoornissen van vitale organen, ontstaan als verwikkelingen van effecten van de stof succinylcholine. De arts en patholoog dr. F.R.W. van de Goot concludeert in zijn rapport van 9 november 2015 dat bij revisie van de gerechtelijke sectie geen nieuwe gezichtspunten werden gezien die een ander licht zouden werpen op de conclusies van Soerdjbalie-Maikoe.
De verdediging heeft op diverse punten de onderzoeksresultaten van deze deskundigen betwist.
 De verdediging heeft aangevoerd dat het NFI geen ervaring heeft met onderzoek naar succinylcholine of succinylmonocholine. Het NFI heeft een eigen methode opgezet en gehanteerd om de aanwezigheid van deze stoffen vast te stellen, maar deze methode is niet internationaal beproefd. De resultaten van het onderzoek kunnen daarom niet voor het bewijs worden gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat het NFI niet eerder een soortgelijk onderzoek heeft gedaan met betrekking tot succinylcholine niet maakt dat de opgezette onderzoeksmethode onbetrouwbaar zou zijn, dan wel dat dit onderzoek op ondeskundige wijze is uitgevoerd. De verdediging heeft geen inhoudelijke argumenten aangevoerd op basis waarvan de rechtbank zou moeten oordelen dat dit het geval is. Het verweer wordt daarom verworpen.
 De verdediging heeft voorts gesteld dat de gevonden hoeveelheid succinylmonocholine zo gering is dat deze mogelijk postmortaal, zonder voorafgaande blootstelling van het lichaam aan succinylcholine, in de nieren is ontstaan. Door afscheiding van de nieren is deze stof vervolgens in de urine terechtgekomen.
De rechtbank volgt het standpunt van de verdediging niet. Zo het al mogelijk is dat succinylmonocholine postmortaal in de nieren ontstaat, is daar in het onderhavige geval geen sprake van geweest. Immers, succinylmonocholine is niet alleen in de urine aangetroffen, maar ook in glasvocht links en recht, hersenweefstel en hartbloed. Daarmee staat vast dat in het lichaam van Bido Fernandez succinylcholine, waarvan succinylmonocholine het afbraakproduct is, aanwezig is geweest.
 De verdediging heeft gesteld dat ook in het geval aangenomen moet worden dat er succinylcholine in het lichaam van Bido Fernandez aanwezig is geweest, daarbij het causale verband tussen deze stof en zijn overlijden niet vast staat. Op grond van het door de Hoge Raad gegeven criterium, zal voor een dergelijke verband aannemelijk moeten zijn dat de dood met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de succinylcholine is veroorzaakt. Daarvan is volgens de verdediging geen sprake.
Daarbij is aangevoerd dat de gezondheid van Bido Fernandez niet goed was en dat hij al langere tijd gezondheidsproblemen, met name met betrekking tot de ademhaling, ondervond. De verklaringen van de familieleden, dat Bido Fernandez een gezonde jongen was, zijn beïnvloed door hetgeen op de eerste pro-formazitting naar voren is gebracht en door wat in een krantenartikel hierover is gezegd. Bovendien hebben zij hun verklaringen op elkaar afgestemd. Uit de verklaringen van moeder [naam 5] , nicht [naam 6] en [naam 7] kan echter worden afgeleid dat Bido Fernandez in de Dominicaanse Republiek wel degelijk problemen had met zijn gezondheid en hiervoor ook naar een ziekenhuis is geweest. Eenmaal in Nederland zijn er diverse malen ambulances voor hem uitgerukt en heeft hij ziekenhuizen bezocht. Vrienden en familie hebben verklaard dat hij ademhalingsproblemen had, terwijl ook zijn mentale gezondheid te wensen overliet en hij zich in Nederland niet gelukkig voelde, aldus de verdediging.
De rechtbank constateert dat het dossier geen eenduidig beeld schept van de gezondheid van Bido Fernandez . Wel blijkt uit de bevindingen van de forensisch patholoog Soerdjbalie-Maikoe en de arts en patholoog Van de Goot dat er bij sectie geen sprake was van veranderingen passend bij een toestand van een ernstige vorm van astma die tot de dood zou kunnen hebben geleid. De beschreven afwijkingen in de longen zijn verwikkelingen naar aanleiding van hartspierschade, en geen veroorzaker daarvan, aldus dr. F. van de Goot. Beide deskundigen concluderen, kort gezegd, dat de opgetreden hartspierschade kan worden verklaard door verwikkelingen van de stof succinylcholine. Dr. Soerdjbalie-Maikoe heeft hier tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris aan toegevoegd dat er bij sectie geen ziekelijke oorzaak is gebleken die de hartspierschade kan verklaren, maar dat de hartspierschade wel kan zijn veroorzaakt door de toxische stof succinylcholine. De suggestie van de verdediging dat astma dan wel astmatische verschijnselen als doodsoorzaak niet kunnen worden uitgesloten, houdt gezien het voorgaande geen stand.
 De verdediging heeft er voorts op gewezen dat de toxicoloog Van der Hulst heeft verklaard dat bij intraveneuze injectie van succinylcholine, reeds na 1 à 2 minuten stilstand van de ademhaling optreedt en dat dit effect 5 tot 8 minuten aanhoudt. Dit verhoudt zich niet met de bij Bido Fernandez geconstateerde hartspierschade van 2 à 3 uren oud.
De rechtbank stelt vast dat uit de opgemaakte deskundigenrapporten blijkt dat succinylcholine in beginsel snel en kort werkt. Uit het rapport van 20 juni 2014 van Van der Hulst volgt dat het mogelijk is dat na een enkelvoudige toediening van succinylcholine een periode van apneu optreedt, waarna de ademhaling weer spontaan op gang komt. Volgens Soerdjbalie-Maikoe kan hartspierschade van minimaal 2 uur oud hiermee goed worden verklaard. De deskundige, cardio-patholoog dr. R.J. van Suylen heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 22 juni 2015 verklaard dat toediening van succinylcholine kan leiden tot een volledig of gedeeltelijk verminderde ademhaling, met als gevolg een door zuurstoftekort beschadigde hartspier. Er kan dusdanige schade zijn ontstaan dat de betreffende persoon binnen uren daarna komt te overlijden.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de bij Bido Fernandez geconstateerde hartspierschade, die enkele uren voor zijn overlijden is ontstaan, succinylcholine als doodsoorzaak niet uitsluit.
 Het komt volgens de verdediging geregeld voor dat ook jonge, gezonde, mannen zonder duidelijke doodsoorzaak overlijden. Andere doodsoorzaken dan succinylcholine kunnen dan ook niet worden uitgesloten, meer in het bijzonder – gelet op het rapport van Van der Hulst – een coronair spasme. Daarbij is van belang dat Bido Fernandez zich in het verleden, in de Dominicaanse Republiek, in het ziekenhuis heeft gemeld met een drukkende pijn in de borst, hetgeen een aanwijzing kan vormen voor een coronair spasme. Het is, gelet op de werking van het geneesmiddel, niet aannemelijk dat een coronair spasme door succinylcholine kan worden veroorzaakt, terwijl deze aandoening na het leven niet meer waarneembaar is.
De rechtbank overweegt dat de stelling van de verdediging, dat het vaker voorkomt dat jonge mannen overlijden zonder dat bij sectie de doodsoorzaak kan worden vastgesteld, naar het zich laat aanzien als juist kan worden aangemerkt. Deze stelling laat echter de bevindingen van de deskundigen Soerdjbalie-Maikoe en Van de Goot, dat de aanwezigheid van succinylmonocholine als omzettingsproduct van succinylcholine in het lichaamsmateriaal, bij uitsluiting van een meer waarschijnlijke doodsoorzaak, het overlijden kan verklaren, onverlet.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de dood van Bido Fernandez verklaard kan worden door de stof succinylcholine, waarvan het omzettingsproduct succinylmonocholine in zijn lichaam is aangetroffen. Bij sectie is niet gebleken van een andere aannemelijke doodsoorzaak.
De vraag of toediening van succinylcholine daadwerkelijk de dood van Bido Fernandez heeft veroorzaakt dient echter niet enkel te worden beantwoord op basis van genoemde deskundigenrapporten. Ook andere, hierna te bespreken feiten en omstandigheden, moeten in aanmerking te worden genomen.
5.3.3
Aantreffen tas in [adres].
Bij de doorzoeking op 15 november 2013 wordt op het adres [adres] in het dressoir in de keuken een tas aangetroffen en vervolgens inbeslaggenomen ( SIN nummer AAEW7252NL ).
 De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat deze tas en de inhoud ervan niet voor het bewijs mogen worden gebruikt omdat bij de inbeslagneming de ‘
chain of custody’ is doorbroken. Het is onduidelijk waar deze tas is gevonden, nu er op dit punt tegenstrijdige processen-verbaal zijn opgemaakt. Eveneens bevat het dossier tegenstrijdige informatie omtrent de vraag of de tas op het moment van aantreffen open dan wel gesloten was. Door de verbalisanten is bovendien verzuimd een foto te maken van de plek waar de tas is aangetroffen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2013, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en het verhoor van [verbalisant 3] bij de rechter-commissaris, blijkt dat de tas is aangetroffen in het dressoir in de keuken. [verbalisant 3] heeft verklaard dat de tas is gefotografeerd op de wijze zoals die vanuit het dressoir is gepakt. In het dossier bevindt zich een foto van de tas op de vloer, kennelijk voor het dressoir. De rechtbank maakt hieruit op dat de tas uit het dressoir is gehaald en vervolgens daarvoor op de vloer is gezet. Dat in het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2013 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , staat vermeld dat de tas werd aangetroffen op de keukenvloer, is dan ook niet in tegenspraak met hetgeen [verbalisant 3] hierover heeft verklaard. Dat verzuimd is een foto van de tas te maken op de plaats van aantreffen in de kast, maakt niet dat aan de bevindingen van de verbalisanten moet worden getwijfeld. Hierin is dus geen argument gelegen het onderzoek aan de tas en de daarin aangetroffen goederen uit te sluiten van het bewijs.
5.3.4
Inhoud tas
In de tas worden onder meer de volgende goederen aangetroffen en inbeslaggenomen:
- 2 injectiespuiten, inclusief naalden, van respectievelijk 5ml ( AAEW7355NL ) en 10ml ( AAEW7354NL );
- 2 lege, geopende verpakkingen van injectiespuiten;
- 2 lege, geopende verpakkingen van injectienaalden;
- 2 afdekdopjes ten behoeve van het afdekken van injectienaalden;
- sok met daarin:
o 2 lege plastic ampullen;
o 2 flesjes met blanco etiketten, met geopende zilverkleurige doppen, met op de zijkant van de doppen de code L: [nummer] ;
o Doosje met opschrift Succinilcolina 500 mg. In dit doosje zaten 4 gesloten flesjes met daarop hetzelfde opschrift. Op 2 van de flesjes stond op de zilverkleurige dop de code L: [nummer] . Op de andere twee flesjes de code L: [nummer] ;
In de tas bevinden zich tevens verzekeringspapieren, pasjes op naam van verdachte en cash geld.
Na onderzoek wordt in de beide injectiespuiten, in één van de injectienaalden en in de geopende glazen ampullen, succinylcholine aangetoond. Ook in de extracten van de geopende plastic ampullen wordt een geringe hoeveelheid succinylcholine aangetoond. De ampullen hebben volgens het opschrift gedestilleerd water (“Aqua destilada para injeccion”) bevat, en waren geschikt – zo stelt de rechtbank vast, om de succinylcholine mee op te lossen voor toediening met een injectiespuit.
De injectiespuiten, naalden en ampullen zijn bemonsterd waarna DNA- en dactyloscopisch onderzoek is verricht.
Op de bijsluiter in de aangetroffen verpakking succinylcholine, op een ongeopende glazen ampul en een geopende plastic ampul blijken vingerafdrukken van verdachte aanwezig.
Op de randen van de ampullen en de achterkant van de zuigers van de injectiespuiten zijn DNA sporen gevonden die, rekening houdend met een waarschijnlijkheidsgraad, matchen met het DNA van verdachte. Op de naald van een van de injectiespuiten is een DNA spoor aangetroffen dat matcht met het DNA profiel van Bido Fernandez .
 De verdediging heeft er op gewezen dat de aan het NFI aangeleverde injectiespuit met nummer AAEW7354NL , zoals afgebeeld op blz. ZD 01621, niet overeenkomt met de injectiespuit zoals afgebeeld op blz. ZD 01626, waarop de plaats van het aangetroffen dactyloscopische spoor is aangeduid. Op de foto op blz. ZD 01626 is immers te zien dat op de naald die op de spuit zit, een ander voorwerp, kennelijk een beschermkapje, is geplaatst. De verdediging betwist dat de injectiespuit zoals afgebeeld op blz. ZD 01626 met een daarop aangetroffen dactyloscopische spoor uit de inbeslaggenomen tas afkomstig is.
