ECLI:NL:RBAMS:2016:1283

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2016
Publicatiedatum
11 maart 2016
Zaaknummer
13/997034-14 (A) 13/997065-15 (B) 13/997080-15 (C)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie met voertuigcriminaliteit en diefstal van auto’s

Op 11 maart 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met voertuigcriminaliteit. De organisatie was actief van 1 april 2014 tot en met 16 maart 2015 en richtte zich op het stelen, helen en doorverkopen van auto’s, waarbij valse kentekenplaten werden gemaakt en gebruikt. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op verschillende data in januari en februari 2016, waarbij de officier van justitie, mr. J. Plooij, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. W. van der Voet, aanwezig waren.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie, diefstal van verschillende auto’s, heling en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een centrale rol vervulde binnen de organisatie, die bestond uit een groep vrienden en kennissen uit de regio Rotterdam. De organisatie had een gestructureerde aanpak en maakte gebruik van gespecialiseerde apparatuur voor het stelen van voertuigen.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft hem schuldig bevonden aan deelname aan de criminele organisatie en meerdere diefstallen en helingen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 6 jaar opgelegd, met aftrek van voorarrest, en heeft verschillende voorwerpen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer. De vorderingen van benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoeding is vastgesteld voor de slachtoffers van de diefstallen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/997034-14 (A) (Promis)
13/997065-15 (B)
13/997080-15 (C)
Datum uitspraak: 11 maart 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “ [locatie] ”, [plaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 25, 26 en 28 januari en 1, 4, 5 en 26 februari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Plooij en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. W. van der Voet naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd zoals in zaak A op de zitting van 25 januari 2016 nader is omschreven, in zaak B – na wijziging op de zitting van 25 januari 2016 – en in zaak C dat hij zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan
Zaak A:
Feit 1: deelname aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft:
- diefstal,
- heling,
- witwassen,
- valsheid in geschrift en/of opzettelijk gebruik maken van (ver)vals(t)e geschriften,
- overtreding van artikel 41 Wegenverkeerswet 1994,
in de periode van 1 april 2014 tot en met 16 maart 2015 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland;
Feit 2: (medeplegen van) diefstal van auto’s:
- BMW (type 635D, kenteken [kenteken 1] ) en een SD-geheugenkaart, in de periode van 11 tot en met 12 juli 2014 te Wommelgem,
- Seat (type Ibiza Cupra, kenteken [kenteken 2] ) in de nacht van 10 op 11 augustus 2014 te Tilburg,
- BMW (type 118D, kenteken [kenteken 3] ) in de periode van 3 tot en met 4 september 2014 te Antwerpen,
- Volvo (type V50, kenteken [kenteken 4] ) in de nacht van 11 op 12 september 2014 te Rotterdam,
- BMW (type 520D, kenteken [kenteken 5] ) op 16 september 2014 te Zierikzee,
- BMW (type 525D, kenteken [kenteken 6] ) in de nacht van 3 op 4 november 2014 te Antwerpen,
- BMW (type 3er Reihe, kenteken [kenteken 7] ) in de nacht van 5 op 6 november 2014 te Amsterdam,
- BMW (type 3er Reihe, kenteken [kenteken 8] ) in de nacht van 5 op 6 november 2014 te Amsterdam,
- Audi (type A6, kenteken [kenteken 9] ) in de nacht van 11 op 12 december 2014 te Rotterdam,
- Volkswagen (type Golf GTD, kenteken [kenteken 10] ) op 10 januari 2015 te Rotterdam,
- BMW (type X6, kenteken [kenteken 11] ) in de periode van 17 tot en met 22 januari 2015 te Düsseldorf,
- Volkswagen (type Golf 6, kenteken [kenteken 12] ) in de periode van 9 tot en met 10 februari 2015 te Amsterdam,
en/of
medeplegen van heling van die auto’s en SD-geheugenkaart in de periode van 11 juli 2014 tot en met 10 februari 2015 te Rotterdam en/of Den Bommel en/of Linschoten en/of Capelle aan den IJssel;
Feit 3: (medeplegen van) opzettelijk voorhanden hebben van (ver)vals(t)e
kentekenplaten met de tekens [kenteken 13] en/of [kenteken 14] en/of [kenteken 15] en/of [kenteken 16] en/of [kenteken 17] en/of [kenteken 18] en/of [kenteken 19] in de periode van 16 september 2014 tot en met 12 februari 2015 te Rotterdam;
Feit 4: (medeplegen van) het langs de weg laten staan van, dan wel rijden met auto’s met valse kentekens
- BMW 118D met een daarop aangebracht een kenteken [kenteken 13] ,
- Volvo V50 met daarop aangebracht een kenteken [kenteken 14]
- BMW 3er Reihe met daarop aangebracht een kenteken [kenteken 16] ,
- Audi A6 met daarop aangebracht een kenteken [kenteken 17] ,
- VW Golf 6 met daarop aangebracht een kenteken [kenteken 18] ,
in de periode van 16 september 2014 tot en met 12 februari 2015 te Rotterdam.
