ECLI:NL:RBAMS:2015:8439

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
26 november 2015
Zaaknummer
C/13/581755 / HA ZA 15-183
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst tussen beveiligingsbedrijf en gemeente wegens tekortkomingen in nakoming

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap TO SERVE & PROTECT B.V. (hierna: TSaP) en de Gemeente Almere. TSaP vorderde onder andere dat de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst door de Gemeente onterecht was en dat de Gemeente moest betalen voor de door TSaP geleverde diensten. De procedure begon met een dagvaarding op 16 februari 2015, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een comparitie werd bepaald. De rechtbank oordeelde dat TSaP tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, die betrekking had op de inzet van straatcoaches. De tekortkomingen, waaronder tijdfraude, waren van zodanige aard dat de Gemeente gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden zonder dat verzuim vereist was. De rechtbank verwierp het verweer van TSaP dat de tekortkomingen van geringe betekenis waren en oordeelde dat de ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd was. TSaP had ook vorderingen ingediend voor betaling van facturen, maar de rechtbank oordeelde dat de Gemeente recht had op verrekening van teveel gefactureerde uren. Uiteindelijk werd de Gemeente veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 102.486,27 aan TSaP, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/581755 / HA ZA 15-183
Vonnis van 25 november 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TO SERVE & PROTECT B.V.,
gevestigd te Mijdrecht,
eiseres,
advocaat mr. L. Sluiter te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ALMERE,
zetelend te Almere,
gedaagde,
advocaat mr. R. Ridder te Amsterdam.
Partijen zullen hierna TSaP en de Gemeente worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 februari 2015, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 17 juni 2015 waarbij ambtshalve een comparitie is bepaald en
  • het proces-verbaal van comparitie met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
TSaP is een beveiligingsbedrijf dat sinds 2006 ook straatcoachprojecten uitvoert.
2.2.
Op 10 juni 2010 hebben TSaP en de Gemeente een schriftelijke overeenkomst gesloten voor de levering en inzet van straatcoaches door TSaP in Almere (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst had een looptijd van twee jaar, ingaande op 1 juli 2010 en eindigend op 30 juni 2012. Op basis van deze overeenkomst diende TSaP van dinsdag tot en met donderdag van 16.00 uur tot 24.00 uur en op vrijdag en zaterdag van 18.00 uur tot 02.00 uur een zestal straatcoaches in tweetallen te laten surveilleren in door de Gemeente aangewezen gebieden. De straatcoaches hadden recht op een pauze van een half uur. De straatcoaches dienden dagelijks een (uren)rapportage op te stellen.
2.3.
Van de overeenkomst, zo is bepaald in artikel 1.1, maakt onder meer deel uit Bijlage 1 ‘Het verslag van het afstemmings- en verificatiebespreking d.d. 7 juni 2010’ (hierna: het Verslag). In dit Verslag staat onder meer:
“(…) 3. Resultaat van de verificatie:
TSAP zal 6,5 fte straatcoaches inzetten in 3 teams van 2 straatcoaches met één teamleider. (…)”.
2.4.
Op de overeenkomst, zo volgt uit artikel 1.2, zijn de Algemene Inkoopvoorwaarden leveringen en diensten 2008 van de gemeente Almere (hierna: de Algemene Inkoopvoorwaarden) van toepassing, voor zover daarvan in de overeenkomst niet is afgeweken. In de Algemene Inkoopvoorwaarden staat onder meer:
“(…)
Artikel 8. Facturering en betaling
3. Indien is overeengekomen dat betaling volgens nacalculatie zal plaatsvinden, wordt gespecificeerd (…). In de factuur wordt opgave gedaan van het aantal en de data van de werkelijk en noodzakelijk bestede dagen of uren, en wordt een korte omschrijving van de verrichte werkzaamheden gegeven (…)
(…)
5. Indien de factuur niet voldoet aan de eisen, vermeld in het tweede of derde lid, is de Gemeente gerechtigd betaling op te schorten totdat volledig aan de eisen is voldaan. (…)”.
2.5.
De overeenkomst is bij brief van de Gemeente aan TSaP van 16 mei 2012 voor de duur van een jaar verlengd tot en met 30 juni 2013.
2.6.