De rechtbank stelt vast dat blijkens een proces-verbaal van sporenonderzoek (blz. ZD 00944 en verder) een injectiespuit van 10 ml uit de tas het SIN nummer AAEW7354NL heeft gekregen. Deze injectiespuit met SIN nummer AAEW7354NL is, zoals is te zien op blz. ZD 01621, kennelijk aan het NFI aangeboden met naald, maar zonder beschermkapje. Met de verdediging stelt de rechtbank vast dat de naald van deze injectiespuit kennelijk op enig moment is voorzien van een beschermkapje zoals is te zien op blz. ZD 01626. Bij beide foto’s is vermeld dat het de injectiespuit met SIN nummer AAEW7354NL betreft. Gezien de overeenkomende SIN nummers is de conclusie gerechtvaardigd dat het steeds dezelfde injectiespuit betreft, afkomstig uit de in de woning [adres] inbeslaggenomen tas. Het verweer wordt verworpen.
De verdediging heeft de bewijswaarde van de resultaten van het sporenonderzoek gerelativeerd.
 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij na het overlijden van Bido Fernandez in de tas heeft gekeken, die door zowel hemzelf als Bido Fernandez werd gebruikt. Hij zag naalden, medicijnen en een sok. Hij keek ook in de sok en haalde er een paar spullen uit. Ook las hij de bijsluiter van het doosje succinylcholine. Daardoor is verklaarbaar dat voornoemde dactyloscopische en DNA sporen, die naar verdachte leiden, zijn aangetroffen.
De raadslieden hebben bovendien gewezen op het risico van contaminatie. Ook uit het dossier is af te leiden dat verdachte en Bido Fernandez de tas over en weer gebruikten. Het DNA van Bido Fernandez en van verdachte kan daarom op allerlei momenten in aanraking zijn gekomen met de voorwerpen waarop hun vermoedelijke DNA sporen zijn aangetroffen. Nu daarom niet kan worden vastgesteld op welk moment en op welke wijze het DNA van verdachte en Bido Fernandez op de goederen in de tas is terecht gekomen, dienen de bevindingen betreffende deze DNA-sporen van het bewijs te worden uitgesloten, aldus de verdediging.
De rechtbank constateert dat verdachte pas ter terechtzitting, na iets meer dan twee jaar voorlopige hechtenis, een verklaring betreffende de tas heeft afgelegd, naar aanleiding van welke verklaring hij vervolgens geen enkele vraag wenste te beantwoorden. Dit maakt die verklaring van verdachte om te beginnen oncontroleerbaar. Zijn lezing van de feiten verklaart bovendien niet de soms opmerkelijke situering van de sporen op de goederen, zoals op de randen van de geopende ampullen en de plunjer van de injectiespuit, terwijl op de naald daarvan tevens DNA is aangetroffen dat matcht met het DNA van Bido Fernandez .
Dat de van verdachte aangetroffen sporen niet door contaminatie en reeds voor de dood van Bido Fernandez op de ampullen en de injectiespuiten zijn terechtgekomen volgt tevens uit andere, hierna te bespreken bewijsmiddelen, waaronder de tapgesprekken met [naam 8] , de verhoren van [naam 8] in de Dominicaanse Republiek en de verklaringen van de vriendin en de moeder van Bido Fernandez over het krijgen van een injectie.
5.3.5
Tapgesprekken verdachte met “ [naam 8] ” en verhoor “ [naam 8] ”
De dag na het overlijden van Bido Fernandez neemt verdachte contact op met [naam 8] , wonend in de Dominicaanse Republiek, die [naam 8] wordt genoemd. Uit het verslag van een getapt telefoongesprek, gevoerd op 14 november 2013 om 13.18 uur, blijkt dat [naam 8] volgens verdachte “de enige is die hem kan redden”. Hij vraagt hem om een geantedateerd recept te regelen voor datgene wat [naam 8] eerder aan hem had gestuurd. Op dit recept moeten tevens injectienaalden staan vermeld. [naam 8] zal het recept naar verdachte e-mailen. Op de inbeslaggenomen computer van [naam 9] , de vrouw bij wie verdachte ten tijde van zijn gesprek met [naam 8] verbleef, wordt later een e-mail aangetroffen, die een bijlage bevat met de naam ‘ [documentnaam] ’. Dit document bevat een gescand recept voor ‘succinilcolina’ op naam van verdachte en is gedateerd op 9 oktober 2013.
Ook in de dagen na 14 november 2013 vindt geregeld telefonisch contact plaats tussen verdachte en [naam 8] . Op een vraag van [naam 8] op 15 november 2016 welke hoeveelheid/dosis hij gaf, antwoordt verdachte “twee”. Tevens vertelt [naam 8] aan verdachte dat “(…) als het voor de autopsie is (…) je vindt het niet makkelijk (…) je moet voor dat te veel zoeken. (…) er moet veel (diep) gegraven worden om te zien dat hij dat in het lichaam heeft”.
Verdachte zegt op 24 november 2013 tegen [naam 8] dat hij een verklaring van een dokter wil, dat hij het middel nodig heeft als spierontspanner. In een gesprek met een persoon die bij [naam 8] is en die zich als dokter voordoet, geeft verdachte aan dat hij bereid is om 10.000 pesos voor deze verklaring te betalen.
[naam 8] heeft verklaard dat hij tot twee keer toe het middel succinylcholine aan verdachte heeft verstrekt en dat verdachte ongeveer twee weken na de laatste keer aan hem heeft gevraagd om een recept te regelen. Ook wilde verdachte een medische verklaring waarin zou staan dat hij succinylcholine gebruikte om te kunnen slapen, zo verklaart [naam 8] .
 De verdediging heeft betwist dat de getuige zijn verklaring in vrijheid heeft afgelegd en – zo begrijpt de rechtbank – daarmee onbetrouwbaar is, nu hij voor zijn verhoor een nacht op het politiebureau heeft doorgebracht en er voor hem onduidelijkheid heeft bestaan over zijn status van verdachte/getuige, zodat zijn verklaring moet worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De verklaring zoals [naam 8] die heeft afgelegd, inhoudend dat hij tot twee keer toe succinylcholine aan verdachte heeft geleverd, en dat hij voor een recept heeft gezorgd, correspondeert immers met de inhoud van de tapgesprekken en het op de computer aangetroffen recept. Daar komt bij dat in de tas in de woning [adres] ampullen succinylcholine zijn aangetroffen met twee verschillende batchnummers, hetgeen kan corresponderen met twee leveringen van het middel aan verdachte. Tegenover dit alles staat dat verdachte geen enkele verklaring heeft willen afleggen over de inhoud van de getapte gesprekken dan wel het aangetroffen recept.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de getuige in zijn verhoren verschillende data heeft genoemd waarop de eerste levering van succinylcholine zou hebben plaatsgevonden, anders dan de verdediging heeft betoogd, geen aanleiding om de verklaring in zijn geheel van het bewijs uit te sluiten, nu de verklaring, zoals hiervoor is overwogen, grotendeels steun vindt in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank houdt het ervoor dat [naam 8] tot twee keer toe ampullen met succinylcholine aan verdachte heeft verstrekt, met respectievelijk de batchnummers [nummer] en [nummer] . Op basis van de uitkomsten van het rechtshulpverzoek aan Guatemala kan worden vastgesteld dat Succinilcolina 500mg met registratienummer [nummer] niet eerder dan in december 2012, en die met registratienummer [nummer] niet eerder dan in juni 2013, vanuit Guatemala naar de Dominicaanse Republiek is getransporteerd. De data waarop [naam 8] de betreffende succinylcholine aan verdachte heeft verstrekt, liggen dan ook in ieder geval na deze onderscheidenlijke transporten, en ruim voordat Bido Fernandez en Perez Gonzalez om het leven kwamen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat op grond van de in de tas aantroffen ampullen succinylcholine, de afgeluisterde telefoongesprekken tussen verdachte en [naam 8] en de verklaringen die [naam 8] heeft afgelegd, bewezen is dat verdachte in de dagen voorafgaand aan het overlijden van Bido Fernandez de beschikking had over succinylcholine.
5.3.6
Toedienen injectie
De moeder van Bido Fernandez , [naam 5] , heeft verklaard dat zij op 12 november 2013 rond 21.00 uur telefonisch contact met haar zoon heeft gehad. Hij zei tegen haar dat de dokter een injectie had voorgeschreven die verdachte op dat moment aan het kopen was.
De vriendin van Bido Fernandez , [naam 10] , had rond hetzelfde tijdstip contact met haar vriend. Ook tegen haar heeft Bido Fernandez gezegd dat de dokter een injectie had voorgeschreven en dat verdachte deze 15 minuten voor het slapen gaan in zijn rug zou geven.
 De verdediging betwist de verklaringen van deze getuigen. Hun verklaringen zijn beïnvloed door hetgeen op eerste pro-formazitting over de zaak is gezegd en er is sprake geweest van collusie. Bovendien zijn de verklaringen op diverse punten strijdig met elkaar. Zo heeft de vriendin van Bido Fernandez gezegd dat hij rond 18.00 helemaal in orde was, terwijl hij tegen zijn moeder zou hebben gezegd dat ’s middags de dokter langs was geweest.
De rechtbank volgt de verdediging niet in haar betoog. Reeds op 18 november 2013 heeft de zus van Bido Fernandez , [zus slachtoffer 2] , er – gehoord als getuige – melding van gemaakt dat haar broer tegen zijn vriendin [naam 10] gezegd had dat [verdachte] hem een injectie in zijn rug zou gaan spuiten. De door de verdediging gedane suggestie, dat het verhaal omtrent de injectie zou zijn verzonnen in reactie op informatie uit de eerste pro-formazitting, die immers pas in 2014 plaatsvond, houdt dan ook geen stand. Evenmin is gebleken van collusie. De constatering dat de verklaringen van de beide getuigen op onderdelen niet met elkaar overeenkomen, wijst er eerder op dat geen afstemming tussen hen beiden heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van de getuigen [naam 5] en [naam 10] voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het verweer wordt verworpen.
Zoals hiervoor vermeld, zijn in de woning [adres] twee injectienaalden aangetroffen, met op de achterkant van een van de zuigers een DNA-spoor dat met een grote mate van waarschijnlijkheid van verdachte afkomstig is. In de beide spuiten is succinylcholine aangetoond. Op de naald van één van de injectiespuiten bevond zich een DNA-spoor dat overeenkomt met het DNA-profiel van Bido Fernandez .
Genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, rechtvaardigen de conclusie dat verdachte in de nacht van 12 op 13 november 2013 Bido Fernandez met succinylcholine heeft geïnjecteerd.
5.3.7
Internetgedrag verdachte
De dag na het overlijden van Bido Fernandez heeft verdachte op Google onder meer de zoektermen ‘sectie verrichten’, ‘succinylcholine’ en ‘succinylcholine perfect murder weapon’ ingevoerd. Op Wikipedia heeft hij pagina’s bezocht met de titels ‘Suxamethonium chloride en ‘succinylcholine’. Ook heeft hij een webpagina bezocht met de titel ‘Succinylcholine: “Is it the perfect murder weapon?”.
Bij doorzoekingen in de woning [adres] , werd op 19 november 2013 een zakagenda en op 4 december 2013 een notitieboekje in beslag genomen. Beide voorwerpen lagen in een ruimte die volgens de broer van verdachte, [naam 4] , door verdachte als slaapkamer werd gebruikt.
In zowel het notitieboekje als de agenda is de term ‘succinylcholine’ in diverse schrijfvarianten genoteerd.
Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat hij zich na het lezen van de bijsluiter van de door hem in de tas aangetroffen succinilcolina, op 13 november 2013, rot schrok en de naam van het middel heeft genoteerd in een agenda, dat hij vervolgens op het internet is gaan zoeken naar de aard van het middel en dat hij hierover vragen heeft gesteld aan [naam 8] .
 De verdediging stelt zich op het standpunt dat het betreffende internetgedrag van verdachte en de notities in het notitieboekje en de agenda onderbouwen dat verdachte de werking van de succinylcholine niet kende en daarvan pas na de dood van Bido Fernandez op de hoogte is geraakt.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte hoogst onaannemelijk. In eerste plaats omdat niet alleen de term ‘succinilcolina’ zoals vermeld in de bijsluiter, in de agenda is opgeschreven – hetgeen enkel overschrijven, zoals verdachte heeft verklaard, zou doen vermoeden – maar ook diverse andere schrijfwijzen van het middel in zowel de agenda als het notitieboekje zijn genoteerd. Bovendien heeft verdachte niet kunnen of willen verklaren waarom hij niet slechts één notitie heeft gemaakt, zo kort na het overlijden, in plaats van het noteren in zowel de agenda als in het notitieboekje.