Feit 5: Primair: (medeplegen van) diefstal van een motorfiets (BMW, type K1600GT
met kenteken [kenteken 20] ) op 24 oktober 2014 te Tielt-Winge;
Subsidiair: (medeplegen van) heling van die motorfiets in de periode van 24 oktober 2014 tot en met 16 maart 2015 te Rotterdam;
Feit 6: Primair: (medeplegen van) diefstal van een motorfiets (Honda, type CBR
600RR met kenteken [kenteken 21] ) in de periode van 7 tot en met 8 september 2014 te Nieuwerkerk aan den IJssel;
Subsidiair: (medeplegen van) heling van die motorfiets in de periode van 8 september 2014 tot en met 16 maart 2015 te Rotterdam;
Zaak B:
Feit 1: Primair: (medeplegen van) diefstal van een auto (BMW, type 3er Reihe met
kenteken [kenteken 22] in de periode van 30 tot en met 31 maart 2014 te Rotterdam;
Subsidiair: (medeplegen van) heling van die auto in de periode van 30 maart 2014 tot en met 3 mei 2014 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel;
Feit 2: Primair: (medeplegen van) diefstal van een auto (BMW, type S4 met kenteken
[kenteken 23] ) en een plastic bak (Curver) en twee camera’s (Canon en GoPro) en GoPro accessoires en een flitser (Speedlight) en een oplader en een statief op 17 februari 2015 te Rotterdam;
Subsidiair: (medeplegen van) heling van die auto en goederen in de periode van 17 februari 2015 tot en met 16 maart 2015 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel;
Feit 3: (medeplegen van) diefstal van auto’s:
- BMW (type 335D met kenteken [kenteken 24] ) op 21 april 2014 te Ouddorp,
- BMW (type 325i met kenteken [kenteken 25] ) in de periode van 12 tot en met 13 september 2014 te Bergen op Zoom,
- BMW (type X5 met kenteken [kenteken 26] ) op 7 februari 2015 te Hoofddorp,
- BMW (type 535D met kenteken [kenteken 27] ) op 8 februari 2015 te Schiphol.
Zaak C:
Primair: (medeplegen van) diefstal van een auto (BMW, type 3er Reihe met kenteken [kenteken 28] in de periode van 27 tot en met 28 januari 2015 te Schiedam;
Subsidiair: (medeplegen van) heling van die auto in de periode van 27 tot en
met 30 januari 2015 te Schiedam en/of Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam.
De volledige tekst van de tenlasteleggingen in zaak A, zaak B en zaak C is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Vrijspraak
Met betrekking tot zaak A feit 5 primair:
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat diefstal van de motorfiets (BMW) niet kan worden bewezen zodat verdacht daarvan zal worden vrijgesproken.
Met betrekking tot zaak A feit 6 primair:
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat diefstal van de motorfiets (Honda) niet kan worden bewezen zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Met betrekking tot zaak B feit 1 primair:
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat diefstal van deze auto (BMW, [kenteken 22] ) niet kan worden bewezen zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Met betrekking tot zaak B feit 2 primair:
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat zowel voor wat betreft de auto als de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen diefstal niet kan worden bewezen zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Nadere bewijsoverwegingen [1]
Met betrekking tot zaak A feit 1:
Deelneming aan een criminele organisatie
Onder organisatie, als bedoeld in artikel 140 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt verstaan een samenwerkingsverband van tenminste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. [2] Voor deelneming aan een dergelijke organisatie is in het algemeen vereist dat de verdachte tot deze organisatie behoort en dat de verdachte een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met, de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. [3] Niet vereist is dat komt vast te staan dat verdachte heeft samengewerkt, althans bekend is geweest met alle personen die deel uitmaken van de organisatie. [4] Evenmin is vereist dat verdachte wetenschap heeft van een of meer concrete misdrijven. [5]
Gelet op de bewijsmiddelen die zijn gebruikt voor de overige bewezenverklaarde feiten, alsmede op wat hierna wordt overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in
feit 1.
Oogmerk, duurzaamheid en structuur
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt een beeld naar voren van een samenwerkingsverband van een tiental vrienden/kennissen uit voornamelijk de regio Rotterdam dat zich gedurende ongeveer een jaar heeft beziggehouden met voertuigcriminaliteit, met name bestaande uit het stelen, helen en doorverkopen van snelle auto’s, waarbij valse kentekenplaten werden gemaakt en gebruikt. Daarbij is niet zozeer sprake geweest van een hiërarchische organisatie, maar eerder van een structuur waarin in wisselende samenstelling auto’s werden gestolen, voorzien van valse kentekenplaten en gestald, om vervolgens te worden verkocht, dan wel te worden gedemonteerd om onderdelen te verkopen. Hierbij werden voorverkenningen gedaan [6] om te zien waar auto’s stonden en werd gespeurd op internet of bij garages naar kentekens van soortgelijke auto’s. [7] Er werd gebruik gemaakt van gespecialiseerde apparatuur om autosloten te openen en om startonderbrekingen softwarematig te omzeilen. [8] Leden van de organisatie maakten zelf – soms tegen betaling - de valse kentekenplaten. [9] Mede omdat in het verkoopproces verschillende personen van elkaar wisten wie wat voor een auto had staan, [10] onderling gereedschappen werden uitgeleend en overleg werd gevoerd over de wijze waarop een auto kon worden gestart/gestolen, [11] sprake was van een loods aan de [straat 1] [12] waar aan auto’s werd gesleuteld en onverkochte auto’s werden gedemonteerd, alsmede dat een aantal verdachten na hun aanhouding op een muur van de luchtplaats in een cellencomplex hun (bij)naam hebben geschreven onder “ [leuze] ”, [13] is de rechtbank van oordeel dat het samenwerkingsverband voldoende duurzaam en gestructureerd is te noemen om van een organisatie in de zin van artikel 140 lid 1 Sr. te spreken. Verdachten hebben zich gedurende het gehele onderzoek op hun zwijgrecht beroepen – alleen [persoon 1] en [persoon 2] hebben een tipje van de sluier opgelicht – waardoor bovenstaande overwegingen geenszins zijn ontkracht.