In opdracht van de Gemeente heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche (hierna: Hoffmann) in de periode van 26 juli 2012 tot en met 11 september 2012 onderzoek verricht naar het handelen van de straatcoaches van TSaP in Almere. Doel van het onderzoek was, zo staat in de inleiding van het onderzoeksrapport, ‘het vaststellen of de signalen over de ongewenste activiteiten op waarheid berusten’, ‘het in kaart brengen van de aard en omvang van de ongewenste activiteiten’ en ‘het vaststellen wie er verantwoordelijk is/zijn voor het ontplooien van de ongewenste activiteiten’. Onder meer de mededeling van een oud-medewerker van TSaP dat medewerkers van TSaP frauduleus zouden handelen alsmede dat door een of meer medewerkers in drugs zou worden gehandeld, vormde voor de Gemeente de aanleiding om onderzoek te laten verrichten door Hoffmann. TSaP was niet van het onderzoek op de hoogte toen dit door Hoffmann werd uitgevoerd.
2.7.
De observaties door (medewerkers van) Hoffmann hebben op acht dagen in de hierboven genoemde periode plaatsgevonden.
2.8.
In het onderzoeksrapport van Hoffmann staat onder meer:
“(…)
2. Samenvatting en conclusies
(…)
2.1
Vaststellen of de signalen over ongewenste activiteiten op waarheid berusten
Vastgesteld werd dat medewerkers van TSAP zich in ieder geval in de periode van woensdag 1 tot en met vrijdag 24 augustus 2012 schuldig hebben gemaakt aan tijdfraude. Niet vastgesteld werd dat medewerkers van TSAP zich schuldig zouden maken aan drugshandel.
2.2
Vaststellen wat de aard en de omvang is van de ongewenste activiteiten
Uit de analyse van de observaties en de dagrapportages van TSAP werd onder andere bekend dat de medewerkers van TSAP:
(…)
• Standaard hun pauzetijden op de dagrapportages noteerden, terwijl zij niet op die tijden hun pauzes hebben gehouden.
• Veelvuldig binnen in hun werklocatie verbleven, terwijl zij op straat dienden te surveilleren. (…)
• Niet altijd met drie koppels van twee medewerkers surveilleerden. (…)
• Stelselmatig te laat op hun werklocatie arriveerden, waarbij zij onjuiste tijdstippen van aanwezigheid op de dagrapportages hebben vermeld. (…)
• Stelselmatig te laat de diensten aanvingen, waarbij zij onjuiste tijdstippen van begindienst op de dagrapportages hebben vermeld. (…)
• Stelselmatig te vroeg van hun werklocatie vertrokken, waarbij zij onjuiste tijdstippen van einde dienst op de dagrapportages hebben vermeld. (…)”.
2.9.
Op 11 september 2012 is TSaP in een gesprek met de Gemeente op de hoogte gebracht van het door Hoffmann uitgevoerde onderzoek. In een gesprek op 12 september 2012 tussen partijen is door de Gemeente meegedeeld dat zij de overeenkomst wilde beëindigen.
2.10.
In een brief van 14 september 2012 van de Gemeente aan TSaP heeft de Gemeente TSaP bericht de overeenkomst per direct te beëindigen.

3.Het geschil

3.1.
TSaP vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
I. voor recht te verklaren dat de buitengerechtelijke ontbinding ten onrechte door de Gemeente is uitgebracht en geen effect heeft;
II. de Gemeente te veroordelen tot betaling van € 532.224,66;
subsidiair:
III. de Gemeente te veroordelen tot betaling van € 119.985,40, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, ter zake van waardevergoeding van door TSaP verrichte prestaties;
primair en subsidiair:
IV. de Gemeente te veroordelen tot betaling van de wettelijke handelsrente van de onder II en III gevorderde bedragen vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van algehele voldoening;
V. de Gemeente te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 6.775,00 en
VI. de Gemeente te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.2.
TSaP vordert primair dat de overeenkomst door de Gemeente wordt nagekomen, in die zin dat de Gemeente (alsnog) aan TSaP het voor de inzet van de straatcoaches overeengekomen bedrag moet voldoen tot aan de einddatum van de (verlengde) overeenkomst, 30 juni 2013. De ontbinding van de overeenkomst sorteert geen effect, omdat de Gemeente TSaP niet in gebreke heeft gesteld en TSaP niet in verzuim verkeerde. Voorts is de tekortkoming van te geringe aard, zodat de ontbinding niet gerechtvaardigd is en moet de ontbinding van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar worden geacht. Voor zover de buitengerechtelijke ontbinding in stand blijft, dient de Gemeente subsidiair door haar onbetaald gelaten facturen alsnog te voldoen, aldus steeds TSaP.