In de tweede plaats omdat, zoals hiervoor door de rechtbank is overwogen, uit de bewijsmiddelen blijkt dat voorafgaande aan het overlijden van Bido Fernandez door [naam 8] aan verdachte tot twee keer toe ampullen succinylcholine zijn verstrekt. Dat verdachte ten tijde van het overlijden van Bido Fernandez de werking va het middel niet zou kennen, acht de rechtbank dan ook onaannemelijk.
Ten slotte geeft de door verdachte gegeven lezing van de feiten geen aanvaardbare verklaring voor zijn hoogst opmerkelijke belangstelling voor succinylcholine als ‘perfect murder weapon’. De vraag waarom juist deze zoekterm is ingevoerd, onder de door verdachte gestelde omstandigheid dat hij het middel op dat moment niet kende, is onbeantwoord gebleven.
Op grond van het voorgaande is dan ook de conclusie gerechtvaardigd dat de speurtocht van verdachte op het internet naar het middel succinylcholine ingegeven is, zeker wanneer deze wordt bezien in het licht van de telefoongesprekken met [naam 8] , door zijn angst dat het middel succinylcholine bij onderzoek in het lichaam van Bido Fernandez zou worden getraceerd.
5.3.8
Motief
Op 11 oktober 2013 arriveert Bido Fernandez in Nederland. Reeds tien dagen na aankomst in Nederland wordt bij de Kamer van Koophandel een eenmansbedrijf op zijn naam ingeschreven. Een week later verschijnt Bido Fernandez , samen met een ‘neef’, met de benodigde papieren op het inloopspreekuur van de Kamer van Koophandel. De omschrijving die de getuige [getuige 1] van deze neef heeft gegeven, als ook de omstandigheid dat het inschrijvingsformulier in de slaapkamer van verdachte is aangetroffen, maken dat de rechtbank ervan uitgaat dat Bido Fernandez zich bij zijn bezoek aan de Kamer van Koophandel heeft laten vergezellen door verdachte.
Gezien de persoon en achtergrond van Bido Fernandez , zijn bescheiden ambities en zijn onbekendheid met de Nederlandse taal en samenleving, acht de rechtbank de oprichting van het bedrijf [bedrijf] , met als activiteitomschrijving “Boekhoudkantoren”, volstrekt irreëel.
Vervolgens wordt twee keer geprobeerd om een overlijdensrisicoverzekering af te sluiten op naam van Bido Fernandez , voor opvallend forse bedragen, te weten 500.000 respectievelijk 1.000.000 euro. Deze aanvragen worden afgewezen. Daarna wordt wel succesvol een levensverzekering afgesloten voor het ook al forse bedrag van 300.000 euro en maar liefst drie uitvaartverzekeringen ten bedrage van respectievelijk 20.000 en twee keer 15.000 euro. Zeer kort na het afsluiten van deze verzekeringen vinden wijzigingen van de begunstigde plaats, waarbij als begunstigde de moeder van verdachte, [naam 12] , wordt opgenomen. [naam 12] is hiermee geconfronteerd en zij verklaarde hier niets van te weten. Zij verklaarde dat verdachte over kopieën van haar paspoort/ID-kaart beschikte en altijd haar financiële zaken regelde.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte bij de aanvraag van de verzekeringen op z’n minst een initiërende rol heeft gehad en dat de verzoeken tot wijziging van de begunstigde van zijn hand afkomstig zijn. Een dergelijke wijziging van de begunstigde is onlogisch gelet op de omstandigheid dat Bido Fernandez familie en zelfs een zwangere vriendin had in de Dominicaanse republiek. Het was overigens volgens verdachte uiteindelijk wel de bedoeling van Bido Fernandez zijn vriendin en kind als begunstigde aan te wijzen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat deze begunstigdewijziging te maken had met de omstandigheid dat een begunstigde een Burger Service Nummer (BSN) moet hebben, hetgeen de vriendin van Bido Fernandez of haar ongeboren kind niet hadden, ongeloofwaardig. De verzekeringen bij Klaverblad, Axent en Monuta op naam van Bido Fernandez waren immers al afgesloten met de ‘standaard begunstigden’. Kennelijk was het niet noodzakelijk dat deze begunstigden over een BSN beschikten. Wanneer het de bedoeling van Bido Fernandez was geweest om zijn, toen nog ongeboren, kind als begunstigde aan te merken, had hij de standaardbegunstiging juist in stand moeten laten.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte op slinkse wijze heeft bewerkstelligd dat verzekeringen op het leven van Bido Fernandez werden afgesloten en dat de moeder van verdachte daarbij als begunstigde werd aangemerkt. Bij overlijden van Bido Fernandez zouden de uit te keren verzekeringsgelden, via de moeder van verdachte, wiens financiën verdachte immers beheerde, aan verdachte toevloeien. Aldus had verdachte een motief om Bido Fernandez om het leven te brengen.
5.3.9
Conclusie
Op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien en hetgeen ten aanzien daarvan hiervoor is overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte Bido Fernandez opzettelijk om het leven heeft gebracht door hem een of meer injecties succinylcholine toe te dienen, teneinde te bewerkstelligen dat aan verdachte – via zijn moeder – de uitkeringen van de op het leven van Bido Fernandez afgesloten verzekeringen zouden toekomen.
In de bewijsoverwegingen komt al naar voren dat verdachte niet of nauwelijks – hoewel bij herhaling daartoe uitgenodigd met mededeling van de mogelijke implicaties van zijn stilzwijgen – vragen heeft willen beantwoorden. Genoemde bewijsmiddelen zijn echter voor verdachte zo belastend dat, gelet op zijn ontkenning, van hem gevergd mag worden bepaalde vragen van de rechtbank te beantwoorden. Bij gebreke daarvan is verdachte er op geen enkele manier in geslaagd zijn ontkenning en hier en daar minieme, niet onderbouwde, verklaring een begin van aannemelijkheid te geven.
Verdachte is planmatig, berekenend en weldoordacht te werk gegaan. Er zijn vele momenten geweest waarop verdachte op zijn boosaardig voornemen had kunnen terugkomen, maar dat heeft hij niet gedaan. De rechtbank neemt derhalve tevens voorbedachte raad aan en acht bewezen dat verdachte Bido Fernandez heeft vermoord.

6.Ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde

Moord op Alan Ramon Perez Gonzalez

6.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ook ten aanzien van dit feit op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de moord op Alan Ramon Perez Gonzalez . Dit standpunt heeft de officier van justitie uitvoerig onderbouwd met verwijzing naar verschillende bewijsmiddelen in het dossier. Omwille van de leesbaarheid van het vonnis zal hetgeen de officier van justitie naar voren heeft gebracht niet integraal worden overgenomen.
6.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij een aantal verweren aangevoerd die hieronder, waar nodig, zullen worden besproken.
6.3
Oordeel rechtbank
6.3.1
Aantreffen stoffelijk overschot Perez Gonzalez
Voordat op 30 augustus 2013 Perez Gonzalez dood in zijn woning wordt gevonden belt verdachte, die op dat moment met familie en bekenden voor de woning van Perez Gonzalez staat, de politie en meldt dat de familie al vier dagen geen contact met hem krijgt. Als de politie is gearriveerd betreden verbalisanten de woning. Perez Gonzalez wordt voorover op zijn bed aangetroffen met een mobiele telefoon in zijn handen. Hij voelt koud aan.
De later gearriveerde schouwarts, J.T. de Jong, constateert een onverklaard overlijden van een 22-jarige man. Er zijn geen tekenen van geweld. De schouwarts adviseert klinische sectie. De Jong heeft ook contact gehad met de huisarts van Perez Gonzalez , [naam huisarts 1] . Daaruit blijkt dat hij 13 maanden geleden ter kennismaking op het spreekuur is geweest.
Verdachte verklaart aan de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
“De moeder van Alan is in de Dominicaans Republiek. Ik heb haar al in kennis gesteld van zijn overlijden. Ik heb de politie gebeld omdat wij Alan niet te pakken kregen en hij volgens zijn baas sinds maandag niet meer op zijn werk is verschenen. Ik ben jurist en woordvoerder van de familie van Alan . Ik ga ervoor zorgdragen dat Alan in de Dominicaanse Republiek zal worden begraven zoals de familie dat graag wil.”
De huisarts heeft later tegenover de politie nog een verklaring afgelegd waarin hij zegt in het weekend, na het overlijden van Perez Gonzalez , veel contact te hebben gehad met verdachte. Die deelde nadrukkelijk mee dat er bij de familie geen wens lag voor obductie, ondanks het dringende advies van de huisarts daartoe wel te besluiten.
Op zich is het juist, zo blijkt uit de verklaring van [naam 3] , de moeder van Alan Perez Gonzalez , dat zij heeft afgezien van obductie. Niettemin is dit een opvallend gegeven, omdat haar beslissing, zo concludeert de rechtbank, is beïnvloed door verdachte die haar een onjuiste voorstelling van zaken geeft. Ondanks het dringende advies van de huisarts wel obductie te verrichten, welk advies verdachte kennelijk voor zich heeft gehouden, doet hij namelijk voorkomen of de doodsoorzaak van Perez Gonzalez vrijwel zeker is. De rechtbank betrekt bij dat oordeel om te beginnen de verklaring van [naam 13] , een vriendin van [naam 3] , die als getuige verklaart:
“Ik zei tegen [naam 3] dat ze zeggen dat het een infarct is geweest. Dan moesten ze toch een autopsie op hem doen? (…) [naam 3] zei dat ik daarover met [verdachte] moest spreken. Ik (…) heb tegen [verdachte] gezegd: [naam 3] vraagt ook aan mij waarom er geen autopsie plaatsvindt. Toen zei [verdachte] , het is niet nodig er is al een autopsie geweest en het is voor 80% zeker dat hij aan een hartaanval is gestorven. Dat is vastgesteld door de dokter.
(…) [naam 3] zei: “Praat jij nog met [verdachte] , want tegen mij zei hij nog dat hij aan zijn hart was gestorven. ”Ik heb toen tegen [verdachte] gezegd, dat [naam 3] toch wel graag een autopsie wilde. Toen zei [verdachte] : “Die autopsie is al gedaan. De arts zei 80%.” Toen werd er niet meer over gesproken.”
Verdachte doet of hij enige wetenschap omtrent de doodsoorzaak van Perez Gonzalez heeft, welke wetenschap hij via de dokter zou hebben verkregen. Zowel [getuige 2] als [getuige 3] verklaart als getuige dat verdachte ter plaatse, dus nog voor de woning waarin kort daarvoor Perez Gonzalez was aangetroffen, vertelt dat hij van de dokter heeft gehoord dat Perez Gonzalez (voor 80% zeker) aan een hartstilstand is overleden. Dit kan echter niet kloppen gelet op de verklaring die schouwarts De Jong later als getuige tegen de politie aflegt. Hij verklaart dat hij na zijn werkzaamheden met niemand anders dan agenten buiten de woning heeft gesproken. Hij heeft buiten aan niemand verteld wat hij in de woning heeft gezien of aangetroffen. Laat staan, voegt de rechtbank daar als conclusie aan toe, dat de schouwarts tegen verdachte ook maar iets heeft gezegd over een mogelijke doodsoorzaak. Sterker nog: zoals hiervoor beschreven komt de schouwarts niet verder dan de conclusie dat sprake is van ‘onverklaard overlijden’.
Vragen over deze gang van zaken heeft verdachte ter terechtzitting niet willen beantwoorden.
6.3.2
Doodsoorzaak
Perez Gonzalez was een zeer jonge man, van 22 jaar oud, die blijkens de verklaringen van familie en vrienden onverwacht is overleden. Hij wordt gekenschetst als een hooguit iets te zware jongen, die regelmatig sportte en verder gezond was. Sinds zijn komst in Nederland is hij nooit met klachten bij een dokter of in een ziekenhuis geweest.
 De verdediging betwist evenwel dat Perez Gonzalez gezond was en verwijst in dat verband naar het onderzoek door een keuringsarts van Medimark in verband met een aanvraag voor een levensverzekering bij TAF. Uit het medisch onderzoek blijkt dat sprake was van een verhoogde bloeddruk en de leverwaarden erg afwijkend waren. Die horen, zo is door de coördinator van Medimark verklaard, <35 te zijn, terwijl bij Perez Gonzalez waarden zijn gemeten van >208.