Naast de gebruikte bewijsmiddelen in de aparte bewezenverklaarde feiten en hetgeen hiervoor is overwogen, wijst de rechtbank in dit verband ook nog op:
- de onderlinge telefonische contacten tussen verdachte en medeverdachten; [14]
- de resultaten van de doorzoekingen, waarbij bij diverse verdachten professioneel gereedschap en andere zaken geschikt voor voertuigcriminaliteit zijn aangetroffen (turbodecoders voor autosloten, gereedschap om sleutels op maat te knippen, blanco autosleutels, blanco kentekenplaten, letters voor kentekenplaten, OBD-stekker(s) om startonderbrekingssoftware mee uit lezen, autosleutels van diverse merken); [15]
- bevindingen en verhoren met betrekking tot de loods aan de [straat 1] ; [16]
- bevindingen met betrekking tot de tekst op de muur van het cellencomplex; [17]
- verhoor [persoon 1] ; [18]
- verhoor [persoon 2] ; [19]
- verhoor [persoon 3] . [20]
Deelneming
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode deel heeft uitgemaakt van voornoemde criminele organisatie.
Gelet op de veelheid aan bewezenverklaarde feiten en de prominente rol die verdachte inneemt binnen het onderzoek, alsmede op hetgeen hiervoor is overwogen, kan worden vastgesteld dat verdachte een centrale rol heeft vervuld binnen de organisatie. Verdachte had contacten met (mogelijke) kopers van gestolen auto’s, [21] beschikte over de gereedschappen en technische kennis om auto’s te stelen en kentekenplaten te vervalsen en deelde die kennis met anderen. [22] Hij was betrokken bij de loods aan de [straat 1] . [23] Daarnaast hebben [persoon 3] en [persoon 4] verklaard dat zij [verdachte] kennen als autodief en verkoper van gestolen auto’s. [24]
Met betrekking tot zaak A feit 2:
(BMW 635D [kenteken 1] )
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal te komen.
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank heling wel bewezen nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de beschikkingsmacht over deze auto heeft gehad.
In de aanvullende aangifte van de diefstal van de auto wordt melding gemaakt van een SD-kaart die in de auto lag toen deze werd gestolen. Deze SD-kaart wordt later aangetroffen in een telefoon van verdachte. Op de SD-kaart, die later door de aangever als zijn eigendom wordt herkend, staan naast meerdere bestanden van aangever ook foto’s van de auto, met en zonder kentekenplaten, en foto’s waarop verdachte staat afgebeeld. Verdachte heeft over de SD-kaart alleen verklaard dat hij hem van ‘iemand’ heeft gekregen, maar dat heeft hij niet verder willen toelichten.
Voorts blijkt uit een tapgesprek van 13 juli 2014, twee dagen na de diefstal, dat verdachte aan een geïnteresseerde koper ‘een 635D’ te koop aanbiedt, zijnde hetzelfde type auto als de gestolen auto, en meldt hij dat hij ‘er straks een sleutel voor zal maken’.
Mede in aanmerking genomen dat verdachte regelmatig bezig is met (handel in) gestolen auto’s en zelf niet over een eerlijke auto beschikt, houdt de rechtbank het ervoor dat dit gesprek betrekking heeft op de onderhavige gestolen auto en acht de rechtbank bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling van deze auto. Verdachte heeft over de inhoud van het tapgesprek geen verklaring willen afleggen.
Met betrekking tot zaak A feit 2:
(Seat, [kenteken 2] )
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal te komen.
De rechtbank acht de ten laste gelegde heling van de Seat wel bewezen. Op 12 augustus 2014, daags na de diefstal van de auto, bekijkt verdachte op de site van Autoweek.nl het kenteken ( [kenteken 29] ) van een Seat van eenzelfde type en kleur. Later blijken op de gestolen Seat valse kentekenplaten te zijn aangebracht eveneens met de tekens [kenteken 29] . In een tapgesprek van diezelfde dag vertelt [verdachte] vervolgens aan een kennelijk geïnteresseerde koper dat hij ‘iets kleins voor NN heeft, een Seat Cupra. NN wil weten hoeveel hij er voor wil hebben.’. Drie dagen later belt verdachte met ene [persoon 5] . Ook in dit gesprek heeft verdachte het er over dat ‘er nog wel een kleine ding is. Een Ibiza Cupra. Die is van die Mocro.’. Uit deze bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de dagen na de diefstal de beschikking had over de gestolen Seat.
Met betrekking tot zaak A feit 2:
(BMW 118D, [kenteken 30] )
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal te komen.
Met betrekking tot zaak A feit 2:
(BMW 525D, [kenteken 31] )
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal te komen.
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wel de heling bewezen. Gezien de korte tijd tussen de diefstal en de tapgesprekken waaruit blijkt dat verdachte over een ‘Belgische bak’ beschikt, acht de rechtbank voldoende duidelijk dat het hier de gestolen auto betreft.
Met betrekking tot zaak A feit 2:
(Audi A6, [kenteken 9] )
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal te komen.
Met betrekking tot zaak A feit 2:
(Golf GTD [kenteken 32] )
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal te komen. De heling acht de rechtbank echter wel bewijsbaar.