3.3.
De Gemeente voert verweer. Vanwege de blijvende onmogelijkheid tot nakoming, was geen verzuim vereist en voorts rechtvaardigt de aard van de tekortkoming de ontbinding, aldus de Gemeente. De facturen ten aanzien waarvan TSaP betaling vordert worden grotendeels betwist. De Gemeente doet een beroep op opschorting en verrekening.

4.De beoordeling

Verzuim

4.1.
Het voornaamste geschilpunt tussen partijen betreft de vraag of de Gemeente een beroep toekomt op de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst, zoals ingeroepen bij brief van 14 september 2012.
4.2.
Ingevolge artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van de overeenkomst aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming – gezien de geringe aard of betekenis – deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is (artikel 6:265 lid 2 BW).
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat van de zijde van TSaP sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming gelegen in, kort gezegd, (een zekere mate van) tijdfraude gepleegd door medewerkers van TSaP in ieder geval in de periode waarin door Hoffmann is geobserveerd. TSaP heeft naar voren gebracht dat door de overeenkomst te beëindigen haar de mogelijkheid is ontnomen alsnog na te komen. Ten onrechte heeft de Gemeente haar niet in gebreke gesteld, aldus TSaP.
4.4.
De overeenkomst die partijen hebben gesloten ziet op een voortdurende verplichting van TSaP tot het inzetten en leveren van straatcoaches. Indien TSaP tekort is geschoten in de nakoming van een dergelijke (voortdurende) verplichting, kan deze weliswaar in de toekomst nog worden nagekomen, maar daarmee wordt de tekortkoming in het verleden niet ongedaan gemaakt en wat deze tekortkoming betreft is nakoming dan ook niet meer mogelijk (zie onder meer Hoge Raad 11 januari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD4925 en Hoge Raad 22 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4122). Dat de straatcoaches niet de afgesproken uren hebben gewerkt en de dagrapportages niet (altijd) naar waarheid hebben ingevuld, is niet meer te herstellen. De verplichting van TSaP op grond van de overeenkomst moet, gezien de afspraken van partijen te dien aanzien, anders dan TSaP heeft betoogd, niet worden aangemerkt als een inspanningsverbintenis, maar als een resultaatsverbintenis. TSaP heeft zich ertoe verbonden een bepaald aantal uren, op gezette tijden te werken en deze uren deugdelijk te verantwoorden. Daarin is zij tekortgeschoten. Dat betekent dat verzuim niet was vereist en dat de Gemeente TSaP niet eerst in gebreke hoefde te stellen alvorens zij de ontbinding van de overeenkomst inriep.
Rechtvaardigt de tekortkoming de ontbinding?
4.5.
TSaP voert aan dat de tekortkoming gezien de geringe betekenis ervan de ontbinding van de overeenkomst niet rechtvaardigt. TSaP heeft op dit punt naar voren gebracht dat de Gemeente aan de tekortkoming het rapport van Hofmann ten grondslag heeft gelegd, maar dat de conclusies die in het rapport zijn weergegeven, niet getrokken hadden kunnen worden. Zij wijst erop dat Hoffmann slechts gedurende een beperkte periode van acht dagen (in de zomervakantie) observaties heeft uitgevoerd en dat de observaties niet altijd begonnen bij aanvang van de dienst van de straatcoaches. Dit verweer gaat niet op. In de overeenkomst is vastgelegd dat de medewerkers van TSaP dagrapportages moeten bijhouden. Verder staat tussen partijen vast dat de medewerkers op vaste momenten in tweetallen dienden te surveilleren. Op grond van het rapport van Hoffmann kan worden geconcludeerd dat op álle dagen waarop is geobserveerd stelselmatig is gefraudeerd met de tijd(rapportages). Het is dan – zoals de Gemeente terecht stelt – zeer onwaarschijnlijk dat op de overige dagen in de onderzoeksperiode, waarop niet is gesurveilleerd, wel op correcte wijze is gewerkt. Aannemelijk