De rechtbank stelt vast dat de keuringsarts hierover heeft verklaard dat genoemde leverwaarden bleken uit bloedonderzoek en dat niet precies duidelijk was wat er aan de hand was. Er zou verder onderzoek gedaan moeten worden om aan te tonen wat van de afwijkende leverwaarden de oorzaak was. Dat is naar het oordeel van de rechtbank om te beginnen een weinig alarmerende mededeling. Dat nadere onderzoek was weliswaar niet aan de keuringsarts, zo verklaart zij, maar kennelijk bestond er evenmin aanleiding Perez Gonzalez dringend te adviseren contact op te nemen met een arts. In de afwijkende leverwaarden is slechts, mede, aanleiding gevonden de verzekeringsaanvraag af te wijzen. Deze afwijkende leverwaarden rechtvaardigen dan ook niet het vermoeden dat hierin met enige mate van waarschijnlijkheid de doodsoorzaak van Perez Gonzalez kan zijn gelegen.
Uit het voorgaande blijkt al dat op het lichaam van Perez Gonzalez , in eerste instantie, geen sectie heeft plaatsgevonden. Het stoffelijk overschot is gerepatrieerd naar de Dominicaanse Republiek. De schouwarts heeft echter wel bloed en urine afgenomen. Dat is onderzocht in het laboratorium van ATAL-Medical. Er is toen geen stof aangetroffen in het bloed of de urine die, zo volgt uit het na te noemen rapport van Van der Hulst, het overlijden van Perez Gonzalez kan verklaren.
In het laboratorium van ATAL-Medical is nog een geringe hoeveelheid bloed en urine bewaard. Dat is, na het aantreffen van de overleden Bido Fernandez en de gevonden ampullen succinylcholine in de woning, op enig moment voor nader onderzoek naar de toxicoloog Van der Hulst van het NFI gestuurd. Uit zijn rapport van 25 maart 2014 volgt dat er te weinig bloed was voor onderzoek. De hoeveelheid urine was echter wel voldoende voor onderzoek. Daarin is door Van der Hulst succinylcholine en succinylmonocholine aangetoond.
Van der Hulst komt tot de conclusie dat op basis van de gemeten concentraties van genoemde stoffen geen uitspraak kan worden gedaan over een mogelijke dosering of het daadwerkelijk opgetreden effect ten tijde van het overlijden. Echter, volgens de deskundige kan de aanwezigheid van succinylcholine en succinylmonocholine in het lichaamsmateriaal van Perez Gonzalez diens overlijden, bij uitsluiting van een meer waarschijnlijke doodsoorzaak, verklaren.
Vervolgens is op 25 juni 2014 in de Dominicaanse Republiek het stoffelijk overschot van Perez Gonzalez opgegraven voor een autopsie door een Dominicaanse patholoog. Diens bevindingen luiden, kort samengevat, dat conclusies over de oorzaak en de forensische etiologie van het overlijden beperkt worden door de vergevorderde staat van ontbinding. De autopsie heeft, met die beperkingen, geen uitwendig of inwendig letsel aan het licht gebracht dat het overlijden kan verklaren. Volgens de patholoog valt een gewelddadige dood (de rechtbank begrijpt: een niet-natuurlijke dood) niet uit te sluiten.
Bij de sectie in de Dominicaans Republiek was ook de Nederlandse patholoog Soerdjbalie-Maikoe aanwezig ter observatie met als opdracht daarvan verslag te doen. Na de sectie heeft de officier van justitie haar gemaild met het verzoek in het observatieverslag ook te betrekken het rapport van Van der Hulst, waaruit blijkt dat in de urine van Perez Gonzalez succinylcholine en succinylmonocholine is aangetoond.
De conclusie van Soerdjbalie-Maikoe houdt in – samengevat – dat bij de sectie op het lichaam van Perez Gonzalez geen doodsoorzaak is gebleken, voor zover dat nog te beoordelen was. Zij schrijft verder:
Op grond van de uitkomst van het toxicologisch onderzoek (namelijk de aangetoonde stof succinylcholine in het lichaamsmateriaal) en het feit dat er bij sectie (voor zover te beoordelen was) en bij interpretatie van aanvullende gegevens/informatie (de medische voorgeschiedenis van A.R. Perez Gonzalez ), geen andere waarschijnlijke doodsoorzaak is gebleken, kan het overlijden van A.R. Perez Gonzalez goed worden verklaard op toxicologische gronden. Dit betreffen de effecten van de aangetoonde stof succinylcholine in het lichaamsmateriaal van deze man, met verlamming van de ademhalingsspier en negatieve effecten op het hart en functiestoornissen van respectievelijk de longen en het hart en daarmee overlijden tot gevolg.
 De verdediging stelt zich op het standpunt dat het rapport van Soerdjbalie-Maikoe uitgesloten moet worden van het bewijs, omdat – kort samengevat:
- de officier van justitie niet had mogen verzoeken het rapport van Van der Hulst in de conclusies te betrekken;
- het rapport van 11 maart 2014 van Van der Hulst als bijlage is gevoegd, terwijl dat rapport tot stand is gekomen door verkeerd ‘knippen en plakken’ uit het toxicologisch rapport betreffende Bido Fernandez ;
- de patholoog, op basis van het genoemd rapport van 11 maart 2014, ten onrechte schrijft dat toxicologisch onderzoek is verricht aan het bloed en de urine van Perez Gonzalez , terwijl uit het (gecorrigeerde) rapport van 25 maart 2014 blijkt dat alleen urine is onderzocht;
- de patholoog kennelijk op grond van mededelingen van de zus van Perez Gonzalez , voorafgaand aan de sectie in de Dominicaanse Republiek, uitgaat van een blanco medische voorgeschiedenis, terwijl zij niet bekend was met de geconstateerde afwijkende leverwaarden.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Soerdjbalie-Maikoe is aanvankelijk gevraagd te observeren bij de sectie en daarover te rapporteren. Dat laat evenwel onverlet dat zij als deskundige op basis van haar eigen waarnemingen en/of die van de Dominicaanse patholoog conclusies kan trekken betreffende de doodsoorzaak van Perez Gonzalez . Dat is wat de officier van justitie aanvullend gevraagd heeft en begrijpelijk heeft hij daarbij verzocht te betrekken dat in het lichaam van Perez Gonzalez door Van der Hulst succinylcholine en succinylmonocholine is aangetoond. Dat Soerdjbalie-Maikoe in haar rapport vervolgens verwijst naar het ‘verkeerde’ rapport van Van der Hulst doet aan haar conclusie niets af. Er is door Van der Hulst, getuige het hierboven aangehaalde rapport van 25 maart 2014, nu eenmaal de aanwezigheid van genoemde stoffen vastgesteld, zij het enkel in de urine.
Aan de overweging van Soerdjbalie-Maikoe dat, mede op grond van de medische voorgeschiedenis van Perez Gonzalez , geen andere waarschijnlijke doodsoorzaak is gebleken, wordt naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk gedaan door het feit dat zij kennelijk niet op de hoogte was van de verhoogde leverwaarden van Perez Gonzalez . De rechtbank verwijst naar hetgeen zij omtrent die leverwaarden hiervoor heeft overwogen.
Uiteraard heeft de rechtbank oog voor de beperkingen van de sectie op het lichaam van Perez Gonzalez , maar samengevat rechtvaardigt het voorgaande de conclusie dat Perez Gonzalez een jonge man was die onverwacht is overleden en in zijn lichaam de aanwezigheid van het spierverslappende geneesmiddel succinylcholine is aangetoond, hetgeen (vanwege de werking daarvan, zoals hiervoor ten aanzien van de moord op Bido Fernandez is besproken) zijn overlijden, bij gebreke van een andere aannemelijke doodsoorzaak, goed kan verklaren.
De vraag of toediening van succinylcholine daadwerkelijk de dood van Perez Gonzalez heeft veroorzaakt kan echter niet enkel worden beantwoord op basis van de deskundigenrapporten. Ook andere, hierna te bespreken feiten en omstandigheden, dienen daarbij in aanmerking te worden genomen.
6.3.3
Beschikking verdachte over succinylcholine
Met verwijzing naar hetgeen hiervoor met betrekking tot de moord op Bido Fernandez is overwogen, stelt de rechtbank vast dat verdachte twee maal de beschikking heeft gekregen over een hoeveelheid succinylcholine, een bij onjuist gebruik dodelijk en in Nederland niet vrij verkrijgbaar middel – zonder te verklaren waarom hij dat wilde hebben.
6.3.4
Tijdstip overlijden en telefonisch contact verdachte met Perez Gonzalez
Uit de verklaringen van [naam 14] en zijn moeder [naam 9] blijkt dat Perez Gonzalez op maandag 26 augustus 2013 bij hen heeft gegeten. Perez Gonzalez was daar tot ongeveer 23.30 uur en volgens [naam 14] voelde hij zich goed en was hij niet ziek. Vanaf dinsdag kon men geen contact meer met hem krijgen. Perez Gonzalez moest die dag werken bij Albert Heijn, maar daar is hij niet verschenen, zo volgt uit de verklaring van [naam 15] , de bedrijfsleidster van Albert Heijn.
Verder blijkt uit onderzoek van historische verkeersgegevens van de telefoons in gebruik bij Perez Gonzalez , dat het laatste uitgaande contact op dinsdag 27 augustus 2013 om 02.33 uur is. Er wordt door diverse personen wel ingebeld, maar Perez Gonzalez beantwoordt deze oproepen niet. De telefoon waarmee dit laatste contact werd geregistreerd werd voor die datum vrijwel dagelijks gebruikt en staat uit vanaf 28 augustus 2013 om 23.35 uur, mogelijk door een lege batterij.
Het voorgaande rechtvaardigt de conclusie dat Perez Gonzalez , die op vrijdag 30 augustus 2013 dood is aangetroffen, zeer waarschijnlijk op dinsdag 27 augustus 2013 is overleden.
Van verdachte zijn drie telefoonnummers bekend. Uit het onderzoek volgt dat verdachte alleen het nummer [telefoonnummer] gebruikte ten tijde van de periode rond het overlijden van Perez Gonzalez .
Uit de historische verkeersgegevens is verder op te maken dat verdachte en Perez Gonzalez in de periode voorafgaande aan diens overlijden veel telefonisch contact hadden. Van 15 juli tot en met 10 augustus 2013 is er dagelijks contact, evenals in de periode van 13 tot en met 15 augustus. Verder is er contact op 18, 20, 23, 25, 26 en 27 augustus.
Met betrekking tot 27 augustus valt op dat de telefoon van verdachte om 11.37 en 13.59 uur contact maakt met de zendmast Cruquiusweg 5 te Amsterdam. Deze zendmast bevindt zich in de nabijheid van de woning van Perez Gonzalez . De mobiele telefoons van Perez Gonzalez maakten, als hij zich in de woning bevond, het meest contact met de zendmasten op de Cruquiusweg en op de Veemkade. Op grond hiervan kan aanwezigheid van verdachte in de woning van Perez Gonzalez op 27 augustus 2013 niet worden uitgesloten.
 Verdachte heeft ter terechtzitting – uitdrukkelijk, zoals hij zelf zegt – verklaard dat hij in de periode van 26 tot en met 30 augustus 2013 niet in de woning van Perez Gonzalez is geweest.
Verdachte lijkt verder, met zijn opmerking dat hij “regelmatig in het centrum en Amsterdam-Oost” komt; en met zijn opmerking “ [naam 16] , mw. [naam 16] , woont op de [adres] ”, een verklaring te willen geven voor het feit dat zijn telefoon op 27 augustus de zendmast op Cruquiusweg aanstraalt. Waarom verdachte pas ter terechtzitting hierover verklaart wil hij niet zeggen en evenmin beantwoordt verdachte de vragen van de rechtbank waar hij dan mogelijk wel was. Deze enkele mededeling van verdachte legt dan ook te weinig gewicht in de schaal om aan voornoemde conclusie, ten aanzien van de mogelijke aanwezigheid van verdachte in de woning van Perez Gonzalez op de zeer waarschijnlijke dag van zijn overlijden, afbreuk te doen.
Afgezien hiervan stelt de rechtbank vast dat verdachte voor het laatst naar Perez Gonzalez belt op dinsdag 27 augustus om 19.09 uur. Er is een gespreksduur van 0 seconden geregistreerd, waaruit kan worden afgeleid dat de oproep niet is beantwoord. Gelet op het eerdere belcontact tussen beiden is opmerkelijk dat verdachte dus op de daarop volgende woensdag, donderdag en vrijdag niet meer belt naar Perez Gonzalez . In elk geval niet met het door hem gebruikte 06-nummer.
 De verdediging heeft nog geopperd dat het best mogelijk is dat verdachte met een ander nummer naar Perez Gonzalez heeft gebeld.