Anders dan de raadsvrouw stelt, volgt uit de bewijsmiddelen, met name de tap gesprekken tussen [verdachte] en [persoon 6] van 12 januari 2015, niet alleen dat verdachte naar de koopprijs van de auto informeert, maar ook dat hij de auto te koop aanbiedt. De rechtbank is van oordeel dat hiermee tevens de beschikkingsmacht van verdachte over de auto voldoende is komen vast te staan. Dat in deze gesprekken wordt gesproken over de onderhavige gestolen Golf GTD, lijdt naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel.
Met betrekking tot zaak A feit 2:
(Golf 6, [kenteken 12] )
De rechtbank acht de diefstal van deze Volkswagen Golf door verdachte niet bewezen omdat verdachte op het tijdstip van de diefstal niet op de plaats delict is te plaatsen. De enkele zendmastgegevens zijn hiervoor onvoldoende.
De rechtbank is van oordeel dat medeplegen van de heling van deze auto tezamen met medeverdachte [medeverdachte 1] wel kan worden bewezen. Op grond van de gedragingen en handelingen van beide verdachten met betrekking tot deze auto zoals die in de hierna opgenomen bewijsmiddelen zijn vermeld stelt de rechtbank vast dat zij beiden voldoende zeggenschap en beschikkingsmacht hadden over de auto om van medeplegen van heling te kunnen spreken.
Op 11 februari 2015 stuurt verdachte [verdachte] een sms-bericht naar vermoedelijk medeverdachte [medeverdachte 2] inhoudende ’ [kenteken 18] kan je maken voor die G6’ en ‘moest van die bolle (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) sturen.’. Uit een tapgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] wordt [verdachte] door [medeverdachte 1] gezegd waar hij de auto moet parkeren. Later wordt de auto ook daadwerkelijk op die plaats aangetroffen. Op 12 februari 2015 tijdens een observatie wordt geconstateerd dat er in de [straat 2] te Capelle aan den IJssel nabij de woning van [medeverdachte 1] een Volkswagen Golf 6 met deze, naar later blijkt valse, kentekenplaten geparkeerd staat. Ook wordt tot tweemaal toe gezien dat verdachte [verdachte] en [medeverdachte 1] in elkaars gezelschap in de auto van de vriendin van [verdachte] door deze straat rijden. De auto wordt weggehaald door de politie. Uit de tapgesprekken na het weghalen van de auto blijkt dat verdachten dit alles nauwlettend hebben gevolgd.
Met betrekking tot zaak A feit 4:
Artikel 41 Wegenverkeerswet 1994
Artikel 41 van de Wegenverkeerswet richt zich tot de eigenaar of houder dan wel de bestuurder van een voertuig. De rechtbank zal in voorkomende gevallen alleen tot een veroordeling voor dit feit komen indien kan worden vastgesteld dat een verdachte één van deze rollen op enig moment heeft vervuld. Het meerijden als passagier in een auto waarop valse kentekenplaten zijn aangebracht is hiervoor derhalve niet voldoende.
Met betrekking tot zaak B feit 1 subsidiair:
(BMW 3er Reihe, [kenteken 22] )
De rechtbank is met de officier van justitie maar anders dan de raadsvrouw van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de auto.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat er nog een tweede persoon in de BMW zat en dat niet hij, verdachte, maar die andere persoon (de eigenaar) bestuurder van de auto was toen verdachte op 3 mei 2014 is gaan tanken. Verdachte zou verder slechts als bijrijder in de auto hebben gezeten. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet aannemelijk. Doordat verdachte de naam van de vermeende tweede persoon niet heeft willen noemen, ook niet toen er geen beelden van het tanken met de auto beschikbaar bleken te zijn die de aanwezigheid van een tweede persoon zouden kunnen bevestigen, is deze verklaring van verdachte op geen enkele wijze verifieerbaar gebleken. Verdachte heeft zijn verklaring verder niet onderbouwd en ook overigens zijn in het dossier geen concrete aanwijzingen te vinden die het verhaal van verdachte zouden kunnen ondersteunen.
Vast staat dat de auto op 30 of 31 maart 2014 werd gestolen, dat verdachte nadien in deze auto heeft gezeten en dat verdachte op 3 mei 2014 degene was die de auto heeft volgetankt, waarna zonder te betalen bij het tankstation werd weggereden. Bovendien zaten er op dat moment valse kentekenplaten op de auto. Dit alles gebeurde kort voordat de auto in handen kwam van ene [persoon 7] . Wat verdachte na het tanken precies met de auto heeft gedaan is volledig onduidelijk gebleven, nu verdachte hierover geen verdere verklaring heeft willen afleggen. Mede gezien het feit dat verdachte zeer bekend is met gestolen auto’s en valse kentekenplaten, en met name BMW’s houdt de rechtbank het ervoor dat het verdachte als bestuurder de BMW voorhanden had terwijl hij wist dat deze van misdrijf afkomstig was.
Met betrekking tot zaak B feit 2 subsidiair:
De rechtbank acht, met de officier van justitie en niet bestreden door de raadsvrouw, bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen heeft geheeld. Verdachtes verklaring dat hij de box met de gestolen camera en andere spullen één of twee dagen voor de doorzoeking van de woning van verdachte op 16 maart 2015 van een vriend had gekregen, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Uit pagina 3 van het relaas van dit zaaks-proces-verbaal (onder 4.4) blijkt immers dat een foto van verdachtes zoon, aangetroffen op de geheugenkaart van een van de gestolen fotocamera’s is gemaakt op 17 februari 2015 – dit is ook door de officier van justitie onweersproken in zijn requisitoir aangehaald – dus ver voordat verdachte volgens eigen verklaring over de camera kon beschikken. De identiteit van de vriend van wie hij de camera ter bewaring zou hebben gekregen heeft verdachte niet bekend willen maken. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte wetenschap moet hebben gehad van de criminele herkomst van de voorwerpen.
