ECLI:NL:RBAMS:2015:8942

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2015
Publicatiedatum
14 december 2015
Zaaknummer
13-706212-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 16 december 2015 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor drugsbezit en drugshandel. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld, die was ingediend op 10 november 2015 en betrekking had op het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde. Tijdens de zitting op 2 december 2015 werd de vordering gewijzigd, waarbij een bedrag van € 3.309,00, dat betrekking had op treinkaartjes, niet was meegenomen in de oorspronkelijke berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het totale wederrechtelijk verkregen voordeel, inclusief de aangetroffen gelden en de kosten, op € 10.654,81 komt. De rechtbank heeft daarbij de kasopstelling van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet volledig onderbouwd was. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de gemiddelde uitgaven van de veroordeelde gedurende de ontnemingsperiode van 14 mei 2014 tot en met 19 oktober 2014. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd aan de veroordeelde, ter hoogte van het vastgestelde bedrag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/706212-15 (Promis) (ontneming)
Datum uitspraak: 16 december 2015
Tegenspraak
VONNIS
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met hetzelfde parketnummer, tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [plaats] en aldaar thans verblijvende.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie van 10 november 2015 en het onderzoek op de terechtzitting van 2 december 2015.

2.De vordering

De op 10 november 2015 schriftelijk ingediende ontnemingsvordering is ter terechtzitting van 2 december 2015 door de officier van justitie gewijzigd, in die zin dat bij het in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel [1] niet is meegenomen het bedrag van € 3.309,00 (treinkaartjes) en dat dit bedrag dus nog bij het wederrechtelijk verkregen voordeel (volgens genoemde berekening € 9.360,47) dient te worden opgeteld, zodat de gewijzigde ontnemingsvordering strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 12.669,47.

3.Grondslag van de vordering

Veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 december 2015 veroordeeld ter zake van drugsbezit en/of drugshandel op 19 oktober 2014, 18 april 2015 en 28 mei 2015.
Gezien de stukken waarop de vordering berust, begrijpt de rechtbank dat die vordering behalve op de drugshandel waarvoor veroordeelde in de onderliggende strafzaak is veroordeeld, ook betrekking heeft op andere feiten. In de onderliggende strafzaak is – ten aanzien van de veroordeling voor drugsbezit op meerdere momenten – opgemerkt dat sprake was van dealerindicaties.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er dan ook voldoende aanwijzingen dat veroordeelde andere feiten, betreffende handen in verdovende middelen, heeft begaan. De rechtbank heeft in haar overweging betrokken het vonnis in de onderliggende strafzaak [2] en eerdergenoemd proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling van 10 maart 2015. [3]

4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1
Standpunten
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van de vordering verwezen naar het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling van 10 maart 2015 en heeft voorts aangevoerd dat bij berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van een kasopstelling geen rekening gehouden hoeft te worden met gemaakte kosten.
Het primaire standpunt van de raadsvrouw, namelijk dat de ontnemingsvordering afgewezen dient te worden nu de in de onderliggende strafzaak ten laste gelegde feiten niet bewezen kunnen worden, behoeft geen bespreking gelet op de veroordeling in die strafzaak voor eenmaal drugshandel en meermalen drugsbezit.
De raadsvrouw heeft verder het verweer gevoerd dat de kasopstelling geenszins wordt ondersteund door het onderliggend strafdossier, nu daaruit geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat veroordeelde die kosten daadwerkelijk zou hebben gemaakt. Zij heeft daarom verzocht het wederrechtelijk verkregen voordeel te berekenen zónder de volgende bedragen:
  • € 55,00 (abonnementen en contributies);
  • € 645,00 (inventaris huis en tuin);
  • € 795,00 (vrije tijd en hobby’s);
  • € 1.130,00 (dagelijkse boodschappen).
Daarnaast heeft zij de rechtbank verzocht het bedrag van de treinkaartjes, te weten € 3.309,00, zijnde de kosten die veroordeelde heeft gemaakt, op dat – opnieuw vastgestelde – wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering te brengen.
Aldus verzoekt de raadsvrouw het wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt vast te stellen:
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel in rapport
Geen aanwijzingen voor
abonnementen en contributies
Geen aanwijzingen voor
inventaris huis en tuin
Geen aanwijzingen voor
vrije tijd en hobby’s
Geen aanwijzingen voor
dagelijkse boodschappen
In mindering te brengen kosten voor
treinkaartjes
Wederrechtelijk verkregen voordeel volgens de raadsvrouw
€ 9.360,47 .
€ 55,00 .
€ 645,00 .
€ 795,00 .
€ 1.130,00 –
€ 6.735,47 .
€ 3.309,00 –
€ 3.426,47 .
4.2
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ontleent haar berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen, opgenomen in de voetnoten, zijn vervat.
De rechtbank ziet reden om af te wijken van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de genoemde kasopstelling. Die kasopstelling is gebaseerd op gemiddelde uitgaven. Het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting biedt aanknopingspunten om aan te nemen dat veroordeelde alle in de kasopstelling genoemde uitgaven moet hebben gedaan. De rechtbank handhaaft de berekening daarom uitsluitend ten aanzien van de volgende gemiddelde uitgaven:
  • € 267,28 (woning
  • € 100,00 (energie en heffingen
  • € 73,00 (kleding en schoenen
  • € 226,00 (dagelijkse boodschappen
Totaal van gemiddelde uitgaven die veroordeelde moet hebben gedaan:
€ 666,28per maand.
Gelet op de ontnemingsperiode van 14 mei 2014 tot en met 19 oktober 2014, te weten vijf maanden en vier dagen, komt de rechtbank tot een bedrag aan gemiddeld gedane uitgaven:
(5 x € 666,28) + (4 x (€ 666,28 / 30 dagen)) ≈ € 3.331,40 + € 88,84 =
€ 3.420,24.
Daarbij dient, naar het oordeel van de rechtbank, te worden opgeteld de totale waarde van de bij veroordeelde aangetroffen gelden (€ 3.925,57) en treinkaartjes (€ 3.309,00).
De rechtbank stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt vast.
Berekening totaal gemiddelde uitgaven in ontnemingsperiode
Aangetroffen gelden
Aangetroffen treinkaartjes
Wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 3.420,24 .
€ 3.925,57 .
€ 3.309,00 +
€ 10.654,81 ..
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde door middel van strafbare feiten voordeel verkregen dat de rechtbank schat op bovengenoemd bedrag.

5.De verplichting tot betaling

De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op
€ 10.654,81.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 10.654,81.
Legt op aan [veroordeelde] de verplichting tot betaling van
€ 10.654,81 (tienduizend en zeshonderd en vierenvijftig euro en eenentachtig cent)aan de Staat.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J. Diemer, voorzitter,
mrs. R. Hirzalla en A.M. Kengen, rechters,
in tegenwoordigheid van E.R.E. Evans, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 december 2015.

Voetnoten

1.De berekening is onderdeel van het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling van 10 maart 2015.
2.Een geschrift, te weten een vonnis van 16 december 2015 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam inzake [veroordeelde] (13/706212-15 (zaak A), 13/706302-15 (zaak B) en 13/702027-15 (zaak C)).
3.Een ambtsedig proces-verbaal van berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling van 10 maart 2015, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] .