AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Veroordeling van eigenaar administratiekantoor voor belastingfraude en witwassen
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 50-jarige eigenaar van een administratiekantoor, die werd beschuldigd van belastingfraude en witwassen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en een geldboete van 16.500 euro. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan, wat resulteerde in een schade van bijna één miljoen euro voor de belastingdienst. Gedurende enkele jaren heeft de verdachte 84 onjuiste aangiften ingediend, waarbij telkens een te hoog bedrag aan terug te vragen omzetbelasting werd opgegeven. De belastingdienst ontdekte dat de aangiften waren ingediend met gebruik van de naam en het wachtwoord van de betrokken bedrijven, maar dat deze afkomstig waren van het IP-adres van het administratiekantoor van de verdachte. Vijf medeverdachten, die bestuurders waren van de fictieve bedrijven, zijn ook betrokken bij de fraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen, maar heeft hem vrijgesproken van het medeplegen van belastingfraude. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de onjuiste aangiften. Wel is bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van een totaalbedrag van 167.740 euro, dat afkomstig was van de onjuiste belastingaangiften. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van veertien maanden had geëist, gematigd en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, evenals een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de rol van de verdachte in de zaak.
Voetnoten
1.De weergegeven bewijsmiddelen bevinden zich, tenzij anders vermeld, in de dossiers van de FIOD-ECD. De in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Verwezen wordt naar de desbetreffende pagina’s in de dossiers.
2.Een overzichtsproces-verbaal, p. 17-18 (0-OPV-1), een zaaksproces-verbaal contra [bedrijf 1 B.V.] , p. 9-10 (4-OPV-1)
3.De bedrijfsactiviteiten die vóór 12 maart 2008 hebben plaatsgevonden zijn dus verricht door de moedermaatschappij [administratiekantoor 1B B.V.]
4.Geschriften, te weten uittreksels uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel (D-106, D-107)
5.Een proces-verbaal inzake ingediende aangiften, p. 6 (AH-004) en een geschrift, te weten een overzicht van de financiële verwerking door de Belastingdienst van de aangiften omzetbelasting betrokken in het strafrechtelijk onderzoek, p. 1-2 (D-032).
6.Een proces-verbaal van onderzoek aangiften [bedrijf 1 B.V.] in relatie tot bankafschriften, p.1 (AH-083)
7.Een proces-verbaal van onderzoek aangiften [bedrijf 1 B.V.] in relatie tot bankafschriften, p. 1-6 (AH-083) en (D-155 5/10) en (D-154 8/11)
8.Een proces-verbaal van onderzoek aangiften [bedrijf 1 B.V.] in relatie tot bankafschriften, p. 6-7 (AH-083)
9.Een proces-verbaal van verhoor van een getuige [verdachte] , p. 4 (G7-001)
10.Een proces-verbaal van onderzoek aangiften [bedrijf 1 B.V.] in relatie tot bankafschriften, p. 10-11 (AH-083)