Deze mogelijkheid schuift de rechtbank, zonder daadwerkelijke stelling – laat staan met onderbouwing daarvan – als uitsluitend theoretisch terzijde. Verdachte heeft geen enkel aanknopingspunt gegeven waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat hij destijds, mogelijk, met een andere telefoon heeft gebeld.
Niet alleen opmerkelijk, maar ook leugenachtig, is vervolgens de vaststelling dat verdachte op vrijdag 30 augustus tegen [naam 17] zegt dat hij Perez Gonzalez meermalen heeft gebeld, maar dat hij niet opnam. Ter terechtzitting is verdachte met de verklaring van [naam 17] geconfronteerd, maar hij heeft – desgevraagd – deze niet kunnen of willen ontkrachten.
6.3.5
Bedrijf op naam van Perez Gonzalez
In overweging 4.1.2 is reeds genoemd dat verdachte, ook volgens zijn eigen verklaring ter terechtzitting, Perez Gonzalez , hielp met diens administratieve en financiële zaken. Ook is reeds overwogen dat Perez Gonzalez niet of nauwelijks Nederlands sprak en bij de Albert Heijn werkte. Veelal enkele uren ’s avonds, in de vulploeg, zo voegt de rechtbank daaraan toe. Onder deze omstandigheden is meer dan opmerkelijk dat op naam van Perez Gonzalez bij de Kamer van Koophandel (KvK) sinds 6 juni 2013 een eenmanszaak staat geregistreerd met als handelsnaam [bedrijf] . De bedrijfsactiviteit betreft: handel in onroerend goed. Zijn moeder wist hier niets van, noch zijn vrienden, de eerder genoemde, [naam 14] en [getuige 2] en [getuige 3] . Ook zijn zus dicht Perez Gonzalez , blijkens haar verklaring, niet de capaciteiten toe een eigen bedrijf te leiden.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande onwaarschijnlijk dat Perez Gonzalez zelf het initiatief heeft genomen tot de inschrijving bij de KvK. In verband met hetgeen hierna met betrekking tot de verzekeringen wordt overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte hierin leidend is geweest.
6.3.6
Verzekeringen
Op 6 juni 2013, dezelfde datum als de inschrijving van [bedrijf] bij de KvK, wordt via de website van Independer een aanvraag voor een overlijdensrisicoverzekering op naam van Perez Gonzalez bij Leidsche Verzekeringen ingediend. Het verzekerde bedrag betreft 2.500.000 euro. De verzekeringsmaatschappij stelt aanvullende vragen en die vragenlijst wordt met een aanvullend schrijven “Van dhr. A.R. Perez Gonzalez ”, retour gezonden. Deze brief is volledig in het Nederlands, dus kan onmogelijk door Perez Gonzalez zelf zijn opgesteld. In de brief, zo stelt de rechtbank vast, staan onmiskenbaar onwaarheden, zoals de opmerking:
“Mijn bedrijf [bedrijf] zal zeker dit jaar nog uitgroeien met een internationale samenwerking met OPREH Vastgoed, een succesvol vastgoedbedrijf in de Dominicaanse Repubiek die jaarlijks honderden miljoenen aan bedrijfsomzet maakt.”
Vanwege de hierna te noemen betrokkenheid van verdachte bij de overige twee verzekeringen op naam van Perez Gonzalez , waarbij verdachte zich ook als Perez Gonzalez voordoet, acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte de aanvraag van de verzekering heeft gedaan, met wellicht enige medewerking (een handtekening) van Perez Gonzalez , en geciteerde brief heeft geschreven. Verdachte schroomt daarbij niet een valse voorstelling van zaken te geven met het kennelijke doel een zo hoog mogelijke polis te verkrijgen. Een plausibele reden waarom zo’n hoge polis gewenst was, is achterwege gebleven. Vragen daarover heeft verdachte niet willen beantwoorden.
De aanvraag bij Leidsche Verzekeringen wordt echter afgewezen en op of omstreeks 14 juni 2013 wordt bij TAF Quantum Leben een overlijdensrisicoverzekering op naam van Perez Gonzalez aangevraagd. Het gewenste verzekerde bedrag is in dit geval 1.500.000 euro, ook weer onverklaarbaar hoog.
Verdachte begeleidt Perez Gonzalez bij het onder 6.3.2 genoemde keuringsonderzoek in verband met de verzekeringsaanvraag bij TAF. De keuringsarts heeft in verband daarmee verklaard dat verdachte zich voordeed als de broer van Perez Gonzalez en dat hij de communicatie volledig naar zich toe trok. Volgens de keuringsarts zei Perez Gonzalez uit zichzelf niets en gaf verdachte hem steeds opdrachten.
Dan volgt een afwijzing van de aanvraag. Uit een interne e-mail van 15 juli 2013 blijkt dat de aanvrager “ Perez Gonzalez ” heeft gebeld met vragen daarover. De e-mail luidt:
“Ik ben zojuist gebeld door Perez Gonzalez . Hij wilde de reden van afwijzing weten. Wil jij hem terugbellen. Tel. [telefoonnummer] . Ik heb sterk het vermoeden dat dit de heer [verdachte] is aangezien ik vorig jaar [verdachte] meerdere keren heb gesproken en zijn stem nog herken. Daarnaast spreekt deze meneer goed Nederlands, terwijl Perez Gonzalez dat niet kan.”
Uit een en ander volgt – het genoemde telefoonnummer was daadwerkelijk bij verdachte in gebruik – dat verdachte zich zeer actief met deze aanvraag heeft bemoeid.
Hoewel verdachte in zijn algemeenheid heeft verklaard dat het afsluiten van dergelijke verzekeringen een modeverschijnsel was geworden binnen de Dominicaanse gemeenschap, heeft hij niets willen verklaren over de reden om Perez Gonzalez voor zo’n hoog bedrag te willen verzekeren.
Na de afwijzing van de aanvraag bij TAF Quantum Leben op 11 juli 2013 en genoemd telefoongesprek op 15 juli 2013 volgt op diezelfde datum een aanvraag voor een overlijdensrisicoverzekering bij Dela op naam van Perez Gonzalez ten bedrage van 200.000 euro. Deze aanvraag wordt gehonoreerd en op 26 juli 2013 wordt de polis verstrekt. Op 31 juli 2013 wordt aan Dela een brief gestuurd door “ Perez Gonzalez ”, maar deze is in het Nederlands en kan dus feitelijk niet door hem zijn opgesteld, met het verzoek om verdachte als eerste begunstigde van de verzekering te benoemen.
 Verdachte heeft ter terechtzitting erkend, zo leidt de rechtbank uit zijn verklaring ter terechtzitting af, dat hij degene is geweest die de begunstigde wijziging aan Dela heeft doorgegeven. Volgens verdachte is het namelijk zo, hetgeen hij ook op dit punt ter terechtzitting voor het eerst heeft verklaard, dat Perez Gonzalez verdachte graag als begunstigde wilde, omdat hij “als een broer voor hem was”.
De rechtbank acht deze verklaring, voorzover het de wens van Perez Gonzalez betreft, niet aannemelijk. Perez Gonzalez had goed contact met zijn moeder en zij wist niets van de verzekering, laat staan dat verdachte in plaats van de moeder van Perez Gonzalez als begunstigde werd aangemerkt. Ook de vrienden van Perez Gonzalez hebben verklaard dat verdachte weliswaar veel voor hem regelde op administratief gebied, maar toch zeker geen vriend voor hem was zoals zij dat waren. Bovendien heeft verdachte er geen enkele redelijke verklaring voor gegeven waarom, áls het daadwerkelijk de bedoeling van Perez Gonzalez was hem als begunstigde aan te merken, dat dan niet direct bij de aanvraag is vermeld. Ten slotte heeft verdachte niemand van de familie, met wie ook hij goed contact had, toen er geld ingezameld moest worden in verband met de repatriëring van het stoffelijk overschot van Perez Gonzalez naar de Dominicaanse Republiek, laten weten dat hem een bedrag van 200.000 euro was nagelaten. Vergeleken met dit bedrag waren de feitelijke kosten van de repatriëring, die de nabestaanden niet konden dragen en waarvoor zij leningen hebben moeten afsluiten, voor verdachte een schijntje.
6.3.7
Belgedrag verdachte in verband met de verzekering bij Dela
Dat verdachte zich buitengewoon actief met de verzekeringen op naam van Perez Gonzalez bemoeit blijkt niet alleen uit het voorgaande, maar volgt temeer uit het feit dat hij in de periode van 30 juli tot en met 29 augustus acht keer met Dela belt.
Op het polisblad dat op 26 juli 2013 naar Perez Gonzalez is verstuurd wordt vermeld dat de premie elke 25ste van de maand word geïncasseerd. In het computersysteem van Dela zijn vijf telefoongesprekken vastgelegd tussen 26 en 29 augustus 2013, elk met de registratie ’03 Betaling/herinnering’. Deze registratie heeft betrekking op een inkomend gesprek van een klant van Dela over een betaling of over een herinnering die is verstuurd door Dela. Dat laatste zal uiteraard nog niet het geval zijn geweest, dus is de conclusie gerechtvaardigd dat verdachte een aantal keren belt om te vragen of de eerste premiebetaling is ontvangen.
Die conclusie wordt versterkt door het feit dat verdachte, die over de inlogcode van de ‘Mijn ING’ account van Perez Gonzalez beschikte, in genoemde periode vier maal inlogt op dit account, waarna hij binnen enkele seconden of minuten belt naar Dela.
Waarom verdachte zo actief geïnteresseerd was in de premiebetaling, heeft hij ter terechtzitting niet willen verklaren en evenmin waarom hij zo veel met Dela belde, ondanks dat hij zelf geen telefonisch contact meer had met Perez Gonzalez sinds 27 augustus 2013.
6.3.8
Claim
Tot slot is opmerkelijk, en onder de gegeven omstandigheden verdacht, dat verdachte reeds op 3 september 2013 aan Dela verzoekt het verzekerde bedrag uit te keren.
6.3.9
Conclusie
Bewezen is dat verdachte Bido Fernandez om het leven heeft gebracht om daar financieel beter van te worden. Een aantal van de feiten en omstandigheden waaronder die moord heeft plaatsgevonden, laten zich als volgt samenvatten:
- Bido Fernandez was zeer jong;
- hij is geboren op de Dominicaanse Republiek en sprak geen Nederlands;
- hij was nog maar net in Nederland en aan de zorg van verdachte toevertrouwd;
- verdachte regelde een, niet reële, inschrijving van een bedrijf op naam van Bido Fernandez bij de KvK;
- op naam van Bido Fernandez heeft verdachte in korte tijd meerdere levensverzekeringen getracht af te sluiten voor onverklaarbaar hoge bedragen, namelijk 500.000 en 1.000.000 euro;
- op naam van Bido Fernandez heeft verdachte daadwerkelijk een levensverzekering afgesloten van 300.000 euro en drie overlijdensrisicoverzekeringen;
- Bido Fernandez is, gelet op zijn leeftijd en gezondheidstoestand, onverwacht overleden;
- zijn overlijden kan verklaard woorden door de (bij onjuiste toepassing, dodelijke) spierverslapper succinylcholine, waarvan de aanwezigheid in zijn lichaam is aangetoond;
- verdachte heeft twee maal succinylcholine, in Nederland niet vrij verkrijgbaar, geleverd gekregen van een vriend uit de Dominicaanse Republiek;
- verdachte had een financieel belang bij de dood van Bido Fernandez , aangezien hij kort na het afsluiten van laatstgenoemde levensverzekering, zijn moeder – die daar niets van wist en voor wie verdachte de administratie beheerde, heeft aangewezen als begunstigde, terwijl hiervoor geen redelijke verklaring is gegeven.
Deze feiten en omstandigheden vertonen veel overeenkomsten met die van de zaak Perez Gonzalez . Die laten zich als volgt samenvatten:
- Perez Gonzalez was zeer jong;
- hij is geboren op de Dominicaanse Republiek en sprak niet of nauwelijks Nederlands;
- hij was pas sinds 2010 in Nederland en verdachte hielp hem met zijn administratieve en financiële zaken;
- verdachte regelde een, niet reële, inschrijving van een bedrijf op naam van Perez Gonzalez bij de KvK;
- op naam van Perez Gonzalez heeft verdachte in korte tijd meerdere levensverzekeringen getracht af te sluiten voor onverklaarbaar hoge bedragen, namelijk 2.500.000 en 1.500.000 euro;
- op naam van Perez Gonzalez heeft verdachte daadwerkelijk een levensverzekering afgesloten van 200.000 euro;
- Perez Gonzalez is, gelet op zijn leeftijd en gezondheidstoestand, onverwacht overleden;
- zijn overlijden kan verklaard worden door de spierverslapper succinylcholine, waarvan de aanwezigheid in zijn lichaam is aangetoond;
- verdachte had een financieel belang bij de dood van Perez Gonzalez , aangezien kort na het afsluiten van laatstgenoemde levensverzekering verdachte zichzelf heeft aangewezen als begunstigde.