Met betrekking tot zaak B feit 3:
(BMW X5, [kenteken 26] )
De rechtbank acht met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw het ten laste gelegde medeplegen van diefstal door verdachte wel bewezen. Uit de hierna in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen volgt niet alleen dat de telefoon van verdachte ten tijde van de diefstal uitpeilt in de onmiddellijke nabijheid van de plaats delict, maar ook wordt in afgeluisterde telefoongesprekken door verdachte gesproken over het stelen van een ‘X5’. Voorts is op camerabeelden van het Van der Valk hotel te Hoofddorp te zien dat de gestolen BMW wordt gevolgd door een Volkswagen Bora waarvan bekend is dat deze in gebruik is bij [verdachte] . Verdachte heeft voor deze belastende omstandigheden geen verklaring willen afleggen.
De rechtbank houdt het ervoor dat de verdachten met de Volkswagen Bora van [verdachte] naar Amsterdam zijn gereden, vervolgens in Hoofddorp de BMW hebben gestolen, waarna [verdachte] in de BMW en een verder onbekend gebleven persoon in de Bora terug zijn gereden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen, voor wat betreft feit 1 aangevuld met de hiervoor onder 4 in voetnoten genoemde bewijsmiddelen, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat verdachte
zaak A
1.
in de periode van 1 april 2014 tot en met 16 maart 2015 in Nederland heeft deelgenomen
aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en andere personen, welke organisatie
tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het plegen van gekwalificeerde diefstallen (artikel 311 Wetboek van Strafrecht), en
- het plegen van opzetheling (artikel 416 van Strafrecht), en
- valsheid in geschrift en gebruik maken van een vals geschrift, te weten het vals opmaken van kentekenplaten en het aanbrengen van valse kentekenplaten op een motorvoertuig (artikel 225 lid 1 en lid 2 Wetboek van Strafrecht);
2.
op tijdstippen in de periode van 11 juli 2014 tot en met 10 februari 2015, te Zierikzee en Amsterdam en Düsseldorf, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen auto’s, te weten:
- op 16 september 2014 te Zierikzee, een BMW (type 520D, kenteken [kenteken 5] ), en
- in de nacht van 5 op 6 november 2014 te Amsterdam, een BMW (type 3er Reihe, kenteken [kenteken 7] ), en
- in de nacht van 5 op 6 november 2014 te Amsterdam, een BMW (type 3er Reihe, kenteken [kenteken 8] ), en
- in de periode van 17 januari 2015 tot en met 22 januari 2015 te Düsseldorf (Duitsland), een BMW (type X6, kenteken [kenteken 11] ),
toebehorende aan respectievelijk [eigenaar 1] en [eigenaar 2] en [eigenaar 3] en [eigenaar 4] , waarbij verdachte en/of zijn mededader telkens die weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
en
op tijdstippen in de periode van 11 juli 2014 tot en met 10 februari 2015, in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen auto’s en een goed, te weten:
- een BMW (type 635D, kenteken [kenteken 1] ) en een SD-geheugenkaart (waarop foto’s van die BMW staan), en
- een Seat (type Ibiza Cupra, oorspronkelijk kenteken [kenteken 2] en vals kenteken [kenteken 29] ), en
- een BMW (type 118D, oorspronkelijk kenteken [kenteken 3] en vals kenteken [kenteken 13] ), en
- een Volvo (type V50, oorspronkelijk kenteken [kenteken 4] en vals kenteken [kenteken 14] ), en
- een BMW (type 525D, kenteken [kenteken 6] ), en
- een Audi (type A6, oorspronkelijk kenteken [kenteken 9] en vals kenteken [kenteken 17] ), en
- een Volkswagen (type Golf GTD, oorspronkelijk kenteken [kenteken 32] en vals kenteken [kenteken 34] ), en
- een Volkswagen (type Golf 6, oorspronkelijk kenteken [kenteken 12] en vals kenteken [kenteken 18] ),
voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto’s en dat goed telkens wist(en) dat het een door diefstal verkregen goed betrof;
3.
op tijdstippen in de periode van 16 september 2014 tot en met 12 februari 2015 in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk valse geschriften, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten kentekenplaten met de tekens [kenteken 13] en kentekenplaten met de tekens [kenteken 14] en kentekenplaten met de tekens [kenteken 15] en kentekenplaten met de tekens [kenteken 16] en kentekenplaten met de tekens [kenteken 17] en kentekenplaten met de tekens [kenteken 18] , en kentekenplaten met de tekens [kenteken 19] , voorhanden heeft gehad,
bestaande die valsheid telkens hierin dat die kentekenplaten onbevoegd waren nagemaakt, en dat die kentekenplaten niet waren voorzien van echtheidskenmerken,
terwijl hij en/of zijn mededader telkens wist(en) dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren die echt en onvervalst;
4.
