In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de toepassing van de kostendelersnorm uit de Participatiewet (Pw) op de bijstandsuitkering van eiser. Eiser, die samenwoont met zijn Tsjechische echtgenote en hun drie kinderen, ontving een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande ouder. De echtgenote verblijft rechtmatig in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat de echtgenote op grond van artikel 11, tweede lid, van de Pw gelijkgesteld moet worden met een Nederlander, wat betekent dat zij bijstandsgerechtigd is. Hierdoor is de kostendelersnorm niet van toepassing op de situatie van eiser, wat betekent dat de verlaging van zijn uitkering door verweerder onterecht was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder en herstelde het primaire besluit, waarbij de uitkering van eiser weer op het oorspronkelijke niveau werd vastgesteld. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 980,- werden begroot. De uitspraak benadrukt de rechten van EU-onderdanen in het kader van de Participatiewet en de voorwaarden waaronder de kostendelersnorm kan worden toegepast.