is dan ook dat in ieder geval gedurende het onderzoek van Hoffmann is gefraudeerd met de tijd(rapportages). Dat gegeven moet als een tekortkoming worden gezien die voldoende ernstig is om de ontbinding van de overeenkomst en de gevolgen daarvan te rechtvaardigen. Ter comparitie is door TSaP verklaard dat zij is geschrokken van het rapport, dat er fouten zijn gemaakt door de straatcoaches in die zin dat zij niet hebben gesurveilleerd zoals zij dat hadden moeten doen alsmede dat het rapport laat zien dat er een zekere (de rechtbank begrijpt: ongewenste) cultuur moet zijn geweest binnen de groep medewerkers in Almere. Uit de gedragingen van TSaP zelf blijkt voorts dat ook zij het rapport van Hoffmann en de daarin weergegeven bevindingen ernstig genoeg vond om daar direct gevolgen aan te verbinden. TSaP heeft de betrokken medewerkers op staande voet ontslagen en (in ieder geval) in een ontslagprocedure van haar medewerkers heeft zij het rapport als onderbouwing voor het ontslag ingebracht. In het licht van dit alles is de stelling dat het rapport niet betrouwbaar zou zijn, niet begrijpelijk en kan die stelling niet tot het oordeel leiden dat er slechts sprake was van een geringe tekortkoming. De wijze waarop de ontbinding heeft plaatsgehad kan – wat daar ook van zij – niet tot het oordeel leiden dat, zoals TSaP stelt, de tekortkoming van geringe betekenis is. Evenmin kan de stelling van TSaP dat de Gemeente doelgericht heeft gezocht naar een reden om de overeenkomst te kunnen ontbinden (hetgeen de Gemeente betwist), daartoe leiden.
Redelijkheid en billijkheid
4.6.
Van de situatie dat de ontbinding van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. TSaP legt aan deze stelling in de kern genomen geen andere argumenten ten grondslag dan die welke hiervoor reeds zijn besproken. Voor zover TSaP betoogt dat de Gemeente in redelijkheid niet tot ontbinding kon overgaan omdat voorheen altijd naar tevredenheid door TSaP werd gepresteerd, faalt dit. Ook de omstandigheid dat de Gemeente op 11 september 2012 niet meteen het rapport van Hoffmann aan TSaP heeft overhandigd, hetgeen wel op zijn plaats zou zijn geweest zodat TSaP zich direct had kunnen verweren met betrekking tot de in het rapport getrokken conclusies, maakt de ontbinding niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, mede omdat TSaP niet heeft toegelicht dat en waarom dit tot een andere uitkomst zou hebben geleid.
4.7.
De conclusie van het voorgaande is dat wegens de tekortkoming van TSaP in de nakoming van de overeenkomst, de Gemeente gerechtigd was deze te ontbinden. De primaire vordering zal dan ook worden afgewezen.
Facturen/verrekening
4.8.
De subsidiaire vordering ziet op de betaling van facturen voor door TSaP geleverde diensten.
4.9.
TSaP vordert de betaling van de volgende facturen:
[nummer] van € 17.856,21 inclusief BTW;
[nummer] van € 18.131,95 inclusief BTW;
[nummer] van € 8.823,52 inclusief BTW en
[nummer] van € 75.173,73 inclusief BTW.
Factuur d
4.10.
Factuur d heeft betrekking op de werkzaamheden van de teamleider over de periode 1 juli 2010 tot en met 31 mei 2012. De factuur dateert van 23 november 2012. Deze werkzaamheden zijn, zoals TSaP ter comparitie heeft toegelicht, abusievelijk niet eerder in rekening gebracht, omdat TSaP bij andere opdrachten niet afzonderlijk factureert voor de werkzaamheden van de teamleider, maar een opslag in het overeengekomen tarief voor het werk van de teamleider, die ook straatcoach is, hanteert. De Gemeente stelt zich op het standpunt dat zij niet gehouden is deze factuur te betalen. Zij is er altijd vanuit gegaan dat er is gefactureerd voor het aantal ingezette fte’s en de daadwerkelijk gemaakte uren. TSaP heeft nagelaten een specificatie van de werkzaamheden van de teamleider te geven, zodat de Gemeente deze naheffing niet hoeft te betalen, aldus de Gemeente.
4.11.
