In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 augustus 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met haar minderjarige dochter naar Netanya, Israël. De vader heeft hiertegen verweer gevoerd, waarbij hij zijn zorgen over de gevolgen van de verhuizing voor de omgang met zijn dochter heeft geuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, die de Israëlische nationaliteit heeft, een sterke wens heeft om terug te keren naar Israël, waar zij familie en een sociaal netwerk heeft. De rechtbank heeft echter ook de belangen van de vader en de minderjarige in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de huidige zorgregeling, waarbij de minderjarige wekelijks contact heeft met de vader, in het belang van het kind is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verhuizing naar Israël zou leiden tot een aanzienlijke vermindering van het contact tussen de minderjarige en haar vader, wat niet in het belang van het kind is. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen en verzocht om advies van de Raad voor de Kinderbescherming over de wijziging van het gezag en de zorgregeling.