op tijdstippen in de periode van 16 september 2014 tot en met 12 februari 2015 in Nederland, een motorrijtuig, te weten een auto, merk BMW 118D, oorspronkelijk kenteken [kenteken 3] , en een auto, merk Volvo V50, oorspronkelijk kenteken [kenteken 4] , en een auto, merk BMW 3er Reihe, oorspronkelijk kenteken [kenteken 8] , en een auto, merk Audi A6, oorspronkelijk kenteken [kenteken 9] , en een auto, merk VW Golf 6, oorspronkelijk kenteken [kenteken 12] ,
op de weg heeft laten staan of daarmee over de weg heeft gereden, terwijl op die motorrijtuigen tekens waren aangebracht, te weten:
- op die BMW 118D kentekenplaten, met de tekens [kenteken 13] , en
- op die Volvo V50 kentekenplaten, met de tekens [kenteken 14] , en
- op die BMW 3er Reihe kentekenplaten, met de tekens [kenteken 16] , en
- op die Audi A6 kentekenplaten, met de tekens [kenteken 17] , en
- op die VW Golf 6 kentekenplaten, met de tekens [kenteken 18] ,
die, telkens niet zijnde een ingevolge artikel 36 Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar
of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken, door konden gaan voor zodanige kentekens;
5. Subsidiair:
in de periode van 24 oktober 2014 tot en met 16 maart 2015 in Nederland, een motorfiets (merk BMW, type K1600GT, oorspronkelijk kenteken [kenteken 20] en vals kenteken [kenteken 19] ), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die motorfiets, wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6. Subsidiair:
op 16 maart 2015 te Rotterdam, een motorfiets (merk Honda, type CBR 600RR, kenteken [kenteken 21] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die motorfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Zaak B
1. Subsidiair:
op 3 mei 2014 te Capelle aan den IJssel, een auto, merk BMW (type 3e Reihe), kenteken [kenteken 22] , VIN-nummer [VIN nummer 1] , voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2. Subsidiair:
in de periode van 17 februari 2015 tot en met 16 maart 2015, te Rotterdam een plastic bak (merk Curver) en twee camera's (merk Canon en GoPro) en GoPro accessoires en een flitser (merk Speedlight) en een oplader en een statief, voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3.
op tijdstippen in de periode van 21 april 2014 tot en met 8 februari 2015 te Ouddorp en Bergen op Zoom en Hoofddorp en Schiphol, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen auto's, te weten:
- op 21 april 2014 te Ouddorp een BMW (type 335D), kenteken [kenteken 24] , VIN-nummer [VIN nummer 2] , en
- in de periode van 12 september 2014 tot en met 13 september 2014 te Bergen op Zoom een BMW (type 325i), kenteken [kenteken 25] , VIN-nummer [VIN nummer 3] , en
- op 7 februari 2015 te Hoofddorp een BMW (type X5), kenteken [kenteken 26] , VIN-nummer [VIN nummer 4] , en
- op 8 februari 2015 te Schiphol een BMW (type 535D), kenteken [kenteken 27] , VIN-nummer [VIN nummer 5] ,
toebehorende aan respectievelijk [eigenaar 5] en [eigenaar 6] en [eigenaar 7] en [eigenaar 8] ,
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
Zaak C
in de periode van 27 januari 2015 tot en met 28 januari 2015 te Schiedam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto, merk BMW (type 3e Reihe), kenteken [kenteken 28] , VIN-nummer [VIN nummer 6] , toebehorende aan [eigenaar 9] , waarbij verdachte die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem in zaak A onder 1, 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6 subsidiair, zaak B onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en in zaak C primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van voorarrest.
Voor wat betreft de in beslag genomen voorwerpen heeft de officier van justitie, overeenkomstig de nummering op de als bijlage III aangehechte beslaglijst, gevorderd:
  • verbeurdverklaring van de onder de nummers 1, 11 t/ 13, 20, 21, 30, 33, 34, 47 t/m 49 en 53 genoemde voorwerpen,
  • onttrekking aan het verkeer van de onder de nummers 15, 17, 18, 29, 32, 37, 45, 50 t/m 52, 55, 60 en 67 genoemde voorwerpen, en
  • bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het onder nummer 68 genoemde voorwerp.
Ten aanzien van het geldbedrag van € 275,- (itemnummer 2) heeft de officier van justitie ter terechtzitting bij repliek gevorderd dat dit bedrag aan verdachte wordt teruggegeven.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [eigenaar 5] (zaak B, feit 3, BMW 325i, kenteken [kenteken 25] ) geheel zal worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, de vordering van de benadeelde partij [eigenaar 7] (zaak B, feit 3, BMW, type X5, kenteken [kenteken 26] ) zal worden toegewezen tot een bedrag van totaal € 1.641,82 met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, en dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (zaak A, feit 2, BMW, type 635D, kenteken [kenteken 1] ) niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna een jaar deel uitgemaakt van een criminele organisatie, die zich uit winstbejag bezig hield met voertuigcriminaliteit. De leden richtten zich voornamelijk op het wegnemen, omkatten en ver onder de waarde doorverkopen van snelle voertuigen in het duurdere segment. Uit de vele afgeluisterde telefoongesprekken komt een beeld naar voren van een organisatie waarvan de leden het stelen en helen van auto’s kennelijk als een normaal onderdeel van hun dagelijks leven zijn gaan beschouwen.