Op grond van de belangrijke overeenkomsten tussen beide zaken, alsmede de overige feiten en omstandigheden die hierboven met betrekking tot de zaak Perez Gonzalez zijn uiteengezet, komt de rechtbank ook in die zaak tot de conclusie dat het verdachte is geweest die Perez Gonzalez om het leven heeft gebracht door toediening van succinylcholine, met als enkele doel het verzekeringsgeld op te kunnen strijken. De feiten en omstandigheden waaruit kan worden opgemaakt hoe berekenend verdachte te werk is gegaan, maken dat de rechtbank dit feit kwalificeert als moord.

7.Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde

7.1
Standpunt officier van justitie
Bij de verzekeringsmaatschappijen TAF, Klaverblad, Axent en Monuta is geprobeerd om overlijdensrisico- dan wel uitvaartverzekeringen af te sluiten op het leven van Bido Fernandez . De aanvraag bij TAF is afgewezen, maar door Klaverblad, Axent en Monuta zijn polissen verstrekt. Bij deze laatste drie verzekeringen werd kort na het afgeven van de polissen de begunstigde gewijzigd, met als nieuwe begunstigde de moeder van verdachte, [naam 12] . Uit het dossier blijkt dat het verdachte is geweest die, al dan niet met medeweten van Bido Fernandez , de verzekeringen heeft aangevraagd en die vervolgens om wijziging van de begunstigde heeft verzocht. Het is niet gebleken dat de moeder van verdachte of een ander hierbij een strafbare rol heeft gehad. Voordat er kon worden geclaimd, is het onderzoek naar bovengenoemde moorden en daarmee samenhangende verzekeringsfraude aangevangen.
Het tot stand proberen te brengen van de verzekeringsverbintenis moet worden bezien als stap naar het uiteindelijke doel, het claimen van geld. Het aanvragen van de overlijdensrisicoverzekering of uitvaartverzekering is daarom reeds als begin van uitvoering aan te merken. Aldus heeft verdachte zich met betrekking tot alle vier de verzekeringsmaatschappijen schuldig gemaakt aan poging tot oplichting.
7.2
Standpunt verdediging
Het was de wens van Bido Fernandez om een overlijdensrisico- en uitvaartverzekering af te sluiten en daarbij heeft hij zich laten voorlichten door verdachte. Verdachte ging ervan uit dat slechts een persoon met een BSN als begunstigde kan optreden. De wijzigingen van de begunstigde bij de verzekeringen van Klaverblad, Axent en Monuta, zijn in overleg met Bido Fernandez gebeurd. Verdachte heeft geholpen bij het schrijven van de brieven. Er zijn geen oplichtingsmiddelen gebruikt en van oplichting of poging daartoe is geen sprake geweest.
7.3
Oordeel rechtbank
Verdachte wordt verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot oplichting van een viertal verzekeringsmaatschappijen, te weten: TAF, Klaverblad, Axent en Monuta. Hij zou de verzekeringen, zoals reeds uit de overwegingen met betrekking tot de moord op Bido Fernandez blijkt, op naam van Bido Fernandez hebben aangevraagd. In geval van TAF is de aanvraag afgewezen, evenals de eerste aanvraag bij Klaverblad. In de overige gevallen is door de verzekeringsmaatschappijen een polis verstrekt: een overlijdensrisicoverzekering bij Klaverblad voor een bedrag van 300.000 euro, een uitvaartverzekering voor een bedrag van 20.000 euro bij diezelfde verzekeringsmaatschappij en nog twee uitvaartverzekeringen voor elk 15.000 euro bij Axent respectievelijk Monuta. In de gevallen waarin een polis is verstrekt heeft verdachte op enig moment aan de verzekeringsmaatschappijen, terwijl hij zich daarbij voordeed als Bido Fernandez , doorgegeven dat de begunstigde van de verzekeringen moest worden gewijzigd in [naam 12] ; de moeder van verdachte.
Deze gedragingen zijn ten laste gelegd als poging tot oplichting, waarbij het doel was de verzekeringsmaatschappijen te bewegen tot ‘afgifte van geld’ en niet (ook) afgifte van één of meer polissen. Dit is, blijkens het requisitoir, een bewuste keuze van de officier van justitie. Hij meent dat het vanaf de eerste aanvraag de intentie van verdachte was uiteindelijk de verzekeringspenningen op te strijken. Daarbij wordt de op dat moment in voorbereiding zijnde moord op Bido Fernandez nadrukkelijk betrokken.
Dat standpunt is op zichzelf begrijpelijk, gelet ook op hetgeen de rechtbank in dat verband heeft overwogen als motief voor de moord op Bido Fernandez . Dat laat evenwel onverlet dat uit de ten laste gelegde feitelijke gedragingen moet kunnen worden afgeleid dat de verzekeringsmaatschappijen juist door die gedragingen zouden kunnen worden bewogen tot de afgifte van geld. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. De gedragingen van verdachte met betrekking tot het latere overlijden van Bido Fernandez zijn immers niet ten laste gelegd. De wel ten laste gelegde feitelijke gedragingen zijn niet te kwalificeren als, het voor een poging te bewegen tot de afgifte van geld vereiste, begin van uitvoering. Verdachte heeft wel geprobeerd de verzekeringsmaatschappijen te bewegen tot de afgifte van polissen, maar dat is – als gezegd – niet ten laste gelegd.
Verdachte zal van deze feiten worden vrijgesproken.

8.Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde

8.1
Standpunt officier van justitie
Bij de verzekeringsmaatschappijen Dela, TAF en Leidsche Verzekeringen is geprobeerd om overlijdensrisicoverzekeringen af te sluiten op het leven van Perez Gonzalez . Alleen door Dela werd uiteindelijk een polis verstrekt. Bij deze laatste verzekering werd kort daarna de begunstigde gewijzigd, met als nieuwe begunstigde verdachte. Uit het dossier blijkt dat het verdachte is geweest die, al dan niet met medeweten en/of medewerking van Perez Gonzalez , de verzekeringen heeft aangevraagd. Verdachte heeft vervolgens bij Dela om wijziging van de begunstigde verzocht en heeft diverse malen contact opgenomen met Dela. Het is niet gebleken dat een ander hierbij een strafbare rol heeft gehad. Kort na de dood van Perez Gonzalez heeft verdachte het verzekeringsgeld opgeëist.
Het tot stand proberen te brengen van de verzekeringsverbintenis moet ook hier worden bezien als stap naar het uiteindelijke doel, het claimen van geld. Het aanvragen van de overlijdensrisicoverzekering is daarom reeds als begin van uitvoering aan te merken. Aldus heeft verdachte zich met betrekking tot alle drie de verzekeringsmaatschappijen schuldig gemaakt aan poging tot oplichting.
8.2
Standpunt verdediging
Het was de wens van Perez Gonzalez om een overlijdensrisicoverzekering af te sluiten. Omdat verdachte als een broer voor hem was, wilde hij hem als begunstigde.
Bij geen van de aanvragen zijn oplichtingsmiddelen gebruikt en van oplichting of poging daartoe is geen sprake geweest.
8.3
Oordeel rechtbank
Met verwijzing naar de overwegingen onder 7.3 zal verdachte worden vrijgesproken van de poging tot oplichting van TAF en Leidsche Verzekeringen, nu in die gevallen de verzekeringsmaatschappijen geen polis hebben verstrekt en verdachte dus niet daadwerkelijk geld heeft geclaimd.
Dat is anders in het geval van Dela. Verdachte heeft zich bij het sluiten van die verzekering en de begunstigde wijziging voorgedaan als Perez Gonzalez , en – na diens overlijden – waarbij hij zich heeft voorgedaan als ‘beste vriend’ van Perez Gonzalez , verzocht tot uitkering van het verzekerde bedrag. De poging tot oplichting kan dan ook ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging worden bewezen.

9.Ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde

9.1
Standpunt officier van justitie
Verdachte heeft geprobeerd om de verzekeringsmaatschappijen Aegon en ING op te lichten, door levensverzekeringen aan te vragen op het leven van [naam 1] , waarbij verdachte begunstigde was. In strijd met de waarheid is bij de aanvraag bij Aegon vermeld dat [naam 1] een relatie met verdachte had. Deze verzekering werd op medische gronden afgewezen. Bij de ING is een verzekering tot stand gekomen. Verdachte heeft vervolgens de dood van [naam 1] voorgewend en heeft, onder overlegging van valselijk opgemaakte overlijdenspapieren, het verzekeringsgeld opgeëist.
Op eenzelfde wijze heeft verdachte de verzekeringsmaatschappijen TAF, ABN/AMRO en Monuta proberen op te lichten, met betrekking tot verzekeringen op het leven van [naam 2] . Ook haar dood heeft hij in scene gezet, waarna hij bij TAF en Monuta, eveneens onder overlegging van valselijk opgemaakte overlijdenspapieren, het verzekeringsgeld heeft geclaimd.
De verzekeringsmaatschappijen zijn uiteindelijk niet tot uitkering overgegaan.
9.2
Standpunt verdediging
De raadslieden hebben als standpunt van verdachte naar voren gebracht, dat verdachte geen enkele bemoeienis heeft gehad bij de valse overlijdensaktes en dat hij overvallen was door de dood van [naam 1] en [naam 2] . Verdachte zou van [naam 2] de overlijdensakte van [naam 1] hebben ontvangen. Na de dood van [naam 1] heeft hij een relatie met [naam 2] gekregen. Van de zus van [naam 2] heeft hij op een gegeven moment vernomen dat [naam 2] tijdens een vakantie op de Dominicaanse Republiek was overleden. Ook heeft hij van deze zus een overlijdensakte ontvangen. Zo er sprake is geweest van oplichtingen, zijn deze door [naam 1] en [naam 2] gepleegd.
9.3
Oordeel rechtbank
De rechtbank stelt vast dat geprobeerd is om bij Aegon en ING verzekeringen af te sluiten op het leven van [naam 1] en bij TAF, ABN/AMRO en Monuta verzekeringen op het leven van [naam 2] , met telkens verdachte als begunstigde.
Aegon heeft de aanvraag afgewezen. Door de andere verzekeringsmaatschappijen zijn polissen verstrekt. De verzekering bij ABN/AMRO is door de verzekeraar opgezegd, nadat er twijfel was ontstaan over de verzekeringnemer en de begunstigde. Nu het ten aanzien van Aegon en ABN/AMRO niet tot een claim is gekomen, zal de rechtbank verdachte ten aanzien van deze ten laste gelegde feiten vrij spreken, in lijn met hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de verzekeringen op naam van Bido Fernandez en Perez Gonzalez .
Uit het dossier blijkt dat verdachte bij ING een claim heeft ingediend ter zake van de vermeende dood van [naam 1] en bij TAF en Monuta ter zake van de vermeende dood van [naam 2] . ING, TAF en Monuta zijn uiteindelijk niet tot uitbetaling overgegaan. Daar in de tenlastelegging ten aanzien van Monuta (zaak B, feit 2 onder E) een dergelijke claim niet is opgenomen onder de uitvoeringshandelingen, zal ten aanzien van dit feit vrijspraak volgen. Wederom in lijn met hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, acht zij poging tot oplichting bewezen van de verzekeringsmaatschappijen ING en TAF, omdat verdachte bij die maatschappijen claims heeft ingediend en kan worden geconcludeerd dat hij aanstuurde op uitbetaling. In die zin heeft hij gepoogd deze maatschappijen te bewegen tot de afgifte van geld, zoals is ten laste gelegd.
Hoewel de verklaringen van [naam 2] en [naam 1] vragen oproepen omtrent hun wetenschap of bemoeienis met de op hun leven afgesloten verzekeringen, blijkt uit het dossier niet dat zij enige strafbare rol hebben vervuld waardoor zij als medepleger moeten worden aangemerkt.

10.Ten aanzien van het in het zaak C ten laste gelegde:

10.1
Standpunt officier van justitie
Verdachte heeft zich als jurist en woordvoerder van de familie van Perez Gonzalez opgeworpen en heeft een bepalende rol gespeeld bij het organiseren van het transport van het lichaam van Perez Gonzalez naar de Dominicaanse Republiek. De door Yarden daarvoor in rekening gebrachte kosten bedragen € 6.883,16. Deze kosten zijn echter nooit door verdachte betaald. Bij de familie heeft verdachte vertrouwen gewekt, waardoor hij hen er toe heeft aangezet om aan hem een veel te hoog bedrag voor de uitvaart en repatriëring te vergoeden. Door zo te handelen heeft verdachte zowel Yarden als de familie van Perez Gonzalez opgelicht.