De rechtbank oordeelt als volgt. In de periode 1 juli 2010 tot en met 31 mei 2012 heeft TSaP steeds 6 fte in rekening gebracht. In het Verslag onder 3 (r.o. 2.3) staat dat TSaP steeds 6,5 fte straatcoaches zal inzetten met één teamleider. Vaststaat dat 6 fte betrekking heeft op de inzet van de medewerkers als straatcoach en 0,5 fte op de (extra) inzet van de teamleider. Aldus is 0,5 fte, anders dan overeengekomen, in de periode van 1 juli 2010 tot en met 31 mei 2013 niet door TSaP aan de Gemeente gefactureerd en is voor zijn (extra) werkzaamheden (dus) niet door de Gemeente betaald. Artikel 8 lid 3 van de Algemene Inkoopvoorwaarden (onder 2.4) vermeldt weliswaar dat ingeval van nacalculatie in de factuur opgave dient te worden gedaan van het aantal en de data van de werkelijk noodzakelijk bestede dagen of uren en een korte omschrijving van de verrichte werkzaamheden, maar deze bepaling mist hier toepassing, omdat het geen ‘nacalculatie’ betreft, maar een factuur voor werkzaamheden waarvoor de verplichting tot betaling rechtstreeks voortvloeit uit de overeenkomst. De Gemeente heeft niet (althans niet gemotiveerd) weersproken dát er werkzaamheden door de teamleider zijn verricht en dat voor die werkzaamheden in de betreffende periode niet is gefactureerd. Dit brengt met zich dat de Gemeente gehouden is deze factuur te betalen en dat de vordering in zoverre zal worden toegewezen. Wel ziet de rechtbank aanleiding om de vordering niet vanaf de dag waarop blijkens de factuur betaling had moeten plaatsvinden, te weten binnen 7 dagen na 23 november 2012, te verhogen met de wettelijke handelsrente, maar met ingang van de datum van dit vonnis. Niet is gebleken dat TSaP op enig moment voorafgaand aan de comparitie enige toelichting heeft gegeven op de factuur dan wel een verklaring heeft gegeven voor de vertraging van de toezending hiervan. Pas ter comparitie heeft TSaP daarvoor een plausibele verklaring gegeven.
Teveel gefactureerde uren
4.12.
De Gemeente betwist niet dat zij gehouden is de facturen in beginsel (deels) te betalen, maar zij stelt zich op het standpunt dat de vorderingen door verrekening volledig teniet zijn gedaan. Met betrekking tot de facturen a, b en c stelt de Gemeente dat de facturen (al dan niet deels) zien op werkzaamheden die zijn verricht gedurende het onderzoek van Hoffmann. In die periode zijn teveel uren in rekening gebracht, en aangenomen moet worden dat ook in de periode ná het onderzoek tot en met 12 september 2012 daarvan sprake was. TSaP heeft geen recht op betaling van de niet-gewerkte uren en die dienen dan ook te worden verrekend. Voorts kan het, gelet op de onderzoeksperiode en de omvang van de fraude, niet anders zijn dan dat in de periode voorafgaand aan het onderzoek er ook structureel tijdsfraude is gepleegd. Deze periode wordt gesteld op vier maanden. De procentueel in de onderzoeksperiode teveel in rekening gebrachte uren, dienen in mindering te worden gebracht op het in die periode gefactureerde. Tot slot heeft de Gemeente recht op betaling van de kosten van het rapport van Hoffmann ten bedrage van € 24.395,00 en moet ook dit bedrag worden verrekend, aldus steeds de Gemeente.
4.13.
Gezien de bevindingen van Hoffmann dat medewerkers van TSaP in de onderzoeksperiode teveel uren hebben geschreven, en TSaP ook de teveel geschreven uren in rekening heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat de Gemeente het teveel in rekening gebrachte mag verrekenen. De Gemeente heeft berekend dat 10,04% aan uren teveel in rekening is gebracht. Dit is door TSaP niet weersproken. De in factuur a gedeclareerde bedragen hebben geheel betrekking op de onderzoeksperiode, de in factuur b gedeclareerde uren deels op de onderzoeksperiode (en deels erna) en de in factuur c gedeclareerde bedragen hebben betrekking op de periode ná het onderzoek van Hoffmann, namelijk op de periode van 4 tot en met 8 september 2012. De stelling van de Gemeente dat aannemelijk is dat ook in de periode na de observaties, tot aan het moment van de ontbinding, tijdfraude is gepleegd, is niet concreet door TSaP weersproken en met de Gemeente is de rechtbank van oordeel dat het in het licht van de in het rapport van Hoffmann geconstateerde structurele tijdfraude, zeer waarschijnlijk is dat hiervan sprake is geweest. De rechtbank zal daarvan derhalve uitgaan. Dit brengt met zich dat een bedrag van € 5.301,64 (inclusief btw) mag worden verrekend (dat wil zeggen op de gefactureerde bedragen in mindering moet worden gebracht). Het totaal van de facturen onder a, b en c bedraagt € 44.811,68. De gevorderde wettelijke handelsrente over de facturen (voor zover geen verrekening plaatsheeft van 10,04% op de betreffende factuur) is toewijsbaar met ingang van de vervaldata van de betreffende facturen, nu de Gemeente vanaf dat moment in verzuim verkeert.