Zo ook verdachte, die sinds 2009 geen legaal werk meer had en sinds mei 2014 ook geen uitkering meer ontving. Zoals hiervoor reeds is overwogen kan worden vastgesteld dat verdachte een centrale rol heeft vervuld binnen de organisatie. Hij was regelmatig dag en nacht actief en had contacten met vrijwel alle andere verdachten die in dit dossier voorkomen. Verdachte had contacten met (mogelijke) kopers van gestolen auto’s, beschikte over de gereedschappen en technische kennis om auto’s te stelen en kentekenplaten te vervalsen en deelde die kennis met anderen. Hij was betrokken bij de loods aan de [straat 1] . Hij was in bepaalde Rotterdamse kringen bekend als verkoper van gestolen auto’s. [25]
Behalve de deelname aan een criminele organisatie acht de rechtbank bewezen dat verdachte, alleen of samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan negen autodiefstallen, negenmaal heling van een auto, eenmaal heling van goederen, tweemaal heling van een motor en fraude met betrekking tot zeven verschillende kentekens/kentekenplaten. Ook als er rekening mee wordt gehouden dat het onderzoek zich van meet af aan op verdachte heeft gericht en hij dus wellicht per saldo meer aandacht heeft gekregen dan andere leden van de organisatie, staat hij hiermee op eenzame hoogte.
Hoewel verdachte kon vermoeden dat een aantal van de door hem gestolen voertuigen zouden worden gebruikt bij andere strafbare feiten, heeft hij dit niet onder ogen willen zien. Tegen de reclasseringsmedewerker zei hij “Het zijn de minst ernstige delicten omdat ik geen slachtoffers maak”. Daarbij miskent hij niet alleen het faciliterend karakter van de voertuigcriminaliteit waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt, maar ook het feit dat degenen van wie een (dure) auto wordt gestolen wel degelijk slachtoffers zijn. Auto’s zijn voor velen dierbare bezittingen en ze zijn lang niet altijd tegen diefstal verzekerd. Dit nog afgezien van al het regel- en papierwerk dat erbij komt kijken als iemands auto is gestolen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 december 2015 is verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke delicten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 8 januari 2016 dat is uitgebracht ten behoeve van verdachte.
Op grond van al het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. Bij het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank, anders dan de officier van justitie niet een vast aantal maanden per bewezen geacht feit gerekend. De rechtbank heeft gekeken (i) naar straffen die eerder voor soortgelijke feiten in het geval van een professionele en georganiseerde aanpak zijn opgelegd, (ii) naar de relatieve zwaarte van hetgeen is bewezen, ten opzichte van de anderen die tegelijk met verdachte terecht hebben gestaan, (iii) naar de LOVS oriëntatiepunten voor autodiefstal met braak en dit alles bezien in het licht van het strafmaximum van 6 jaar gevangenisstraf dat de wetgever heeft gesteld op artikel 311Sr.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Voor een voorwaardelijk strafdeel, zoals door de reclassering is geadviseerd ziet de rechtbank geen ruimte, nu verdachte niet gemotiveerd is om mee te werken aan reclasseringstoezicht.
Beslag
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen als genoemd onder de nummers 1, 30, 33 en 34 van de als bijlage III aangehechte beslaglijst, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het in zaak A onder 1 bewezen geachte is begaan.
Ten aanzien van de Volkswagen Bora met kenteken [kenteken 33] (beslagnummer 1) overweegt de rechtbank in dit verband nog dat de stelling van verdachte, dat de auto toebehoort aan de moeder van zijn vriendin, [moeder van zijn vriendin] , niet wordt onderschreven. Op basis van het dossier, waaronder de tapgesprekken zoals weergegeven in het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie bij gelegenheid van de behandeling van het klaagschrift van [moeder van zijn vriendin] op 5 november 2015 (onder meer inhoudende dat verdachte door zijn vriendin wordt geïnformeerd over boetes die hij heeft gemaakt en moet betalen, dat de vriendin van verdachte van hem eist dat hij de auto van haar moeders naam afhaalt en waarin met zoveel woorden door [verdachte] aan zijn vriendin wordt bevestigd dat hij verantwoordelijk is voor de auto) stelt de rechtbank vast dat de auto aan verdachte toebehoort.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen als genoemd onder de nummers 15, 17, 18, 29, 32, 37, 45, 50 t/m 52, 55, 60 en 67 van de als bijlage III aangehechte beslaglijst, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het in zaak A onder 1 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Teruggeven aan beslagene
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen of met behulp van, en zo ja welke, onder verdachte in beslaggenomen telefoons en simkaarten de bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid. Om die reden zal de rechtbank bepalen dat deze voorwerpen aan verdachte worden teruggegeven.
Het geldbedrag van € 275,- (itemnummer 2) zal eveneens aan verdachte worden teruggegeven.
Ook het kogelwerend vest (itemnummer 67) dient aan verdachte te worden teruggegeven. Niet is gebleken dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de
benadeelde partij [benadeelde partij](zaak A, feit 2, BMW 635D, kenteken [kenteken 1] )
Nu niet is gebleken dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade is toegebracht door het in zaak A onder 2 bewezen geachte feit, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is.