10.2
Standpunt verdediging
De verdediging stelt dat Yarden niet is opgelicht. Hooguit kan worden gesproken van wanprestatie van verdachte ter zake van een civiele overeenkomst met Yarden. Verdachte is de overeenkomst bovendien onder zijn eigen naam en adresgegevens aangegaan en er zijn geen oplichtingsmiddelen gebruikt. Aldus dient vrijspraak te volgen.
Ook heeft verdachte de familie van Perez Gonzalez niet opgelicht. Hij heeft, zo stelt de verdediging, abusievelijk twee door Yarden gemaakte begrotingen bij elkaar opgeteld. Het totaalbedrag van € 13.774,20 heeft hij per telefoon aan [naam 3] meegedeeld. De definitieve factuur was op dat moment nog niet in het bezit van verdachte. De verdediging betwist dat een dergelijk bedrag door [naam 3] is overhandigd. Het is onwaarschijnlijk dat vrienden en familie een bedrag van rond de € 11.000,- aan haar hebben geleend, nu zij daar gezien hun vermogenspositie niet toe in staat waren.
10.3
Oordeel rechtbank
Verdachte is een overeenkomst aangegaan met Yarden Uitvaartzorg met betrekking tot de uitvaartverzorging en repatriëring van het lichaam van Perez Gonzalez naar de Dominicaanse Republiek. Verdachte heeft de door Yarden aan hem toegezonden rekening niet betaald. In het dossier is echter geen bewijs aanwezig waaruit kan worden afgeleid dat verdachte reeds op het moment van het aangaan van de overeenkomst niet van plan was om zijn verplichtingen na te komen, zoals is ten laste gelegd. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte Yarden Uitvaartzorg heeft opgelicht en zal verdachte van dit feit vrijspreken.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte de nabestaanden van Perez Gonzalez heeft opgelicht. De rekening van Yarden Uitvaartzorg bedroeg € 6.883,16, terwijl verdachte het aan verschillende familieleden heeft doen voorkomen dat de kosten voor de uitvaart en de repatriëring rond de € 14.000,- lagen. Een dergelijk bedrag is daadwerkelijk door de moeder van Perez Gonzalez aan verdachte betaald. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om haar verklaring op dat punt in twijfel te trekken. Aldus zijn de nabestaanden van Perez Gonzalez voor ongeveer € 7.000,- benadeeld.
De rechtbank voegt daaraan nog toe dat zij de verklaring ter terechtzitting van verdachte dat hij abusievelijk twee offertes bij elkaar heeft opgeteld onwaarschijnlijk acht, omdat verdachte zich kennelijk beroepsmatig met administratie en boekhouding bezig hield.

11.Ten aanzien van het in zaak D onder 1 en 2 ten laste gelegde:

11.1
Standpunt officier van justitie
Verdachte heeft geprobeerd om samen en in vereniging met zijn moeder en broer, de verzekeringsmaatschappijen Generali en Monuta op te lichten door zijn eigen overlijden in scene te zetten. Bij de bij deze verzekeringsmaatschappijen afgesloten overlijdensrisicoverzekering, respectievelijk uitvaartverzekering, was de moeder van verdachte begunstigde. Uit haar naam zijn brieven uitgegaan naar de verzekeringsmaatschappijen om het verzekeringsgeld op te eisen. Tot een uitkering is het niet gekomen, omdat na onderzoek bleek dat verdachte niet was overleden. Verdachte en zijn mededaders hebben tevens de Dienst Basisinformatie van de Gemeente Amsterdam opgelicht, door onder valse voorwendselen het overlijden van verdachte te laten registreren.
11.2
Standpunt verdediging
De raadslieden hebben als standpunt van verdachte naar voren gebracht dat verdachte geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij het in scene zetten van zijn eigen overlijden. Hij had geen wetenschap of betrokkenheid bij de feiten.
11.3
Oordeel rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte, samen met zijn moeder [naam 12] en zijn broer [naam 4] , heeft geprobeerd om de verzekeringsmaatschappijen Generali en Monuta op te lichten. Daarbij is op geraffineerde wijze de dood van verdachte in scene gezet, compleet met een vervalste overlijdensakte, een door zijn broer overhandigde foto van een grafsteen met daarop de naam van verdachte en diens geboortedatum en beweerdelijke sterfdatum en kennelijk gespeelde emoties van de moeder van verdachte bij de Burgerlijke Stand van de Gemeente Amsterdam. De verzekeringsmaatschappijen zijn niet tot uitbetaling overgegaan omdat zij argwaan kregen en na onderzoek bleek dat verdachte nog in leven was. Dat verdachte geen wetenschap of betrokkenheid bij de feiten heeft gehad, acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank houdt daarbij ook rekening met de hoge mate van overeenkomst tussen deze verdenking en de bewezen geachte feiten in de zaken B en C. Bovendien blijkt uit een in het huis van bewaring op 8 januari 2014 opgenomen OVC-gesprek tussen hem en zijn moeder de betrokkenheid van verdachte. In dat gesprek wordt immers gesproken over het tekenen door zijn moeder van bepaalde papieren. Zijn moeder zegt daarop:
“Maar ik wist niet hoeveel geld dit was. Dat kwam ik pas later te weten. (…) ik dacht dat het 1.500 was en later kwam ik te weten dat het 1.000.500 was”.
Nu het verzekerde bedrag bij Generali € 1.500.000 was, gaat de rechtbank ervan uit dat tijdens dit gesprek is gesproken over deze verzekering.
12.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in
bijlage 2opgenomen bewijsmiddelen, bewezen hetgeen is opgenomen in
bijlage 3.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
13.
Strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
14.
Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
15.
Motivering van de straf
15.1
Eis officier van justitie
De officier van justitie heeft gemotiveerd gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.
15.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft subsidiair, in het geval van een bewezenverklaring, verzocht de geëiste straf niet op te leggen. De verdediging heeft gewezen op het blanco strafblad en de jonge leeftijd van verdachte. Tevens heeft de verdediging gewezen op de persoonlijke omstandigheden, met name gelegen in de afwezigheid van zijn ouders tijdens zijn jeugd en zijn niet geaccepteerde seksuele geaardheid. Met betrekking tot de strafmaat heeft de verdediging gewezen op de uitspraak van 24 november 2015 van de rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNR:2015:5389) waarin niet tot oplegging van de levenslange gevangenisstraf is overgegaan. In de visie van de verdediging staat artikel 3 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) aan oplegging van die straf in de weg.
15.3
Oordeel rechtbank
Verdachte is verantwoordelijk voor de moord op twee jonge mannen van 22 en 24 jaar oud, die in de kracht van hun leven stonden. Beide slachtoffers zijn gestorven na toediening door verdachte van het middel succinylcholine.
Verdachte vervulde voor de slachtoffers, die geen Nederlands spraken, de rol van vertrouwenspersoon. Deze rol werd tegen het einde van hun jonge levens steeds verder ingevuld.
Bido Fernandez , die hij vanaf jongs af aan kende, was op initiatief van verdachte en op zoek naar een beter leven, naar Nederland gekomen, waar hij bij verdachte in huis verbleef. Verdachte heeft het slachtoffer na zijn aankomst in Nederland onder zijn hoede genomen en heeft voor hem direct na aankomst een overlijdensrisicoverzekering en drie uitvaartverzekeringen afgesloten. Kort na het afsluiten van de verzekeringen heeft verdachte zijn moeder als begunstigde van de verzekeringen opgegeven. Vijf dagen na de laatste begunstigdewijziging is het slachtoffer, nog geen maand in Nederland, in de woning van verdachte gestorven. Zijn kind, dat daarna in de Dominicaanse Republiek is geboren, heeft hij nooit kunnen zien.
Perez Gonzalez kende verdachte ook al sinds zijn jeugd. Verdachte kende de familie, en met name de moeder van het slachtoffer al even zo lang en had met meerdere familieleden een vertrouwensband. Gedurende de laatste maanden van het leven van het slachtoffer vervulde verdachte de rol van vertrouwenspersoon ook steeds meer ten aanzien van het slachtoffer. Zo beheerde hij de financiën van het slachtoffer, hielp hij hem bij zaken rondom zijn werk, en vroeg hij voor hem twee overlijdensrisicoverzekeringen aan van maar liefst 2.500.000 en 1.500.000 euro, waarbij verdachte zelfs meeging naar een medische keuring. Na afwijzing van deze aanvragen, is een overlijdensrisicoverzekering aangevraagd en afgesloten ter waarde van 300.000 euro. Verdachte heeft zichzelf als begunstigde opgegeven, waarna het slachtoffer binnen enkele weken is komen te overlijden.
De rechtbank kenschetst het handelen van verdachte als gewetenloos. Verdachte heeft binnen enkele dagen nadat het laatst genoemde slachtoffer was overleden uitkering van het verzekerde bedrag opgeëist. De familie van het slachtoffer was op dat moment druk doende om geld in te zamelen om het slachtoffer naar de Dominicaanse Republiek te kunnen repatriëren. Men deed dit op verzoek van verdachte, die zich had opgeworpen als vertegenwoordiger van de familie. Verdachte heeft daarbij de familie opgelicht door twee maal zoveel kosten op te voeren als daadwerkelijk aan hem was berekend voor de repatriëring. Verdachte heeft daarmee op meedogenloze en kille wijze het vertrouwen van de familie nog verder beschaamd.
Verdachte is behalve voor deze moorden ook verantwoordelijk voor poging tot oplichting van verschillende verzekeringsmaatschappijen door niet alleen zijn eigen dood, maar ook die van twee anderen, bekenden van hem, te fingeren, teneinde uitkeringen ingevolge een levensverzekering, uitvaartverzekeringen en overlijdensrisicoverzekeringen te kunnen incasseren. Ook de gemeente Amsterdam heeft hij opgelicht, door betrokken te zijn bij het aangeven van zijn eigen overlijden door zijn moeder.
De nabestaanden is groot en onherstelbaar leed aangedaan. Zij kenden verdachte al jaren en vertrouwden hem volkomen. Hun vertrouwen is in elk opzicht onherstelbaar beschadigd. Zij zullen elke dag moeten leven met het verlies van hun dierbaren, die door verdachte uit het leven zijn weggerukt. Uit de verklaringen van de nabestaanden zoals die ter terechtzitting zijn afgelegd, spreekt een groot verdriet.
Verdachte is tot twee maal toe in staat is geweest tot het plegen van een gruwelijke moord op jonge mannen uit zijn eigen kring; mannen die hem vertrouwden. Dat hij zich daarbij slechts heeft laten leiden door financiële belangen, maakt zijn handelen des te gewetenlozer. De pogingen tot oplichting van verzekeringsmaatschappijen laten zien dat hij zich enkel laat leiden door financieel gewin. De feiten rechtvaardigen een zeer langdurige gevangenisstraf.
Het Openbaar Ministerie heeft een levenslange gevangenisstraf geëist. Dit is een straf die alleen in uitzonderlijke gevallen en dan met uiterste behoedzaamheid dient te worden opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, die de feiten heeft ontkend en zich grotendeels op zijn zwijgrecht heeft beroepen, geen enkel inzicht heeft verschaft in zijn beweegredenen. Uit niets kan worden afgeleid dat verdachte ook maar enig besef heeft van de ernst van zijn daden en van het leed dat hij anderen heeft berokkend. Verdachte is onderzocht door het Pieter Baan Centrum, dat stelt dat verdachte maar beperkt zicht heeft gegeven op zijn belevingswereld en dat het door een lage anamnestische betrouwbaarheid en beperkte collaterale informatie over de ontwikkeling van de persoonlijkheid van verdachte, niet mogelijk is geweest om een volledig persoonlijkheidsonderzoek te verrichten. Uit het opgemaakte rapport blijkt dat verdachte bewust heeft onder-gepresteerd en bewust klachten voortkomend uit neurologische beschadiging, beweerdelijk opgelopen na een auto-ongeluk, heeft gesimuleerd. Neurologisch onderzoek heeft geen schade blootgelegd, maar verdachte blijft cognitieve klachten en symptomen nabootsen. Bij tests waarbij simulatie en onderpresteren wordt gemeten scoort verdachte ver over de grenswaarden heen. Het PBC stelt dat verdachte wordt gekenmerkt door een manipulatieve interpersoonlijke stijl, waarbij hij zich verheven boven anderen lijkt te voelen. Daarbij liegt hij, telkens zijn verhaal bijstellend, zonder enige blijk van ongemak. Dit wijst op pathologisch liegen, aldus het PBC.