4.14.
De rechtbank verwerpt het verrekeningsverweer voor zover dat ziet op de aan TSaP betaalde bedragen in de periode van vier maanden voorafgaand aan het onderzoek van Hoffmann. Artikel 6:136 BW bepaalt dat de rechter een vordering ondanks een beroep van gedaagde op verrekening kan toewijzen als de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. De juistheid van het verweer van de Gemeente is niet op eenvoudige wijze vast te stellen, omdat TSaP gemotiveerd bestrijdt dat ook voordat het onderzoek door Hoffmann werd uitgevoerd tijdfraude is gepleegd en de Gemeente haar stelling niet nader heeft onderbouwd met bijvoorbeeld bewijsstukken. Dat betekent dat uitgebreide bewijslevering noodzakelijk zou zijn om over de gegrondheid van het verweer te kunnen beslissen, maar daarvoor is gelet op het bepaalde in artikel 6:136 BW geen plaats.
Kosten rapport Hoffmann
4.15.
Op basis van artikel 6:96 lid 2 onder b BW komen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking. Vereist is dat in de gegeven omstandigheden de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en dat de gemaakte kosten naar hun omvang noodzakelijk waren. De kosten van het onderzoek van Hoffmann kunnen als kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 onder b BW worden aangemerkt. De kosten van dit onderzoek bedragen (volgens de door de Gemeente overgelegde factuur van Hoffmann) € 24.395,00 inclusief btw. TSaP stelt zich op het standpunt dat de door Hoffmann in rekening gebrachte kosten veel te hoog zijn. Volgens TSaP kunnen de kosten voor de door Hoffmann verrichte observaties, uitgaande van een uurtarief per werknemer van € 100,00, hooguit neerkomen op € 12.800,00.
Gelet op de aard van de werkzaamheden van Hoffmann, de uren die zijn besteed aan het observeren van (medewerkers van) TSaP en uitgaande van het uurtarief zoals door TSaP gesteld, hetgeen de rechtbank niet onredelijk voorkomt, zou een bedrag van rond
€ 12.000,00 in rekening zijn gebracht voor werkzaamheden anders dan het observeren, zoals voor het opstellen van het rapport. De rechtbank acht die kosten onredelijk hoog. Hierbij wordt tevens in aanmerking genomen dat het onderzoek van Hoffmann ook was gericht op het onderzoeken van drugshandel door medewerkers van TSaP en dat aannemelijk is dat de in rekening gebrachte uren mede zien op het onderzoek dat daarop gericht is geweest. Hoffmann heeft op dat punt geen onregelmatigheden geconstateerd, zodat die kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank acht het in de gegeven omstandigheden – het aantal gewerkte uren en het doel van het onderzoek gerelateerd aan de uitkomst daarvan – redelijk dat de helft van de kosten van het onderzoek
(€ 12.197,50 inclusief btw) voor rekening van TSaP komen zodat dit bedrag kan worden verrekend.
Slotsom en kosten
4.16.
Gelet op het voorgaande dient de Gemeente aan TSaP een bedrag van € 102.486,27 te betalen (€ 119.985,41 (totaal facturen) - € 5.301,64 (r.o. 4.13) - 12.197,50 (r.o. 4.14)).
4.17.
TSaP heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en heeft vergoeding daarvan gevorderd. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. TSaP heeft echter niet voldoende gesteld, en uit de stukken blijkt daarvan niet, dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht ten aanzien van de facturen waarvan betaling is gevorderd. De vordering op dit punt wordt dan ook afgewezen.
4.18.
Nu beide partijen op punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten dient te dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt de Gemeente om aan TSaP te betalen een bedrag van € 102.486,27 (honderdtweeduizendvierhonderdenzesentachtig euro en zevenentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de bedragen van de facturen a, b en c (bedoeld in r.o. 4.9), steeds verminderd met 10,04%, vanaf de vervaldata van de respectieve facturen, en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het bedrag van de factuur d vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, rechter, bijgestaan door mr. C.E.P. Honing, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2015. [1]

Voetnoten

1.*