Ten aanzien van de
benadeelde partij [eigenaar 7](zaak B, feit 3, BMW X5, kenteken
[kenteken 26] )
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [eigenaar 7] (gemachtigde mr. [advocaat] ), niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in zaak B onder 3 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. Het betreft hier het niet vergoede eigen risico voor de diefstal, de niet vergoede schade van goederen die volgens de aangifte in de auto lagen en reiskosten). De rechtbank waardeert deze op een bedrag van in totaal € 1.641,82 (zestienhonderdeenenveertig euro en tweeëntachtig cent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade tot de dag van voldoening.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De behandeling van het overige deel van de vordering van de benadeelde partij (schade van
€ 300,-), levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat het hier schade betreft die ziet op goederen die niet in de aangifte zijn vermeld. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [eigenaar 7] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de
benadeelde partij [eigenaar 5](zaak B, feit 3, BMW 325i, kenteken [kenteken 25] )
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [eigenaar 5] , niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in zaak B onder 3 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van totaal € 10.000,- (tienduizend euro), zijnde de geschatte dagwaarde van de auto. De vordering kan dan ook – hoofdelijk met [medeverdachte 3] - tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade tot de dag van voldoening.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De behandeling van het overige deel van de vordering van de benadeelde partij (te weten de gevorderde schade met betrekking tot de auto voor zover die de door de rechtbank geschatte dagwaarde overstijgt alsmede de schade van € 350,- omdat die ziet op de niet in de aangifte genoemde motorhelm en motorjas), levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [eigenaar 5] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 56, 57, 140, 225, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het in zaak A onder 5 primair en 6 primair en in zaak B onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2, 3, 4, 5 subsidiair en 6 subsidiair, in zaak B onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 en in zaak C primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Met betrekking tot het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Met betrekking tot het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd,
en
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels,
en
medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd,
en
opzetheling, meermalen gepleegd.
Met betrekking tot het in zaak A onder 3 en 4 bewezenverklaarde:
Opzettelijk voorhanden hebben van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst,
en
De voortgezette handeling van:
medeplegen van opzettelijk voorhanden hebben van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
en
overtreding van artikel 41, eerste lid, onder d van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
Met betrekking tot het in zaak A onder 5 subsidiair en 6 subsidiair en in zaak B onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde:
Opzetheling, meermalen gepleegd.
Met betrekking tot het in zaak B onder 3 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd,
en
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Met betrekking tot het in zaak C primair bewezenverklaarde:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
De voorwerpen als genoemd onder de nummers 1, 30, 33 en 34 van de als bijlage III aangehechte beslaglijst.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
De voorwerpen als genoemd onder de nummers 15, 17, 18, 29, 32, 37, 45, 50 t/m 52, 55 en 60 van de als bijlage III aangehechte beslaglijst.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
De voorwerpen als genoemd onder de nummers 2, 11 t/m 13, 20, 21, 47 t/m 49, 53 en 67
van de als bijlage III aangehechte beslaglijst.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
Het voorwerp als genoemd onder nummer 68 van de als bijlage III aangehechte beslaglijst.
Verklaart de
benadeelde partij [benadeelde partij]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [eigenaar 7], wonende te Grimbergen (België) toe tot een bedrag van € 1.641,82 (zestienhonderdeenenveertig euro en tweeëntachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [eigenaar 7] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [eigenaar 7] , te betalen de som van € 1.641,82 (zestienhonderdeenenveertig euro en tweeëntachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan één van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [eigenaar 5], wonende te Bergen op Zoom toe tot een bedrag van € 10.000,- (tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [eigenaar 5] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [eigenaar 5] , te betalen de som van € 10.000,- (tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 85 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan één van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en A.R.P.J. Davids, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 maart 2016.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.HR NJ 2008, 72
3.Bv. HR NJ 1998, 225
4.HR NJ 2008, 72
5.Bv NJ 2007, 336
6.Zaaksdossier (ZD) 140 voorgeleiding relaas pagina 8-11 en bijbehorende bijlagen
7.ZD 140 voorgeleiding relaas pagina 11-12 en bijbehorende bijlagen
8.ZD 140 voorgeleiding relaas pagina 12-15 en bijbehorende bijlagen
9.ZD 140 voorgeleiding relaas pagina 16-18 en ZD falsificeren kentekenplaten relaas pagina 1-29 en bijbehorende bijlagen
10.Bijvoorbeeld ZD 140 voorgeleiding relaas pagina 21-22
11.ZD 140 voorgeleiding relaas pagina 12-15; ZD 140 aanvulling relaas pagina 16
12.Zie desbetreffend zaaksdossier
13.Aanvulling ZD 140, relaas pagina 10-11
14.ZD 140, voorgeleiding schema op pagina 37 relaas , pagina 21 en aanv. ZD 140 relaas pagina 17
15.Aanvulling ZD 140, relaas pagina 5-9
16.ZD Loods [straat 1] , relaas, verhoor [persoon 1] , ZD loods [straat 1] pagina 79, verhoor [persoon 2] , ZD loods [straat 1] pagina 97
17.Aanvulling ZD 140, pagina 144 en verder; voor een (onweersproken) overzicht van bijnamen: ZD 140, relaas pagina 2
18.Aanvulling ZD 140 pagina 316: over het maken van valse kentekenplaten
19.Aanvulling ZD 140 pagina 309: onder meer over de vraag naar dure en snelle auto’s en de wijze waarop die worden gestolen
20.ZD dfst BMW [kenteken 24] pagina 292 e.v. en het verhoor bij de rechter-commissaris op 25 november 2015
21.Bv ZD 140 voorgeleiding pagina 27-28 en 62
22.ZD 140 voorgeleiding relaas pagina 12-14; ZD 140 aanvulling pagina 71-78; verklaring [persoon 1] ZD 140 aanvulling pagina 316,
23.Bv ZD Loods [straat 1] pagina 38
24.[persoon 3] : ZD dfst BMW [kenteken 24] pagina 292 ev en bij rechter-commissaris op 25 november 2015; [persoon 4] : ZD BMW [kenteken 27] pagina 302
25.[persoon 4] : ZD BMW [kenteken 27] pagina 302: Iedereen in Rotterdam weet dat [verdachte] de beschikking heeft over gestolen auto’s.