De rechtbank heeft zich de vraag gesteld of hieruit een stoornis zou moeten worden afgeleid die van enige invloed kan zijn geweest op de begane delicten. De rechtbank heeft daartoe echter geen aanknopingspunten gevonden in het rapport, waarbij de rechtbank rekening houdt met de beperkingen waarmee rapporteurs zich geconfronteerd zagen, maar desondanks stellen dat een ernstige persoonlijkheidspathologie bij verdachte niet kan worden uitgesloten.
De rechtbank kan niet anders dan het rapport aldus te interpreteren, dan dat verdachte doelbewust de resultaten van het PBC onderzoek heeft willen manipuleren. De rechtbank ziet in het handelen van verdachte, waarbij hij dezelfde, meest ernstige feiten meermalen heeft begaan, in samenhang met de resultaten als beschreven in het rapport, een buitengewoon groot recidiverisico. De rechtbank ziet in het rapport, of in hetgeen verdachte naar voren heeft gebracht, geen enkel aanknopingspunt om aan te nemen dat in de toekomst het recidiverisico zal verminderen. Gezien de voornoemde beperkingen in het onderzoek zijn er ook geen gronden om een terbeschikkingstelling te overwegen om verdachte te laten behandelen voor een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Dit maakt dat het opleggen van een tijdelijke gevangenisstraf uit maatschappelijk oogpunt uiterst risicovol is. In zoverre komt verdachte voor een levenslange gevangenisstraf in aanmerking.
De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het opleggen van een levenslange gevangenisstraf in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Uit de recente jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM 9 juli 2013, 66069/09, Vinter) is af te leiden dat de levenslange gevangenisstraf in strijd kan komen met artikel 3 EVRM als niet reeds op het moment van oplegging van die straf sprake is van een ‘prospect of release’ dan wel een ‘possibility of review’. Een systeem van ‘review’ zoals dat in andere landen bestaat, kent Nederland niet. In Nederland kan een veroordeelde op grond van de Gratiewet een gratieverzoek indienen. Gratie kan worden verleend indien met de tenuitvoerlegging van de straf in redelijkheid geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel wordt gediend. In zijn arrest van 16 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BF3741) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de gratiewetgeving zowel de jure als de facto mogelijkheden biedt om de straf te bekorten. De Hoge Raad heeft zich ná de Vinter-jurisprudentie nog niet over de levenslange gevangenisstraf kunnen uitlaten.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het ontbreken van een dergelijk systeem van ‘review’ in Nederland in de onderhavige zaak aan oplegging van de levenslange gevangenisstraf in de weg moet staan. Daarbij dient de rechtbank de rechten van verdachte af te wegen tegen de belangen van de maatschappij.
De rechtbank ziet zich in de onderhavige zaak geconfronteerd met gruwelijke feiten en een verdachte die, zich op zijn zwijgrecht beroepend, geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in zijn daden. De over verdachte opgemaakte rapportage doet vrezen voor de toekomst. Alles overwegend acht de rechtbank het onverantwoord om op dit moment te oordelen dat verdachte na ommekomst van een tijdelijke gevangenisstraf weer op vrije voeten zal komen. Het risico dat verdachte na het uitzitten van de tijdelijke gevangenisstraf nog steeds een groot gevaar voor de maatschappij vormt, is daarvoor simpelweg te groot.
In zoverre is de afweging tussen een (maximale) tijdelijke gevangenisstraf en een levenslange gevangenisstraf waarbij na ommekomst van een bepaalde periode een toetsingsmoment zou bestaan, niet zuiver. In geval van een toetsingsmoment zou er immers een herbeoordeling plaatsvinden, waarbij onder meer het recidiverisico zou worden betrokken. Een onaanvaardbaar recidiverisico zou ertoe kunnen leiden dat de levenslange gevangenisstraf daadwerkelijk zou moeten worden uitgezeten.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat, ook al zou een systeem van periodieke toetsing omtrent de voortduring van de straf na ommekomst van een bepaalde periode zeer wenselijk zijn, het ontbreken hiervan – de formele mogelijkheden van de gratiewetgeving daargelaten – niet maakt dat in deze zaak de levenslange gevangenisstraf niet kan worden opgelegd.
De slotsom is dat de door de rechtbank passend geachte straf oplegbaar is. De rechtbank acht oplegging van deze straf ook geboden en zal daartoe overgaan.
16.
Ten aanzien van de benadeelde partijen
16.1
[zus slachtoffer 2]
De benadeelde partij [zus slachtoffer 2] heeft een bedrag gevorderd van € 9.307,08.
De rechtbank is van oordeel dat een deel van opgevoerde kosten als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt ter zake van de in zaak A onder 1 bewezen moord op de broer van de benadeelde partij. Het betreft de volgende schadeposten:
- openbaar vervoer : € 61,50
- vliegtickets : € 1.388,88
o vlucht 28 augustus 2014 (€ 284,50)
o vlucht 16 november 2013 (€ 252,78)
o vlucht 18 december 2013 (€ 348,76)
o vlucht 22 november 2013 (€ 252,78)
o vlucht 13 november 2014 (€ 139,06)
o vlucht 25 november 2013 (€ 111,00)
De vordering wordt niet ontvankelijk verklaard voor zover deze ziet op de ticketkosten d.d. 16 november 2013 à € 184,24. Onvoldoende is onderbouwd waarom vergoeding van twee tickets betrekking hebbend op reizen op 16 november 2013 wordt verzocht.
- kosten uitvaart : € 4.780,00
- De gevorderde taxikosten zien kennelijk op kosten die zijn voorgeschoten aan de moeder van het slachtoffer. In die zin vormen deze kosten geen rechtstreeks door de benadeelde partij geleden schade. Die kosten zullen worden afgewezen.
- De kosten voor verblijf in Nederland zijn in de onderhavige procedure onvoldoende vast komen te staan. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van deze kosten niet-ontvankelijk verklaren.
- Ook waar het de kosten van rechtsbijstand betreft zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De raadsman van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn bijstand aan de benadeelde partij op basis van een toevoeging geschiedt. Dat brengt mee dat de geleden schade beduidend lager zal liggen dan de gevorderde € 768,00. De raadsman heeft geen kosten opgevoerd die samenhangen met een eigen bijdrage.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van
€ 6.230,38.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden zijn deze kosten nihil.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, voor zover niet afgewezen, niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.
16.2
[benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft een bedrag gevorderd van € 21.855,68.
De rechtbank is van oordeel dat een deel van de opgevoerde kosten als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt ter zake van het in zaak B onder 1 en in zaak C bewezen verklaarde. Het betreft de volgende schadeposten:
- Vliegtickets : € 1.390,06
o De gevorderde kosten voor een vlucht van de benadeelde partij op 7 oktober 2013 worden niet-ontvankelijk verklaard nu rond deze datum geen zitting heeft plaatsgevonden.
o Met betrekking tot de gevorderde kosten ter zake van vluchten van 14 december 2014 en 15 februari 2015 (betreft een retourticket van Amsterdam naar Santo Domingo v.v.) en de vlucht 10 februari 2015 is de rechtbank van oordeel dat alleen de kosten voor de vlucht van Santo Domingo naar Amsterdam en de kosten van omboeking naar 10 februari 2015 voor vergoeding in aanmerking komen. (€ 538,-). De overige kosten worden afgewezen.
o vlucht 26 juli 2015 (€ 622,07)
o vlucht 7 (de rechtbank begrijpt: 6) oktober 2015 (€ 229,99)
Het retourticket van november 2014 staat op naam van de vader van het slachtoffer Perez Gonzalez en is aldus niet als schade van de benadeelde partij aan te merken. Datzelfde geldt voor één van de tickets van 7 oktober 2013, die op naam staat van een ander dan de benadeelde partij. De vordering voor zover betrekking hebbend op deze kosten zal worden afgewezen.
- kosten uitvaart : € 2.782,66
- immaterieel : € 2.000,-
- horloge : € 200,-
- aangegane leningen : € 10.920,-.
Zoals uit de bewezenverklaring blijkt, maakt dit geleende bedrag deel uit van de ongeveer € 14.000,-, die door de benadeelde partij aan verdachte is betaald voor de uitvaart en repatriëring van Perez Gonzalez .
- De gevorderde kosten voor verblijf in Nederland zijn in de onderhavige procedure onvoldoende vast komen te staan. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van deze kosten niet-ontvankelijk verklaren.
- Ook waar het de kosten van rechtsbijstand betreft zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De raadsman van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn bijstand van de benadeelde partij op basis van een toevoeging geschiedt. In dit licht zijn de gevorderde kosten onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van
€ 17.292,72, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot heden zijn deze kosten nihil.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, voor zover niet afgewezen, niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.
16.3
TAF
De benadeelde partij TAF heeft een bedrag gevorderd van € 2.940,36, ter zake hetgeen in zaak B onder 2 is ten laste gelegd.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
16.4
Yarden Uitvaartzorg
De benadeelde partij Yarden Uitvaartzorg heeft een bedrag gevorderd van € 7.149,53, ter zake hetgeen in zaak C is ten laste gelegd.
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de ten laste gelegde poging tot oplichting van Yarden en aldus aan verdachte ter zake van dit feit – zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – geen straf of maatregel zal worden opgelegd, is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
16.5
Generali
De benadeelde partij Generali heeft in totaal een bedrag gevorderd van € 37.55,53, ter zake het in zaak D bewezen verklaarde.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
17.
Ten aanzien van het beslag
Onder verdachte zijn de voorwerpen, zoals vermeld op de als
bijlage 4aan dit vonnis gehechte beslaglijst, in beslag genomen.
Nu de op de beslaglijst vermelde items met de nummers 5 tot en met 25 en 31 voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van een soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
De op de beslaglijst vermelde items met de nummers 1, 26 en 30 dienen bewaard te worden ten behoeve van de rechthebbende.
Het op de beslaglijst vermelde item met nummer 32 dient te worden teruggegeven aan [benadeelde partij 2] , moeder van het slachtoffer A.R. Perez Gonzalez .
De op de beslaglijst vermelde items met de nummers 2, 3, 4, 27, 28, 29, 34, 35, 36 dienen te worden teruggegeven aan het bedrijf of instelling waarvan deze afkomstig zijn.
Het op de beslaglijst vermelde item met nummer 33 dient te teruggegeven aan verdachte.
18.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 47, 57, 289 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
19.
Beslissing
Verklaart het in
- zaak A onder 2
- zaak A onder 3, nummers B en C,
- zaak B onder 2, nummers A, D en E en
- zaak C, m.b.t. Yarden Uitvaartzorg
ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in
- zaak A onder 1,
- zaak A onder 3, nummer A,
- zaak B onder 1,
- zaak B onder 2, nummers B en C,
- zaak C, m.b.t. nabestaanden Perez Gonzalez en
- zaak D
ten laste gelegde heeft begaan zoals in bijlage 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 en zaak B onder 1 bewezen verklaarde
moord, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak A onder 3 en zaak B onder 2 bewezen verklaarde
poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak C bewezen verklaarde
oplichting;
ten aanzien van het in zaak D onder 1 bewezen verklaarde
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak D onder 2 bewezen verklaarde
medeplegen van oplichting.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
levenslange gevangenisstraf.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[zus slachtoffer 2]toe tot
€ 6.230,38. (zesduizend tweehonderdendertig euro en achtendertig eurocent). Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [zus slachtoffer 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [zus slachtoffer 2] aan de Staat € 6.230,-. (zesduizend tweehonderdendertig euro en achtendertig eurocent) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 66 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de gevorderde taxikosten af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe tot
€ 17.292,72(zeventienduizend tweehonderdtweeënnegentig euro en tweeënzeventig eurocent). Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat
€ 17.292,72(zeventienduizend tweehonderdtweeënnegentig euro en tweeënzeventig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 121 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de gevorderde kosten voor de vlucht Amsterdam - Santo Domingo op 15 februari 2015, alsmede kosten voor vliegtickets op naam van anderen af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart de benadeelde partijen
TAF,
Yarden Uitvaartzorgen
Generaliniet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- de op de beslaglijst vermelde items met de nummers 5 tot en met 25 en 31.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- de op de beslaglijst vermelde items met de nummers 1, 26 en 30.
Gelast de teruggave aan Axent van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 2.
Gelast de teruggave aan Monuta van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 3.
Gelast de teruggave aan Klaverblad van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 4.
Gelast de teruggave aan de Belastingdienst van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 27.
Gelast de teruggave aan Visa van:
- het op de beslaglijst vermelde items met de nummers 28 en 29.
Gelast de teruggave aan [naam 3] van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 32.
Gelast de teruggave aan Western Union van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 34.
Gelast de teruggave aan Sportcity van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 35,
Gelast de teruggave aan de Kamer van Koophandel van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 36.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 33.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Piena, voorzitter,
mrs. F.M. Wieland en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 januari 2016.